Schuin in de rooilijn staand PAND, waarin gehuisvest de Herenkamer, onder afgeplat schilddak met leien gedekt, opgetrokken in baksteen, afgewisseld met natuurstenen blokken en banden, in een mengvorm van neo-Renaissance en Jugendstil.

De voorgevel is voorzien van eigentijdse kruiskozijnen met glas-in-loodvullingen, in het midden een topgevel met bekroningen in Jugendstil en te weerszijden afgesloten met een kroonlijst op klossen.

De aan een binnenplaats grenzende achtergevel in dezelfde trant uitgevoerd, in het midden voorzien van een rijk uitgewerkte schoorsteenpartij en te linkerzijde een uitgebouwd ingangsportaal onder pannen zadeldak met twee schilden aan de voorzijde, een eenvoudig omlijste deur, goot op klossen.

Inwendig een balkenzoldering, kasten, betimmering, wandversiering en meubilair, waaronder een U-vormige tafel met bijbehorende stoelen, uit de bouwtijd; aan de zijde van de binnenplaats een door een gedrukte boog afgescheiden erker, waarin de schouw, voorzien van geglazuurde tegels. Het geheel is ongeveer in 1902 gebouwd en vermoedelijk ontworpen door P. Kleiweg Dyserinck.