gebouw voor geodesie, Delft

Inleiding

UNIVERSITEITSGEBOUW met hoogleraar-directeurswoning, oorspronkelijk gebouwd voor de Afdeling der Geodesie, Landmeten en Waterpassen van de Polytechnische School, gebouwd tussen 1892-1895 naar ontwerp uit 1891 van rijksbouwkundige J. van Lokhorst in de stijl van de Neo-Hollandse Renaissance.

De hoogleraar landmeten, waterpassen en geodesie prof. dr. Ch. M. Schols - van 1878-1897 aan het instituut verbonden - zette zich in de jaren tachtig van de negentiende eeuw in voor een nieuw gebouw, omdat men in het bestaande gebouw kampte met ruimtegebrek. Het gebouw werd in 1896 in gebruik genomen door de Dienst der Rijksdriehoeksmeting (in handen van de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing) en de Polytechnische School voor het onderwijs in landmeten en waterpassing. Op het hoger opgetrokken middendeel werd naar voorbeeld van de Leidse sterrenwacht een observatorium gebouwd. Aan de achterzijde bevond zich een 52 meter lange zaal met veranda voor het verrichten van oefeningen en metingen in de open lucht. Aan het begin van deze eeuw werd hier een verdieping aan toegevoegd. Aan de westzijde werden een conciërgewoning en een loods voor de opslag van de materiaalwagens gebouwd, die beide inmiddels gesloopt zijn. Door het op één as plaatsen van alle verschillende bouwonderdelen kreeg het complex een totale lengte van 111,5 meter.

De Rijksdienst voor Driehoeksmeting werd in 1930 opgeheven. Na de verhuizing van de afdeling Geodesie naar nieuwbouw aan de Thijsseweg 11, deed het universiteitsgebouw van 1975 tot 1989 onder meer dienst als Technisch Tentoonstellingscentrum. In de jaren tachtig startte een grondige restauratie onder leiding van de Rijksgebouwendienst en vervolgens werd het gebouw geschikt gemaakt voor gebruik door de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat.

Het gebouw ligt ten zuiden van het Rijn-Schiekanaal in de noordoosthoek van de Wippolder. Het ligt met de lange zijde aan de Kanaalweg, in een lichte hoek ten opzichte van het kanaal.

N.B. Belendend aan de westgevel, terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw, liggen de nieuwbouwvleugels, die niet bij de bescherming van rijkswege zijn betrokken.

Omschrijving

Universiteitsgebouw opgetrokken in schoonmetselwerk op een nagenoeg rechthoekige plattegrond. De samengestelde bouwmassa aan de Kanaalweg bestaat uit de vijf bouwlagen hoge risalerende toren met plat dak met aan weerszijden een zijvleugel van twee bouwlagen hoog en aan de oostzijde een samengestelde bouwmassa van twee lagen, waarin zich de woning van de hoogleraar-directeur bevond. De zadeldaken van de vleugels - met de nok evenwijdig aan de voorgevel - en het samengestelde zadeldak van de woning zijn gedekt met blauwe leien in Maasdekking. De dakvlakken worden afgesloten door eenvoudige houten daklijsten. De voorste dakschilden van de vleugels wordt doorsneden door twee rijen van een groot aantal, op regelmatige afstand van elkaar geplaatste dakhuisjes. Achter deze hoofdmassa bevindt zich een evenlange twee bouwlagen hoge vleugel onder ononderbroken zadeldak gedekt met blauwe leien. Aan de oostzijde hiervan bevindt zich een twee bouwlagen hoge uitbouw op rechthoekige plattegrond onder een schildkap, die ingrijpt in het zadeldak. De gevels zijn opgetrokken in grauwe baksteen in kruisverband en worden verlevendigd met speklagen in gele baksteen, siermetselwerk in geel en rood in de boogvelden, rijk geprofileerde dagkanten en stijlen in rode verblendsteen, natuurstenen waterlijsten/lekdorpels, lateien, aanzetblokjes van de ontlastingsbogen, vensterstijlen en -dorpels en rijk gedetailleerde smeedijzeren gevelankers. Onder de eenvoudige gootlijst een kraalrand van rode baksteen met natuurstenen blokjes en een gemetselde tandlijst.

De voorgevel van het hoofdgebouw is over de middenas te spiegelen met in het midden de drie traveeën brede risalerende toren en aan weerszijden de acht traveeën lange vleugels. Tussen de vensters bevinden zich lisenen met speklagen, waar de uitkragende waterlijsten in doorlopen. De rechtgesloten, staande vensters hebben diepe neggen en vanaf de lisenen verspringende dagkanten. De gevel wordt afgesloten met een samengestelde bakstenen sierlijst. De voorgevel van de toren bevat in het midden een met briefpanelen verrijkte dubbele houten deur met origineel smeedijzeren geheng en beslag met aan weerszijden een gekoppeld venster met gemetselde tussenstijl en rondboogvormige boogvelden. Boven de deur bevindt zich een reliëf in natuursteen met vijf nissen waarin allegorische vrouwenfiguren staan. Op de buitenste lisenen zijn smeedijzeren lantaarns bevestigd. Op de verdieping bevinden zich drie gekoppelde vensters met driedelige ramen en in het boogveld gebeeldhouwde reliëfs, die betrekking hebben op de functie van het gebouw. Links en rechts houden figuren schriftrollen met tekst vast, terwijl in het midden het Nederlandse wapen met de tekst Je Maintaindrai staat afgebeeld. In de derde bouwlaag bevinden zich drie kruisvensters met in de boogvelden siermetselwerk. Daarboven zijn de rondboogvormige vensters, waarvan de geprofileerde dagkanten doorlopen in de rondboog, voorzien van gemetselde traceringen. De bovenste laag bevat drie eenvoudige, tweedelige vensters.

De toren wordt rondom beëindigd door een gemetselde balustrade op een uitkragend boogfries. Op het platte dak van de toren staat het in hout opgetrokken observatorium. Dit bestaat uit een vierkante onderbouw met rondom vensters en met daarop een met koper bekleedde, draaibare observatiekoepel, die voor de telescoop via een beweegbaar luik geopend kan worden en eveneens rondom vensters bevat. De zijgevels van de toren bevatten over meerdere bouwlagen doorlopende blindnissen en op de bovenste laag een viertal eenvoudige, tweedelige vensters. De gevels van de vleugels bevatten kruisvensters met in de boogvelden siermetselwerk. De tuitvormige westgevel is blind en valt op door het sterke horizontale accent van de gele speklagen.

Aan de oostzijde bevindt zich de hoogleraar/directeurswoning, die bestaat uit twee bouwlagen die grofweg op een T-vormige plattegrond zijn opgetrokken. De verdiepingshoogte is geringer dan die van het hoofdgebouw, waardoor het gebouw als geheel lager is. Onder de twee haaks op elkaar aansluitende zadeldaken bevindt zich de zolder. Aan de oostzijde bevinden zich twee lagere volumes onder lessenaarsdaken, waarin de entree en dienstruimten gesitueerd zijn en waarop een hoge gemetselde schoorsteen staat, die afgesloten wordt met een balustrade. De gootlijst rust op klossen en heeft een geprofileerde rand. De detaillering en het materiaalgebruik is overeenkomstig het hoofdgebouw. Op het oostelijke dakvlak bevinden zich drie dakkapellen, die iets forser zijn dan de op de overige dakvlakken aanwezige dakhuisjes en uitgevoerd zijn met houten voorschotten. Het zuidelijke dakvlak wordt doorsneden door twee dakhuisjes. Op de nokken pirons. De rechtgesloten, staande vensters bestaan uit stolpramen met enkel bovenlicht in de eerste bouwlaag en driedelig bovenlicht op de verdieping. Detaillering met kraalrand, ontlastingboog met boogveld en siermetselwerk. De risalerende kopgevel is uitgevoerd als tuitgevel met rondboogvormige blindnissen aan weerszijden van het gekoppelde venster. In de bouwlagen telkens twee vensters. Het terugliggende gevelvlak rechtsdaarvan bevat op ieder bouwlaag twee venster. De entree bestaat uit een hardstenen stoep en een entreedeur met een rijk gesneden paneeldeur met ruiten met daarboven een luifel met smeedijzeren, rijkversierde constructie en glas. In de oostgevel v.l.n.r. (in uitbouw onder lessenaarsdak) een zesdelig schuifraam, (in lagere uitbouw onder lessenaarsdak) twee vensters, daarboven een driedelig venster onder gedrukte ontlastingsboog met gemetselde muurdammen tussen staande houten ramen, de rechteras met op iedere bouwlaag een venster. De asymmtrische vierassige achtergevel heeft een ijzeren veranda. De rechteras bevat in de eerste laag deur met driedelig bovenlicht, en op de verdiepingen trapsgewijs verspringende staande vensters. De drie linker assen zijn identiek met op de begane grond openslaande terrasdeuren met driedelige bovenlichten en op de verdieping stolpramen.

Langs de zeventien-assige achtergevel (zuidzijde) bevindt zich een gietijzeren veranda met spantconstructie geplaatst op negen kolommen. In de zwikken van de kolommen sierwerk. De gevel wordt horizontaal geleed door metsellagen van gele baksteen. Onder de eenvoudige gootlijst een sierlijst in uitkragende baksteen. Rechtgesloten vensters met zesdelige ramen en dubbele openslaande deuren in de eerste laag, rechtgesloten gekoppelde vensters met gemetselde smalle stijlen en tweedelige ramen op de verdieping. In de zuidgevel van de uitbouw in iedere laag twee vensters. In de westgevel vier vensters in de eerste laag en op de verdieping enkele staande vensters.

In het midden van het gebouw bevindt zich de entreehal met de hoge toren. Links en rechts daarvan bevinden zich de identieke vleugels waarin zich de werk- en onderwijsvertrekken bevonden.

In het interieur zijn onder meer van belang het gave trappenhuis/toren met het observatorium en in het voormalige woonhuis een tegelvloer, lambrizering en neventrappenhuis.

De traptoren bestaat uit een dragende bakstenen constructie, die bestaat uit drie rechthoekige pijlers, waarvan de voorste twee zich verjongen en uiteindelijk als één pijler de observatoriumkoepel dragen. Rondom deze pijlers, langs de wanden van het trappenhuis, bevinden zich gietijzeren trappen met smeedijzeren balustrade. De pijlers bestaan uit baksteen in diverse typen en kleuren, waarmee een horizontale geleding gemaakt is. In de toren hangt een ijzeren hijsinstallatie. Het observatorium bestaat uit een houten koepel, waarin een mechanisch bedienbaar houten luik is verwerkt. Daaronder bevindt zich een 'lokaal voor waarnemingen', dat deel uitmaakt van de houten torenopbouw en van het centrale trappenhuis afgescheiden is met een betimmering.

Waardering

Het voormalige universiteitsgebouw van de Afdeling der Geodesie, Landmeten en Waterpassen uit 1891 is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde

- als uitdrukking van een specifieke functie, namelijk universiteitsgebouw voor Geodesie, Landmeten en Waterpassen en vanwege de plaats die het inneemt in de geschiedenis van de Technische Universiteit Delft.

- als gaaf voorbeeld van een monumentaal gebouw in Neo-Hollandse Renaissancestijl, vanwege de plaats die het inneemt in het oeuvre van de rijksbouwkundige Van Lokhorst en vanwege de karakteristieke hoofdvorm, materiaalgebruik en detaillering, en de bijzonderheden in het interieur en van de constructie van de traptoren.

- Het gebouw heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de beeldbepalende ligging aan het Rijn-Schiekanaal en de ruimtelijk-functionele en visuele relatie met de omringende TU-gebouwen.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
525308
Provincie
Gemeente
Plaats

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Universiteitsgebouw Cultuur, gezondheid en wetenschap Onderwijs en wetenschap oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Kanaalweg 4 2628 EB Delft Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Cultuur, gezondheid en wetenschap Onderwijs en wetenschap Technische hogeschool
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
E 3698 Delft
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1892 1895 vervaardiging
Ambachten
Name Beroep Notitie
van Lockhorst, J. ; Drenthe architect / bouwkundige / constructeur
Naar boven