Kaldenkerkerweg 27, Venlo
Inleiding
Monumentaal rijk gedecoreerd woonhuis op rechthoekig grondvlak in dwarsrichting achter de rooilijn van de Kaldenkerkerweg te Venlo, een exemplarisch voorbeeld van de voorname architectuur langs singels en uitvalswegen uit het laatst van de 19de eeuw. Aanvankelijk lag het pand schuin tegenover het station van Venlo, maar dit is na de Tweede Wereldoorlog meer naar het westen verplaatst. Het pand is in 1896 in eclecticistische stijl gebouwd, met invloeden van de Neo-Renaissance, en -in mindere mate- de Neo-Barok, en het ontwerp is toegeschreven aan architect Henri Seelen.
Omschrijving
Tweelaags pand met rechthoekig grondplan in dwarsrichting met kelder en kapverdieping onder afgeplat mansardedak met leien in schubdekking, met houten bakgoot op geornamenteerde consoles. Het pand heeft een hoge plint met geledingen en een opstand van rode baksteen met metselwerk in kruisverband. De voorgevel is asymmetrisch van opzet, met een horizontale geleding van speklagen. Het linkerdeel van de gevel springt iets uit met diamantkoppen op de hoeken, en heeft een aankappende, markante, topgevel. Diverse vensters en gevelopeningen met houten kozijnen en hardstenen vensterbanken. De indeling van de gevels is als volgt.
In de hardstenen plint van de VOORGEVEL bevinden zich twee kelderramen. Boven deze ramen bevindt zich een verdiept, rechthoekig gevelvlak met florale, hardstenen ornamenten. Dit vlak wordt afgesloten door middel van een hardstenen geprofileerde sierlijst welke ter hoogte van het venster de vensterbank vormt. Dit venster bestaat uit drie panelen, het bovenlicht eveneens. Ter weerszijden van deze bovenlichten bevinden zich de hardstenen, met acanthusbladeren gedecoreerde erkerconsoles, welke op hun beurt weer ondersteund worden door een leeuwenkop. Rechts bevindt zich een hardstenen traptrede, welke oploopt naar de originele eikenhouten deur met twee vleugels. De twee vierkante onderpanelen worden gevormd door een met vierkanten omkaderde diamantkop; de rechthoekige bovenpanelen zijn voorzien van smeedijzeren traliewerk, waarboven een kroonlijst met waaiervormig ornament, bekroond met pironnen. Boven de eierlijst een halfrond bovenlicht. De deur heeft een hardstenen, rondboogvormige deuromlijsting, met een diamantkop als sluitsteen.
De tweede bouwlaag wordt gedomineerd door een grote erkeruitbouw met afgeronde hoeken (links) en een klein Frans hardstenen balkon met balustrade boven de voordeur (rechts); hiervan is de balkondeur echter vervangen door een venster. De voormalige deuropening kent een hardstenen omlijsting, welke ter hoogte van de speklagen enigszins breder is. Boven het kalf drie gecanneleerde pilasters, waartussen twee kleine rechthoekige venstertjes; het geheel wordt bekroond met een fronton. De erker heeft een lage, hardstenen en geornamenteerde opstand met aan de onderzijde een gecanneleerd basement. Aan de voorzijde van de erker bevinden zich drie rechthoekige vensters met vierkante, glas-in-lood bovenlichten. De zijvensters met bovenlicht zijn afgerond en geheel voorzien van glas-in-lood. Het dak van de erker wordt afgedekt door een uitkragende daklijst, welke in het vlak van de kapverdieping het plat vormt voor het balkon in de topgevel. Het balkon wordt begrensd door een rijk geornamenteerd smeedijzeren hekwerk. Op dit balkon komt een deur uit met twee vleugels en bovenlicht. De TOPGEVEL wordt verticaal geleed door middel van oplopende overhoeks geplaatste vierkante pilasters, gesteund door vierkante, hardstenen consoles en bekroond met een smeedijzeren ornament. Horizontaal wordt de topgevel geleed door drie hardstenen dekplaten, welke aan de uiteinden zijn voorzien van rolwerk. De onderste dekplaat bevindt zich even boven het bovenlicht van genoemde balkondeur, slechts gescheiden door een sierlijst van diamantkoppen. Boven deze dekplaat bevindt zich een hardstenen cirkel met cartouche waarin het bouwjaar "1896" vermeld staat. De hardstenen cirkel wordt omlijst met een haaks gemetselde ronde bakstenen rand, welke ter weerszijden en aan de onderkant worden onderbroken door een ronde bol van stucwerk. Aan de bovenzijde wordt deze rand onderbroken door een console welke de middelste en hoogste overhoeks geplaatste vierkante pijler draagt. Deze pjiler breekt door de een sierlijst van gestucte bollen en de tweede en derde dekplaat heen, en wordt beëindigd -en daarmee de hele topgevel- met een monumentaal sierijzer. De ACHTERGEVEL vertoont een enigszins chaotische aanblik en bestaat hoofdzakelijk uit twee uitbouwen, waar achter nog een deel van het hoofdvolume zichtbaar is. Links bevindt zich een tweedaagse uitbouw met souterrain onder lessenaarsdak gedekt met tuiles du Nord, rechts bevindt zich de eenlaagse erkeruitbouw met souterrain onder bitumineus plat dak, gedekt met grind. Alle vensters aan de achterzijde hebben houten kozijnen, tenzij anders vermeld. De LINKER UITBOUW heeft een hardstenen plint met een opstand van rode baksteen en metselwerk in kruisverband, waarbij de gevel is geleed door middel van speklagen van gele verblendsteen. In het vlak van het souterrain bevinden zich links twee kleine raampjes onder gedrukte segmentboog met hardstenen vensterbank en rechts loopt er een trap naar de ingang tot het souterrain; deze deur onder segmentboog is echter vernieuwd. Ter hoogte van de scheiding van het souterrain en het vlak van de eerste bouwlaag bevindt zich een geprofileerde natuurstenen sierlijst welke over de gehele achtergevel doorloopt. Boven deze sierlijst bevindt zich links in het vlak van de eerste bouwlaag een smalle deur onder segmentboog, en rechts een drie-ruitsraam met glas-in-lood en afgerond bovenlicht, eveneens met glas-in-lood. In de tweede bouwlaag een rechthoekig drieruits-venster met dito bovenlicht, eveneens onder segmentboog. De rechter zijgevel van deze uitbouw vertoont in het vlak van de tweede bouwlaag aan de bovenzijde een kleine uitkraging met een geprofileerde bakstenen tandlijst, ter ondersteuning van de bakgoot in de daklijst. Overigens loopt ter hoogte van de tweede bouwlaag deze uitbouw niet geheel door tot aan het hoofdvolume; waar deze uitbouw en het hoofdvolume elkaar lijken te raken is een kleine uitsparing gemaakt ten behoeve van een daklicht. Tevens bevindt zich in de smalle verbinding tussen uitbouw en hoofdvolume een drieruits-venster met dito bovenlicht. De RECHTERUITBOUW kent in het vlak van het souterrain aan de achterzijde twee afgeronde twee-ruitsvensters onder segmentboog, en in de linker zijkant eenzelfde venstertje. Boven genoemde vensters aan de achterzijde bevindt zich een hardstenen plint, aan de bovenkant afgesloten door de reeds genoemde geprofileerde sierlijst. Het vlak van de erker kent een lage bakstenen opstand van rode baksteen in metselmozaïek. Deze opstand wordt verticaal geleed door houten balken rustend op een hardstenen blok. Centraal in deze achtergevel bevindt zich een deur bestaande uit twee houten onderpanelen met daarboven een verticaal venster met glas-in-lood bovenlicht. Ter weerszijden van deze deur bevinden zich twee vensterpanelen met glas-in-loodbovenlicht. De linkerzijgevel van de erker bestaat uit drie rechthoekige vensters met bovenlicht, waarbij zowel de bovenlichten àls de vensters zijn voorzien van glas-in-lood. Tussen de bovenlichten en de daklijst bevindt zich een opstand van hout. De achtergevel van het HOOFDVOLUME is alleen zichtbaar ter hoogte van de tweede bouwlaag en de kapverdieping, en kent een horizontale geleding van speklagen van gele verblendsteen. Links bevindt zich de verbinding tussen de tweede bouwlaag van het hoofdvolume en de tweede bouwlaag van de linkeruitbouw. In de rechterhelft van dit vlak bevindt zich een gevelopening in hout met twee rechthoekige twee-ruitsvensters met vierkant bovenlicht en rechts een houten deur, eveneens met vierkant bovenlicht. Vlak onder de daklijst een uitkragende geprofileerde bakstenen tandlijst, ter ondersteuning van de bakgoot. In de kapverdieping bevindt zich links een groot rechthoekig dakraam ter verlichting van het trappenhuis, rechts een vernieuwde dakkapel bestaande uit twee openslaande vensters en recht daarboven een klein vierkant dakvenster. Het pand beschikt nog over diverse elementen van het originele INTERIEUR. De vloer van de gang bestaat uit marmeren vloertegels met lambriseringen van witte tegeltjes. De authentieke houten trap is uitgerust met een rijk geornamenteerde hoofdbaluster. Halverwege de gang zijn er twee pilasters, echter alleen tegen de bovenzijde van de muur, de onderhelft is verdwenen. Voorts heeft het plafond de nodige stucwerkornamenten. Links van de centrale gang bevinden zich de kamers-en-suite. Deze zijn eind jaren '50, begin jaren '60 van de 20ste eeuw grondig verbouwd ten behoeve van een kantoorfunctie; hierbij zijn ook alle suitedeuren verdwenen, alsmede de schouwen op de begane grond. In een later stadium toen het pand opnieuw een woonfunctie kreeg zijn ook alle paneeldeuren verwijderd (ook op de verdiepingen). Wèl is nog overvloedig stucwerk in Eclecticistische trant aanwezig; in beide vertrekken met een dubbele sierrand met hoekornamenten en een groot rozet van acanthusbladeren omringd door een dubbele guirlande in de vorm van een zespuntige ster. In de plafonds zijn gaten gemaakt ten behoeve van kantoorverlichting, welke echter eenvoudig verwijderd zou kunnen worden. Aan de achterzijde van de kamers-en-suite bevindt zich nog een derde vertrek; dit was hoogstwaarschijnlijk de eetkamer, gezien de dichtgemaakte gevelopening (deur) in de rechterzijwand; deze zou toegang tot de keuken hebben gegeven. De eetkamer wordt verlicht door een groot rechthoekig daklicht bestaande uit twee tweeruitsvensters, met halfronde zijlichten aan de uiteinden. Achter de eetkamer bevindt zich vervolgens de serre.
Op de verdieping zijn er grote stucwerkornamenten in neo-barokke stijl aanwezig in de voorkamer (voormalige slaapkamer) en achterkamer (idem). De ruimte tussen beide ruimten bestaat uit kasten. De voorkamer beschikt nog over de originele zwart-marmeren schouw, alsmede over de originele gietijzeren centrale verwarming. Aan de voorzijde van dit vertrek bevinden zich ook de toegangsdeuren tot de erker van de eerste verdieping, welke zo bepalend is voor het exterieur van het pand. Voorts heeft het plafond van de gang op de eerste verdieping ook nog enige stucwerkornamenten. De kelder heeft veel van haar oorspronkelijke karakter verloren; aanwezig zijn nog het 19de-eeuwse booggewelf, de originele plavuizen en één paneeldeur.
Waardering
Het object is van algemeen belang. Het is van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een culturele en sociaal-economische ontwikkeling, namelijk de stichting van woningen in het bestaande stedelijke weefsel, in het bijzonder langs uitvalswegen en langs singels; het is tevens van belang voor de typologische ontwikkeling van het woonhuis. Het object is architectuurhistorisch van belang vanwege de stijl, de esthetische kwaliteiten van het architectonisch ontwerp in combinatie met nog bestaande interieurelementen en als voorbeeld van het oeuvre van architect Henri Seelen. Daarnaast heeft het object enige ensemblewaarde door de ligging aan de Kaldenkerkerweg en is van het belang vanwege de architectonische gaafheid van met name het exterieur.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Woonhuis | Woningen en woningbouwcomplexen | Woonhuis(K) | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kaldenkerkerweg | 27 | – | 5913 AB | Venlo | – | – | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | D | 1446 | – | Venlo |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1896 | 1896 | – | vervaardiging |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Seelen, H. ; Limburg | architect / bouwkundige / constructeur | – |