PAND, dat bestaat uit een in aanleg 16e eeuws of ouder, in de 18e eeuw ingrijpend verbouwd voorhuis, een tussenlid met keuken, gang en een tweede trappehuis, alsmede een uit de tweede helft van de 17e eeuw daterend, slechts de halve perceelbreedte beslaand achterhuis. Het voorhuis heeft een ongepleisterde lijstgevel van laat 18e eeuws karakter. Deur met panelen, gesneden kalf en bovenlicht, waarin een zeshoekige lantaarn, het geheel gevat in een ingangsomlijsting met gesneden consoles en verkropt hoofdgestel. Voor het huis een stoep van blauwe steen met hardstenen stoeppalen. De ten dele nieuwe onderkeldering van het voorhuis sluit aan op een onder de straat gelegen werfkelder. Delen van de oorspronkelijke kapconstructie zijn nog aanwezig. Inwendig bezit het huis o.m. een langgerekte 18e eeuwse gang met witmarmeren vloer en plint, vlakke panelen in de muur met marmeren onderdorpel en gelobde bovenkant, stucplafonds en boven de deur aan het eind van de gang een stucpaneel in Lodewijk XV-VORMEN. De gangdeuren hebben geprofileerde en ten dele getoogde omlijstingen. In de gang voorts een muurfontein van marmer, vervaardigd omstreeks 1900 in maniëristische neorenaissancevormen. In enkele kamers van het voorhuis 18e of 19e eeuwse schoorsteenmantels en stucplafonds. In een der kamers een schoorsteenbetimmering, vermoedelijk uit de 18e eeuw. In de linker achterkamer een schouw van marmer met houten boezem, versierd met Lodewijk XV-SNIJWERK en beschilderingen. Het middenpaneel vertoont een pastorale voorstelling op doek, geschilderd door Gerard van Nijmegen (1735-1808). Voorts bezit het pand een 18e eeuwse trap, waarboven een poort met paneel en getoogde deuren. Tot het pand behoort een tuin, aan de noordzijde begrensd door een ten dele 18e eeuwse, ten dele 19e eeuwse tuinmuur met beren. Het achterste gedeelte wordt aan de achterzijde afgesloten door een keermuur met beren.