In 1940-41 naar ontwerp van G.Th. Rietveld in opdracht van prof.dr. G.M. Verrijn Stuart uitgevoerd houten zomerhuis, genaamd 'De Braamakkers' en gebouwd op een betonnen vlonder tussen twee smalle eilandjes in De Trekgaten bij de Loosdrechtse Plassen. Het een tot twee bouwlagen tellende zomerhuis is opgetrokken op min of meer waaiervormige plattegrond met ongeschaafde - in oorsprong groen met witte onderrand geverfde - delen, onder een a- symmetrisch rieten zadeldak waarvan de nokvorst naar de oostzijde oploopt en die aan de noordzijde laag is doorgetrokken. Alle vensters en de meeste buitendeuren zijn gevat in dunne stalen kozijnen; alleen de rode keukendeur in de ingezwenkte westgevel en de in oorsprong in een aan de oostzijde uitgebouwd portaaltje in de zuidgevel geplaatste entreedeur zijn van hout.

De hoge zuidgevel heeft beneden bij de zitkamer links een twee-ruits terrasdeur met driehoekige stalen deurkrukplaat en aansluitend een in zes nagenoeg vierkante glasruiten onderverdeelde vensterpartij, waarboven een houten balcon is uitgebouwd, steunend op drie rondhouten palen die boven het verdiepingniveau zijn doorgetrokken als onderdeel van de houten balconborstwering. De twee slaapkamers op de verdieping hebben verder twee op dit balcon uitkomende balcondeuren en twee, respectievelijk een zuidvenster.

De puntvormige, ingezwenkte westgevel heeft beneden bij de zitkamer aan de zuidzijde een teruggerooid gedeelte, waarin bij het midden een in acht grote glasruiten onderverdeelde vensterpartij is aangebracht met linksboven een afgeschuinde vorm in verband met de ter plaatse uitgebouwde inwendige trap en beneden een houten zit- en opbergbank van ongeschaafde delen; geheel links de keukendeur. Op de verdieping een drietal gekoppelde vensters, waarvan een behorend bij de overloop en twee bij de zuidwestelijke slaapkamer.

De eveneens puntvormige oostgevel heeft in het midden een smalle uitbouw, waarin boven een smal w.c.-raam en in de top een spleetvenster voor de vliering; links op de verdieping een in vier nagenoeg vierkante glasruiten onderverdeelde vensterpartij voor de oostelijke slaapkamer; rechts beneden bij de vide van de eetkamer een over vrijwel de volle gevelhoogte aangebrachte verticale vensterpartij die in twaalf nagenoeg vierkante glasruiten is onderverdeeld, inclusief de middendeur, en geheel rechts bij de noordoosthoek een laag keukenvenster. Tegen de middenuitbouw is naderhand, eveneens met ongeschaafde delen, een bergruimte onder lessenaarsdak aangebouwd.

De lage noordgevel heeft links bij de noordoosthoek twee gekoppelde horizontale keukenvensters.

Het interieur is, met uitzondering van de vloer, nog grotendeels authentiek. De merendeels met elkaar in open verbinding staande vertrekken zijn op verschillende niveaus gegroepeerd rondom de gebogen centrale openhaard die in ruw metselwerk is uitgevoerd met aansluitende vleugelmuren en doorgaande schoorsteen met uitkraging onder de overloop en met cirkelvormig gemetselde haardplaats in de vloer; de wanden en plafonds zijn wit afgewerkt. Een open trap aan de westzijde, met beneden een met planken deuren afgesloten wandkast, voert naar de in de vide geplaatste overloop van waaruit de drie slaapvertrekken en toiletruimte te betreden zijn.

Bij de haard een eenvoudige lage L-vormige boekenkast met aansluitend een eenvoudige zit/ligbank en in de eetkamer een zitbank waarboven een eenvoudige servieskast, alle ontworpen door Rietveld, evenals de vaste slaapkamerkasten.

Zomerhuis van architectuur- en cultuurhistorische waarde als 'romantische' variant binnen het Nieuwe Bouwen wegens het binnen het oeuvre van Rietveld opmerkelijke materiaalgebruik en toepassing van overwegend gebogen lijnen, afgestemd op de natuurrijke omgeving, alsook wegens het typologisch belang en de gaafheid van exterieur, interieur en situering.