Broederkerk. Een langgerekte hallenkerk bestaande uit twee even lange, even hoge en op gelijke wijze gesloten beuken; hoofdzakelijk XVd tot stand gekomen. In de hoek, gevormd door beide koorsluitingen een achtzijdig traptorentje; op het zuidbeuk een dakruiter (XIXb). Tegen de noordbeuk aangebouwd een poortje, dat toegang geeft tot de v.m. armenkamer. Inwendig is de ruimte thans door een dwarsmuur in tweeën gedeeld; de westelijke helft is in gebruik als N.H.Kerk. De beide beuken zijn van elkaar gescheiden door ronde zuilen met bladkapitelen en overwelfd met kruisribgewelven. In het oostelijk gedeelte is het stergewelf van de noordbeuk bewaard gebleven; in de muur van de gang naar de v.m. armenkamer een rondboogvenster met deelzuiltje. Preekstoel ca. 1840; zerken en tekstborden. In orgelkas van Van Gruisen uit 1822 (met schijn-Rugwerk) een tweeklaviers instrument met pijpwerk uit de 16e, 17e, 18e, 19e en 20e eeuw. Rond 1787 ingrijpende verbouwing door F.C. Schnitger jr.