Inleiding

Het dubbele WOONHUIS is in 1932-1933 gebouwd voor J.G.F. Benes naar een ontwerp van de architect A. van Oosten. Het vrijstaande pand is gebouwd in de stijl van de Haagse School en is georienteerd op het plein. De expressionistische baksteenarchitectuur van het pand sluit mooi aan op die van de diverse, functionalistische en in aan de Amsterdamse School verwante stijl gebouwde panden in het stadsdeel Oud-Zuid, waar dergelijke in de periode 1925-1940 onder architectuur gebouwde woonhuizen voor een belangrijk deel het gezicht van de wijk bepalen. De bescherming van het pand beperkt zich tot de voor-oorlogse hoofdvorm.

Omschrijving.

Het vanuit een onregelmatige plattegrond opgetrokken huis bestaat uit ten opzichte van elkaar verspringende bouwvolumes van een, twee en drie woonlagen onder met pannen gedekt, uitkragend schilddak, een mansardedak en platte daken. De gevels zijn voorzien van voornamelijk rechtgesloten stalen vensters en worden gekenmerkt door een decoratief gebruik van de baksteen. Het drie bouwlagen tellende middengedeelte heeft een naar het plein gerichte afgesnoten hoek (waarachter een serre-kamer) met een houten tuin- porte brisée en grote vensterpartijen in het uitgebouwde gedeelte op de parterre aan weerszijden. De verdiepingen zijn terugliggend en op de eerste verdieping voorzien van een overhoekse porte brisée, die uitkomt op het om de hoek lopende balkon met opgemetselde borstwering. De verdiepings-porte brisée en het zesruitsvenster op de tweede verdieping worden geflankeerd door zeshoekige vensters. Het linker deel van de zuidelijke gevel (Parkstraat) is een avant-corps met schuine zijden aan de ondiepe erker met glas-in-lood bovenramen. De brede noord-westelijke gevel is geknikt en heeft aan het twee bouwlagen hoge risaliet een lage uitbouw met plat dak, waarin zich de entree van nr.25 bevindt. De in een rechtgesloten, uitpandige portiek staande deur heeft een boven de uitbouw liggend glas-in-lood bovenlicht. Het risaliet is op de verdieping voorzien van een liggende vensterpartij onder rollaag en wordt beëindigd door een bakstenen borstwering met stangen tussen de opgemetselde verhogingen. Links van het risaliet bevindt zich op de verdieping een zesruitsvenster onder rollaag en links van de knik in de gevel een deur met zijraam en een in de kap verzonken venster. Dwars op deze gevel staat een tuinmuur die is verbonden met een garage met plat dak. De oostelijke gevel (Gratamastraat) heeft rechts van de hoge hoekpartij een hoog opgetrokken, gelede zijmuur, die boven de kap uitsteekt. De verspringende gevel heeft op de begane grond een houten tuin-porte brisée met zijlichten onder rollaag. Het lagere, onder een mansardedak staande risaliet hier rechts van heeft een ondiepe erker met schuine zijden en een diepliggend dakvenster in het steile, onderste deel van het dakschild. De noordgevel bestaat uit een breed gevelveld met een staand venster onder rollaag en een hoger opgaand ingangsrisaliet met twee liggende vensters en een plat dak. De terugliggende ingangspartij is voorzien van een bakstenen hoekkolom en een rechtgesloten deur. Dwars op het risalerende bouwdeel staat een tuinmuurtje met rechtgesloten deur. De garage met plat dak hier rechts van is waarschijnlijk de vervanger van de oorspronkelijke garage.

Waardering

Het karakteristieke pand is van architectuurhistorische waarde als mooi en gaaf voorbeeld van woonhuisarchitectuur in de stijl van de Haagse School. Het woonhuis is zeer beeldbepalend en een markante verschijning aan het plein, dat een centraal punt is in een stadsdeel waarin zich nog veel waardevolle, onder architectuur gebouwde woonhuisarchitectuur uit de periode 1925-1940 bevindt. Als belangrijk onderdeel hiervan heeft het pand tevens stedebouwkundige en ensemblewaarde.