In aanleg uit 1793 daterende, doch in de 19e eeuw (1820) verbouwde Twentse vakwerkboerderij.

Uit vakwerk met baksteen op plint van Bentheimer zandsteen opgetrokken gebouw onder met rode pannen gedekt zadeldak tussen met hout beschoten topgevels waarlangs windveren; schoorsteen.

De voorgevel uitgerust met deur met 12-ruits bovenlicht, met te linkerzijde 4-ruits venster en te rechter zijde een voor de streek Usselo/Zuid-Esmarke karakteristieke vensterindeling: een dubbel liggend 9-ruits venster en een staand 15-ruits schuifvenster; gevelsteen met opschrift J.S. E.K. 1820.

In de achter- en zijgevels baanderdeuren en staldeuren en -vensters van verschillende indeling en afmeting en niet alle oorspronkelijk. Inwendig eiken gebintconstructie en paardekrib met ruif van Bentheimer zandsteen op de deel.

Op het erf een put van Bentheimer zandsteen met opschrift D.T. F.S. 1793 en een 19e eeuwse aardappelkelder. Het belang van deze Twentse vakwerkboerderij is gelegen in haar traditionele opzet, constructie en materiaalgebruik en de aanwezigheid van een voor het gebied Usselo/Zuid-Esmarke karakteristieke indeling der voorgevel.