Driebeukige pseudo-basiliek met driezijdig uitgebouwd koor onder met leien gedekt zadeldak en met toren bij de ingang, gebouwd 1903-04 naar ontwerp van A.H.L.Kups (1896) ter plaatse van een oudere kerk. Opgetrokken in baksteen in een late variant op het eclecticisme; de gevels voorzien van steunberen en rondboogvensters met baksteentraceringen en tandfriezen onder de geprofileerde kroonlijsten. De ingangstoren bevat drie geledingen en een naar achtzijdig overgaande spits; twee ingangen terzijde. Inwendig wordt de geheel witgepleisterde kerkruimte verdeeld door twee rijen van vier gietijzeren "Italische" zuilen (fa. G.Wisselwey & Co., Zwolle) op achtkantige sokkels. Het middenschip wordt overdekt door een tongewelf, de lagere zijbeuken hebben per travee een vlakke zoldering, gescheiden door rondbogen, welke op de zuilen en op de pilasters tegen de zijmuren rusten. Houten bankenplan en orgel (verplaatst naar de tribune) uit de bouwtijd. De kerk bevat voorts: een zeskantige eikehouten preekstoel (XVIIc), met boogpanelen gescheiden door Ionische pilasters, gesneden friezen en boogzwikken; een gesneden lezenaar (XVIIc) met engelenkopje; een koperen doopboog met zwaan (XVIII); drie koperen kronen (XVII); koperen doopboog met zwaan (XVIII); drie koperen kronen (CVII); koperen dubbelblaker (XVII); twee modellen haringbuizen (waarvan een genaamd D'KAARS). Klokkenstoel met klok van Johannes van Trier, 1647, diam. 80,8 cm. Mechanisch torenuurwerk van J.L. de Looze, 1907.