Inleiding

KANTOORWONING gebouwd naar een ontwerp van architect P.T. Wieringa uit 1926. De opdrachtgever was de heer A.K. Noorduijn. Noorduijn liet het pand, dat deels als woonhuis, deels als filiaal van de Nederlandsche Bank in gebruik werd genomen, voor zijn zoon bouwen. Het pand dat is opgetrokken in Interbellum-architectuur, is in 1948 verbouwd: de aangebouwde schuur werd verhoogd met een extra verdieping en uitgebreid met een entreepartij.

Het pand is beeldbepalend gelegen op de hoek van de U. Wilkensstraat en de Aekade, in het als beschermd gezicht voorgedragen gebied Tusschendiepen. Een HEK, bestaande uit een laag muurtje waarop gemetselde pijlers verbonden door een ijzeren stang, scheidt de tuin van de openbare weg.

Omschrijving

Twee bouwlagen hoge KANTOORWONING opgetrokken in een rode baksteen in staand verband. Het tentdak, gedekt met een zwart geglazuurde verbeterde Hollandse pan, heeft een gemetselde schoorsteen op de nok en een houten overstek met eronder een verticaal gemetseld fries. De gevels worden overwegend geleed door staande stalen vensterpartijen met onderdorpels van geglazuurde dorpelstenen; alle vensters hebben, tenzij anders vermeld, een roedenverdeling.

De hoofdentree bevindt zich in de voorgevel (west) en bestaat uit een gelakte deur met drie deurlichten en een gemetselde stoep (drie treden) tussen twee gemetselde muurtjes, in een gemetselde portiek met gepleisterde latei en pilasters van siermetselwerk; boven de entree een gemetselde borstwering met gepleisterde latei en twee spiegelbeeldig geplaatste, trapeziumvormige stalen vensters met roedenverdeling gescheiden door een band van siermetselwerk. Rechts van de entree een vensterpartij bestaande uit drie stalen vensters, samengevat onder één gepleisterde latei, gescheiden door decoratief gemetselde muurdammen. In de kap een platte dakkapel met drie vierruits ramen. Links van de entree een zijrisaliet onder een steekkap, met op de begane grond een driezijdige erker met aluminium ramen (oorspronkelijk staal), en op de verdieping een vensterreeks van drie stalen vensters. De zuidgevel heeft een venster met gekleurd glas-in-lood en een paar openslaande deuren onder een latei, die uitkomen op een loggia met halfrond gemetseld terras met rode tegelvloer, met aan weerszijden een gemetseld trapje (drie hoog) met een zijmuurtje; boven de loggia een balkon met een gemetselde, gebogen borstwering ondersteund door twee decoratief gemetselde pilaren; op de verdieping een paar openslaande balkondeuren met aan weerszijden een zijlicht met roedenverdeling. In het dakvlak een platte dakkapel met twee vierruits ramen. Links van loggia en balkon een uitgebouwd geveldeel onder een steekkap, met een over beide bouwlagen doorgetrokken driezijdige erker, waarin op de begane grond drie stalen vensters, samengevat onder een gepleisterde latei, en op de verdieping drie stalen vensters.

In de oostgevel op de begane grond een vensterpartij bestaande uit drie stalen vensters, samengevat onder één gepleisterde latei, en op de verdieping twee vensters, samengevat door een houten bloembak. Rechts ervan een zijrisaliet onder een steekkap met op de begane grond twee vensters onder één latei en twee zesruits keldervensters met rollaag en decoratieve diefijzers; op de verdieping drie vensters, samengevat door één houten bloembak. Aan de zuidzijde van het risaliet een klein vierruits glas-in-lood venster met latei en een keldervenster met latei en diefijzers.

In de achtergevel (noord) op de verdieping een vensterpartij bestaande uit drie staande houten vensters met blank glas-in-lood. In het dakvlak een dakkapel met drie vierruits ramen. Aan de achtergevel een platte, één bouwlaag hoge aanbouw, die in 1948 aan de oostzijde is verhoogd met een verdieping. In het verhoogde deel aan de oostzijde een deur met keperboogvormig deurlicht onder een anderhalfsteens rollaag, met gemetselde stoep (drie hoog) met zijmuurtje; op de verdieping twee kleine houten vierruits vensters. Aan de noordzijde drie kleine houten vierruits vensters, en op de verdieping een houten deur en twee kleine houten vierruits vensters; aan de westzijde op de verdieping een houten deur en een kleine houten vierruits venster. De verdieping is bereikbaar via een betonnen brandtrap met ijzeren leuning. In het verdiepingloze deel van de aanbouw met een goot op klossen, een vensterpartij bestaande uit drie vensters met roedenverdeling, samengevat onder één anderhalfsteens rollaag, en een vierruits venster. Aan de oostzijde een paneeldeur met kijkgat onder een anderhalfsteens rollaag, een gemetselde stoep (drie treden) met zijmuurtje, en een klein tweeruits venster.

In het INTERIEUR zijn onder meer van belang: in de vestibule de marmeren lambrizering, de dubbele tochtdeuren onder een keperboogvormig bovenlicht; in de hal de parketvloer, de houten paneeldeuren, de houten bordestrap met leuning met decoratieve spijlen en trappaal met houtsnijwerk; de salon met plafond op linnen met houten lijstwerk, de in een nis ingebouwde lage kastenwand met haard van marmer en twee houten zitbankjes; in de woonkamer de houten schouw met ionische zuilen op een voet met leeuwenkop; in de achtergang de tegellambrizering in crème en zwart, en de granito vloer.

Waardering

Kantoorwoning met hek van algemeen belang vanwege cultuur- en architectuurhistorische waarde

- als voorbeeld van een kantoorwoning in Interbellum-architectuur uit 1926

- vanwege het sobere, doch verzorgde materiaalgebruik en de detaillering

- vanwege de redelijke mate van gaafheid van zowel het ex- als het interieur

- vanwege de beeldbepalende ligging op de hoek van U. Wilkensstraat en de Aekade, die deel uitmaakt van het beschermde gezicht Tusschendiepen