H. Fredericus, Steggerda
Inleiding
Hoofdobject van het kerkelijk complex is de Katholieke KERK, gewijd aan de H. Fredericus. De kerk werd in 1921 gebouwd naar ontwerp van architect Wolter te Riele in een stijlvariant van de Neo-gotiek. Wolter te Riele was in dit opzicht een traditionalist die tot zijn overlijden in 1937 een aanhanger bleef van de neo-gotische bouwtrant. Het ontwerp voor de kerk dateert uit 1920 en is sterk verwant aan dat van de voormalige kerk van Montfort (Zuid Limburg), die in de oorlog is verwoest. De bouw werd in september/november van 1920 gegund aan de gebroeders Koenders uit Enschede. De kerk diende als vervanging van de schuilkerk uit 1839, die elders (Overburen) was gebouwd.
Enkele INTERIEURONDERDELEN, waaronder enige heiligenbeelden, de preekstoel, het doopvont en het hoofdaltaar van de oude kerk zijn opnieuw gebruikt in de huidige kerk. Het INTERIEUR van de kerk en het beeld van de H. Fredericus werden opnieuw geschilderd in de periode 1976-1981. In 1993 is de leibedekking van de kerk vervangen door keramische leien; vermoedelijk zijn bij het herbeleggen van het dak enkele houten dakkapellen op de pseudotransepten verwijderd.
De luidklokken in de toren zijn voor de bescherming van ondergeschikt belang. Buiten de bescherming van rijkswege valt de aanbouw voor de verwarmingsinstallatie, wegens te geringe architectonische waarde.
Omschrijving
De kerk ligt ruim teruggerooid van de straatweg, aanvankelijk omgeven door een processiepark, en van de weg gescheiden door een smeedijzeren hekwerk op een gemetseld keermuurtje. De uiteinden van het hekwerk zijn pikhaakvormig en op de stijlen kromstafvormig. Het oorspronkelijke toegangshek naar de kerk is later verplaatst naar de ingang van het kerkhof. De kerk heeft globaal een rechthoekige grondvorm met een lengte van vijf raamtraveeën: aan de westzijde met een versmald portaaltravee en aan de oostzijde met een driezijdig gesloten koor, geflankeerd door twee kleinere meerhoekige zijkapellen. Uitwendig lijkt het kerkgebouw een kruiskerk vanwege de sprongsgewijze, hoger opgetrokken schijntransepten die echter ten opzichte van de gevelwand nauwelijks risaleren en door het plaatsen van een toren op de 'viering'. Inwendig wordt door middel van de lichttoetreding via de dakkapellen met een pseudogalerij een lichtbeuk nagebootst. De kerk is opgetrokken in donkerbruine bakstenen op een trasraam van donkerbruine klinkers met een rollaag. De zijgevels worden horizontaal geleed door eenmaal versneden steunberen en lisenen. Langs de onderdorpels en gevellijsten zijn decoratieve metselverbanden toegepast, zoals ondermeer muizetand, gewone tand en door verticaal metselwerk in reliëf. Alle vensters zijn spitsboogvormig en hebben gebrandschilderde glas-in-loodramen.
Het kerkschip wordt gedekt door een ingezwenkt zadeldak, de pseudotransepten door zadeldaken en de abscis en de zijkapellen door meerzijdige tentdaken. De nokhoogte van het portaaltravee en het koortravee zijn aanmerkelijk lager dan die van het schip. In de knik van de dakschilden van het schip, zowel aan de noord- als aan de zuidzijde, staan twee bakstenen dakkapellen onder zadeldak met twee spitsbogige vensters met glas-in-lood. Op de pseudotransepten staat nog één van de oorspronkelijk vier kleine, houten dakkapellen. In het oostelijk dakschild van het koor is een identieke houten dakkapel aangebracht. De zeskante toren heeft een ingezwenkte zeszijdige spits belegd met leien in Rijndekking en bekroond door een smeedijzeren kruis met weerhaan. Smeedijzeren kruisen staan ook op de nok boven het portaaltravee en op de koningsstijl van het koor.
De westgevel wordt horizontaal geleed door twee lijsten en vlechtingen in de geveltop. Boven de toegang is een groot spitsboogvormig drielichtvenster en aan weerszijden van het portaal zijn smalle spitsboogvormige vensters in een spitsbogig spaarveld over de gehele gevel. Het eenbeukige portaaltravee heeft een verdiepte toegang met een porte brisee en gesmeed hang- en sluitwerk. Het portaal heeft een graatgewelf. Aan weerszijden van het portaal zijn zij-ingangen; die aan de noordzijde geeft toegang tot de doopkapel.
De zuidgevel springt ter hoogte van de pseudotransept enigszins naar voren en heeft daar grote spitsboogvensters, elk in een dubbel spitsboogvormig spaarveld. Aan de zuidelijke zijkapel is de sacristie aangebouwd. Deze is opgetrokken in donkerbruine bakstenen onder schilddak; de ramen zijn spitsboogvormig. De oostzijde van de kerk wordt gevormd door de gevels van de zijkapellen en het koor. De gevels worden verticaal geleed door een tandlijst onder de afzaten van de spitsboogvensters. Het bovenste gedeelte van de gevels van het koor wordt op de hoeken versterkt door lisenen, waarvan de bovenste gedeelten verdiept in de gevel zijn gemetseld. In de bovenste helft van de gevels spitsboogvensters met glas-in-loodramen. De onderste helft van de gevels zijn onversierd. Op de koningsstijlen van de zijkapellen zijn opengewerkte, zinken bekroningen.
De noordgevel springt ter hoogte van de pseudotransept enigszins naar voren en heeft daar grote spitsboogvensters elk in een dubbel spitsboogvormig spaarveld.
De vieringtoren heeft op de hoeken van de zes zijden versneden steunberen, waarvan de bovenste gedeelten verdiept in de gevel zijn gemetseld. Aan alle zijden zijn spitsboogvormige galmgaten in een spitsboogvormig spaarveld met een kruismotief in het lunet. In de toren bevindt zich een ijzeren klokkenstoel met drie luidklokken uit 1948 en twee uit 1949, gegoten door de fa. Petit & Fritsen te Aarle Rixtel.
Het INTERIEUR van de kerk is in hoge mate oorspronkelijk.
De ruimtelijke geleding is driebeukig en volgens het gebonden stelsel. De lage zijbeuken met een variatie op het kruisribgewelf worden van het hogere middenschip met kruisribgewelven gescheiden door scheibogen en bakstenen kolommen. Het verhoogde priesterkoor is later tot in de 'viering' doorgetrokken, waardoor een aantal kerkbanken naar achteren is verplaatst. De kerkvloer is betegeld. De wanden zijn uitgevoerd in schoon metselwerk van lichtbruine bakstenen; in het koor zijn de wanden verlevendigd door spitsbogige spaarvelden met schilderingen in de lunetten aan weerszijden van het altaar. De voorstellingen verwijzen naar de eucharistie (Offer van Abraham en Offerande Melchisedek; gerestaureerd M. Kuipers, 1980) en door de decoratieve toepassing van groene pigment op de bakstenen. De gewelfvelden zijn gepleisterd en voorzien van beschilderingen: in de zwikken van het middenschip en de zijbeuken zijn bloemmotieven aangebracht en in de zijschepen verder nog engelen met banderollen. Het plafond in de 'viering' bestaat uit een netgewelf. In het priesterkoor is een sterrenhemel geschilderd met op de sluitsteen de afbeelding van het Lam Gods. De gekleurde glas-in-loodramen in de zijbeuken hebben voorstellingen naar de teksten van de acht zaligsprekingen, elk verbeeld door een heilige met attribuut. In de ramen van het pseudo-transept aan de noordzijde zijn twee voorstellingen uit het leven van de kerkpatroon de H. Fredericus en aan de zuidzijde bevatten de twee ramen voorstellingen van de H. Familie en de H. Jozef, beide vervaardigd in 1921 met de melding van de schenkers.
De koorramen hebben voorstellingen van engelen en scènes uit het Nieuwe Testament: de Annunciatie, de Geboorte, Gethsemane, de Kruisiging, de Verrijzenis en het Pinksterwonder.
In de Mariakapel verbeelden de glas-in-loodramen episoden uit het leven van Maria: het huwelijk van Joachim en Anna, de geboorte van Maria, de twaalfjarige Jezus in de tempel en de kroning van Maria. In de Jozefkapel verbeelden de glas-in-loodramen episoden uit het leven van Jozef: het huwelijk van Jozef en Maria, de vlucht naar Egypte en het sterfbed van Jozef.
De INTERIEURONDERDELEN van de kerk zijn te verdelen in drie groepen: die welke afkomstig zijn uit de oude kerk aan de Overburen, die welke gemaakt zijn voor de kerk en kort na de voltooiing ervan zijn opgesteld en die welke eerst veel later aan het interieur zijn toegevoegd. Tot de eerste groep behoren de neogotische preekstoel (1872) en het neogotische houten doopvont in de kapel aan de noordwestzijde, beide vermoedelijk vervaardigd door pastoor Johannes Schutte (1859-1885) met gebruikmaking van reeds bestaande heiligenbeeldjes. Voor de kerkinrichting vervaardigd zijn ondermeer: de genummerde banken (1/4-21), de neo-renaissancistische biechtstoelen in de 'transepten', een gepolychromeerd neogotisch triomfkruis, de 14 ingelijste kruiswegstaties (Jos Pauels, Kevelaer 1924), de gepolychromeerde heiligenbeelden aan de pijlers van de viering van de H. Isidorus en de H. Fredericus (H. Moors, Kevelaer 1924/1925), het hoogaltaar met een bronzen retabel van de firma Gebr. Roosmalen (Utrecht); op het zangkoor aan de westzijde een (niet monumentaal) orgel in Neo-renaissancistische kas. Eenklaviers orgel gemaakt door onbekende bouwer in de tweede helft van de 19e eeuw. De orgelkas is niet van waarde uit het oogpunt van monumentenzorg. Eerst later aan het interieur toegevoegd zijn het retabel op het Maria-altaar en de kroonluchters.
Tot de nevenruimte van de kerk behoort de sacristie met de kleedkamers van de celebrant en misdienaars. Tot de oorspronkelijke inrichting daarvan behoren ondermeer de neo-gotische losse en vaste kasten (onder meer paramentenkast) en piscina.
Waardering
De Katholieke kerk van Wolter te Riele uit 1921 is van algemeen cultuurhistorisch en architectuurhistorisch belang:
- als bijzondere uitdrukking van een historische ontwikkeling, in het bijzonder de kerkgeschiedenis van dit gebied,
- als laat voorbeeld van de doorwerking van de neo-gotische traditie,
- als exemplarisch voorbeeld van deze traditionalistische uitwerking van de late Neo-gotiek van de architect Wolter te Riele,
- als sober uitgevoerde variant van de voormalige kerk te Montfort en de St. Jan op Pathmos in Hengelo,
- vanwege de redelijke mate van esthetische kwaliteit van het ontwerp,
- als essentieel onderdeel van een groter complex dat van cultuurhistorisch belang is op bovengemeentelijke schaal,
- vanwege de bijzondere betekenis van het object als markant herkenningspunt in de omgeving,
- vanwege de zeer hoge mate van gaafheid van het interieur,
- vanwege de hoge mate van gaafheid van het exterieur.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
Het kerkelijk complex bestaande uit de rooms-katholieke KERK gewijd aan de H. Fredericus, PASTORIE en CALVARIEBERG is gebouwd naar ontwerp van Wolter te Riele. De voorbereidingen voor het ontwerpen van een nieuwe kerk begonnen in 1920. De architect ervan, Wolter te Riele, was een traditionalist die tot zijn overlijden in 1937 een aanhanger bleef van de neogotische bouwtrant. Om budgettaire redenen werden een aantal bezuinigingen in het plan aangebracht, waarvan het reduceren van het aantal zitplaatsen in de kerk, van 600 naar 425, in architectonisch opzicht de belangrijkste was. Het complex is gebouwd op een rechthoekig perceel. Op het terrein zijn gerealiseerd: de kerk, de pastorie een nieuwe begraafplaats. Kerk en pastorie liggen ruim teruggerooid van de weg en worden daarvan gescheiden door een hekwerk, met bakstenen hekpijlers. Rond de gebouwen en binnen het hek werd een processiepark ingericht, waarvan het padenbeloop is verdwenen, maar de beplanting gedeeltelijk is bewaard. De begraafplaats is ten noorden van de kerk aangelegd. Toen de huidige Neo-gotische kerk te Steggerda in 1921 was voltooid werd de Waterstaatskerk op de historische lokatie aan de Overburen verlaten. Na de Reformatie in 1580 consolideerden de missie-activiteiten van de katholieken zich in de provincie Friesland globaal ten zuidwesten van de lijn Harlingen-Leeuwarden-Wolvega. In het uiterste zuiden van de provincie, op de grens met Overijssel ontstond tussen 1657-1693 een afsplitsing van de statie Steenwijkerwold te Overburen, een buurschap nabij Steggerda. De schuilkerk in een schuur werd in 1839 vervangen door een Waterstaatskerk. Die kerk is thans gesloopt; op de plaats van de oude statie staat nog wel de voormalige pastorie en ligt in het struweel de oude begraafplaats (1839).
Omschrijving
Hoofdobject van het kerkelijk complex is de Katholieke KERK, gewijd aan de H. Fredericus. De kerk werd in 1921 gebouwd naar ontwerp van architect Wolter te Riele in een stijlvariant van de Neo-gotiek. De gevels van de kerk zijn opgetrokken in donkerbruine bakstenen. Inwendig is het een laat voorbeeld van de vermenging van stucadoors- en baksteenneo-gotiek, waarbij een lichtere kleur baksteen is toegepast. De kerk is gebouwd door het aannemersbedrijf Gebroeders Koenders uit Enschede.
Het INTERIEUR van de kerk werd opnieuw geschilderd in de periode 1976-1981. In 1993 is de leibedekking van de kerk vervangen door schubleien in Maasdekking; vermoedelijk zijn bij het herbeleggen van het dak enkele houten dakkapellen op de pseudotransepten verwijderd.
De PASTORIE behorende bij de Katholieke kerk te Steggerda is in 1920 ontworpen door Wolter te Riele en in 1921, met enige wijzigingen ten opzichte van het ontwerp uit 1920, gebouwd door de aannemers-parochianen Lambert ten Kampe en J. van der Vegt. Het exterieur werd in dezelfde bakstenen opgetrokken als de kerk.
Aan de oostzijde van de niet beschermde begraafplaats ten noorden van de Katholieke kerk ligt een opgeworpen aardhoop met daarop een beeldengroep, een zogeheten CALVARIEBERG. Een dergelijke beeldengroep is typerend voor een katholieke begraafplaats. De beelden zijn vervaardigd in 1926 door H. Moors te Kevelaer (Duitsland).
Waardering
Het complex van de parochie gewijd aan de H. Fredericus werd in 1920 ontworpen door Wolter te Riele. Met enige wijzigingen in het oorspronkelijke ontwerp werd het in 1921 gebouwd. Het bestaat uit de kerk en de pastorie met hekwerk en is in 1926 aangevuld met een Calvarieberg op de begraafplaats. Het complex vormt een eenheid die van algemeen cultuur- en architectuurhistorisch belang is:
- als bijzondere uitdrukking van een historische ontwikkeling, in het bijzonder de kerkgeschiedenis van dit gebied,
- als laat voorbeeld van de doorwerking van de neo-gotische traditie,
- als exemplarisch voorbeeld van deze traditionalistische uitwerking van de late Neo-gotiek van de architect Wolter te Riele,
- als sober uitgevoerde variant van de voormalige kerk te Montfort en de Sint Jan op Pathmos in Hengelo,
- vanwege de redelijke mate van esthetische kwaliteit van het ontwerp als geheel en van de onderdelen ervan,
- vanwege de bijzondere betekenis van de kerk als markant herkenningspunt in de omgeving,
- vanwege de hoge mate van gaafheid van het exterieur van kerk en pastorie,
- vanwege de zeer hoge mate van gaafheid van het interieur van kerk,
- als exemplarische voorbeeld van een Calvariegroep op een Friese katholieke begraafplaats,
- vanwege de redelijke mate van zeldzaamheid van een Calvariegroep op regionaal niveau.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Erfscheiding(D1) | Voorwerpen op pleinen en dergelijke | Erfscheiding(D) | oorspronkelijke functie | – |
Kerk | Religieuze gebouwen | Kerk en kerkonderdeel | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Pepergaweg | 45 | – | 8395 PB | Steggerda | – | – | Ja |
Pepergaweg | 47 | – | 8395 PB | Steggerda | – | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | D | 739 | – | Blesdijke |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1921 | 1921 | – | vervaardiging |