Neo-gotische KRUISBASILIEK met twee verschillende ingangstorens en dakruiter, gebouwd in 1877-'82 naar ontwerp uit 1874 van E.J. Margry ter vervanging van een oudere Waterstaatskerk, met uitgebouwd aan de zijde van de Oude Langendijk de sacristie met verdieping onder zadeldak en traptorens onder tentspits terzijde, en catechismuszaal met verdieping onder zadeldak. De beide ingangstorens - waarvan de ene een opengewerkte vierkante lantaarn bezit en de andere een achtzijdige - bevatten 4 luidklokken, uit 1883 van de firma Petit en Fritse en worden elk bekroond door een achtzijdige spits; het middenschip en transept zijn onder leien zadeldak, de zijbeuken onder leien lessenaarsdaken - gesteund door luchtbogen - opgetrokken in baksteen. Boven de ingang een St. Antoniusbeeld en een tronende Christus. De kerk bevat inwendig natuurstenen kolommen met colonnetten voorzien van vergulde, gebeeldhouwde kapitelen, houten spitstongewelven met tweelichtvormige openingen en met van rozetten voorziene ribben, gesteund door draken; gemetselde kruisribgewelven in zijbeuken en priesterkoor en polychromie alsmede aan tronende Christus gewijde schildering op de triomfboog uit de bouwtijd, eveneens naar ontwerp van E.J.Margry. In het verhoogde, vijfzijdig gesloten priesterkoor bevindt zich het hoofdaltaar uit 1886, dat evenals de andere altaren - een Maria-, een Jozefaltaar in de driezijdig afgesloten zijkapellen een H.Hart en St. Antoniusaltaar in de transeptarmen (alle uit 1883-'84) en de heiligenbeelden van Petrus, Paulus, Franciscus van Assisi, Nicolaas Pieck (alle uit 1885) en de in gepolychromeerd eikenhout uitgevoerde kruiswegstatie uit (1885) alsmede het missiekruis bij de ingang (1886), is vervaardigd door de firma de Poel en Stoltefus, evenals de communiebanken - met onyx tafelstenen en koperen hekwerk met reliefplaten voorstellende de 1e paasmaaltijd in Egypte en het laatste Avondmaal en voorts bladrankenversiering. Op de orgeltribune boven de ingang een orgelkas in neo-gotische trant. Hierin een orgel met Hoofdwerk, Positief, Recit en vrij Pedaal, in 1893 gemaakt door M. Maarschalkerweerd. In 1929 werd de mechanische aanleg vervangen door een pneumatische tractuur. In de oost-transeptarm het op doek geschilderde altaarstuk - Aanbidding van de Herders - naar ontwerp van Ant. v. IJsendijck uit 1837, afkomstig uit de vorige kerk. De marmeren preekstoel met gebogen klankbord is voorzien van reliefvoorstellingen betreffende Franciscus en een schildering van een tronende Christus naar ontwerp van J.H. Tonnaer, in neo-gotische trant 1903. Ook de gebrandschilderde ramen in het transept en het roosvenster en de vensters boven het ingangsportaal zijn naar zijn ontwerp tot stand gekomen, tussen 1886 en 1901. De in het triforium opgenomen muurschilderingen van heiligen dateren uit 1903. Het marmeren doopvont met koperen deksel, geplaatst in de oostnis, uit 1907. Tot de inventaris behoren voorts de eikehouten kerkbanken, biechtstoelen, fonteinkast en sacristiekast in neo-gotische trant uit de bouwtijd. Rooms-Katholiek Kerkgebouw met interieur en bijgebouwen van katholieke signatuur, met voor de tijd typerend, vooral op vroege Franse Gotische voorbeelden geinspireerde neo-gotische stijl; kenmerkend daarvoor is de toepassing van een basilicale hoofdvorm, met transept en twee ingangstorens (in dit geval bewust ongelijk uitgevoerd) en dakruiter, voorts van schoorbogen, steunberen, geprofileerde ingangsportalen, hoektorentjes, spitsboogvormige - en rozetvensters met natuurstenen - traceringen, en inwendig het gebruik van bundelpijlers en kruisribgewelven en biforen (hier als blindnissen uitgevoerd); daarnaast is ook de inheemse romanogotiek tot voorbeeld genomen zoals blijkt uit de vele siermetselverbanden van de spaarnissen; typerend voor het neo-gotische interieur is voorts de polychromie van de zuilen,wanden en gewelven, waarbij het opmerkelijk is dat hier draken als dragende elementen zijn toegepast in plaats van als spuwers, en voorts de inrichting met gepolychromeerde altaren, preekstoel met klankbord, en heiligenbeelden in gotiserende vormen met veel verguldsel, en het rijkgebeeldhouwde eikehouten meubilair van kerkbanken, biechtstoelen en kasten, met velerlei gotiserende details. Mechanisch torenuurwerk, A. Vos & Zonen, 1901, later voorzien van elektrische opwinding.