Inleiding.

Het complex bestaat uit een aaneengesloten reeks WOONHUIZEN in Eclectische stijl, gebouwd onder architectuur van C.P. van Genk, in opdracht van de fabrikant A. Asselbergs. De huizen zijn gepleisterd om de hergebruikte bakstenen, afkomstig van de ontmantelde stadswallen, aan het oog te onttrekken. De compositie is op te vatten als een paleisachtige paviljoenopbouw met diverse assen. De gevelwand is symmetrisch van opbouw met accenten op de vooruitspringende hoekpanden, twee middenassen en het middelste gebouw. Dit laatste, nr. 28, was het woonhuis van de opdrachtgever. Het geheel wint aan belang doordat de nummers 16 tot en met 26 en 34 tot en met 40 voorzien zijn van de oorspronkelijke stoeppalen. Tesamen met de rij woonhuizen aan de overzijde vormt het de monumentale entree van het station tot de binnenstad.

Waardering.

Het complex is van algemeen belang. Het heeft cultuurhistorische waarde als beeldbepalend onderdeel van de stadsuitleg uit het laatste kwart van de 19de eeuw en de relatie die het heeft tot de ontwikkeling en uitbreiding van de stad, het is van belang voor de ontwikkeling van de typologie van het stedelijk woonhuis in de 19de eeuw. Het geheel heeft architectuurhistorische waarde vanwege de evenwichtige en verzorgde compositie en is van belang voor het werk van de architect Van Genk. Het is van bijzondere betekenis voor het aanzien van de stad en tevens van belang vanwege de gaafheid van het exterieur. Doordat de ontwerpen van de bebouwing aan de Stationsstraat in één hand zijn gebleven, is er sprake van architectuurhistorische zeldzaamheid. In stedebouwkundig opzicht is het een typerende ontwikkeling in Zuid-Nederland.