St. Petrus-Bandenkerk, Diemen

Omschrijving

Driebeukige HALLENKERK op nagenoeg rechthoekig grondplan onder een zadeldak voorzien van steekkappen ter hoogte van het licht uitstekende transept, en met een ondiep rechthoekig koor onder een lager afgewolfd zadeldak. Vóór het brede middenschip is een hoog dwarspand opgetrokken waarvan het zadeldak in het midden onderbroken wordt door een op dit "westwerk" geplaatste toren. Het dwarspand ligt ingeklemd tussen twee lage kapellen (verbouwd tot zijportalen) in het verlengde van de smalle zijbeuken, beide voorzien van een lessenaarsdak met voorschild. Tegen de voorzijde van het dwarspand zet de hoofdvorm van het schip zich verkleind voort in een geringe uitbouw met middenvoor een uitgebouwd portaal, beide voorzien van een smal zadeldak. Alle genoemde daken zijn gedekt met rode tuiles du nord. Het muurwerk is uitgevoerd in miskleurige machinale baksteen Waalformaat in kruisverband met platvolle voeg en voorzien van een omgaande rollaag ter hoogte van de plint. De topgevels worden afgesloten door een licht overstek op geprofileerde klossen, de rechte muurdelen door een bakgoot, eveneens op geprofileerde klossen. Alle vensters zijn, tenzij anders vermeld, voorzien van blank glas. De als topgevel uitgevoerde voorgevel (Z) heeft bovenin een polychroom tegeltableau met het Christussymbool "IHS" en daaronder de tekens van de dierenriem en, ter weerszijden van het rondvenster eronder, zonnestralen. Het rondvenster wordt omgeven door lichtrode profielstenen. Links en rechts van de topgevel zit in de zuidgevel van het dwarspand een kleiner rondvenster. Het portaal heeft schuine dagkanten die boven een rand van witte en lichtblauwe tegels overgaan in geprofileerde archivolten van lichtrode profielsteen. De topgevel van het rondboogportaal kraagt opzij uit boven zandstenen consoles die aan de voorzijde voorzien zijn van een bladmotief. In de top van het portaal bevindt zich evenals in de voorgevel een veelkleurig driehoekig tegeltableau met een pauselijk wapen, vermoedelijk van Pius X (paus van 1903 tot 1914). De dubbele portaaldeur is evenals de later aangebrachte dubbele deuren in de voormalige zijkapellen links en rechts modern. Ter weerszijden van het portaal bevindt zich hoog in de voorgevel een tweetal smalle vensters. In de voorgevel zijn verder op goothoogte twee reliëfs ingemetseld met een voorstelling uit het leven van Petrus, de patroonheilige van de kerk: links Petrus in de kerker, rechts aan het roer van een schip. De toren boven het dwarspand verjongt zich tot aan de, met een getrapt uitkragende rondboogfries uitgebouwde, klokkenzolder die aan alle vier zijden is voorzien van drie gekoppelde galmgaten met spaarveld en een rondboogvenster. Loodrecht tegen de voorzijde van de toren hangt een houten kast met aan beide zijden een wijzerplaat. Het muurwerk van de toren wordt boven de uitgebouwde klokkenzolder afgesloten door een ruim overstek op geprofileerde klossen waartussen siermetselwerk. Hierop rust een glooiend tentdak bekroond door een opengewerkte bolvorm waarop een kruis. In de smalle zijgevels van het dwarspand zijn boven de lessenaarsdaken van de zijkapellen twee hoge rondboogvensters aangebracht. Bovenin beide topgevels bevindt zich een veelkleurig driehoekig tegeltableau met de alpha en de omega, de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet (symbool voor Christus die begin en einde is). De sobere zijbeuken tellen drie traveeën gescheiden door steunberen die halverwege voorzien zijn van een hardstenen versnijding. Ter hoogte hiervan bevindt zich in iedere travee een drietal rondboogvensters waarvan de middelste enigszins hoger is. Hieronder hebben beide zijgevels tegen de zuidelijke travee een uitgebouwde rechthoekige biechtruimte onder een plat dak met overstek op geprofileerde klossen waaronder een dubbele muizentand. In de langsgevel van deze uitbouwen zijn twee kleine vensters aangebracht voorzien van glas-in-lood (bij de westelijke biechtruimte vervangen door blank glas). De topgevels van het transept hebben op de hoeken vergelijkbare steunberen als de zijbeuken en een rondvenster halverwege de gevel. In de oostelijke transeptgevel is een dubbele rondboogdeur aangebracht die vanuit de kerk toegang geeft tot de aangrenzende begraafplaats. De transeptgevels zetten zich in noordelijke richting voort rond de ondiepe rechthoekige (voormalige) zijaltaarruimten ter weerszijden van het koor. Boven deze nevenruimten loopt ook het zadeldak van het transept door met een drietal hoge rondboogvensters. Het oostelijke dakschild van het koordak heeft een dakkapel voorzien van een houten luik en een door rode, onderaan halfronde daktegels gedekt zadeldak met voorschild waarop een loden piron. Het kerkdak telt boven beide zijgevels twee van dergelijke dakkapellen. In de boven het koordak uitstekende noordgevel van het middenschip is een luik aangebracht (het kruis op deze gevel is in 1972 verwijderd). Haaks op de oostmuur van het koor en evenwijdig grenzend aan de oostelijke nevenruimte bevindt zich een anderhalve verdieping hoge sacristie gebouwd op een rechthoekig grondplan en voorzien van een plat dak met een op geprofileerde klossen rustend overstek waaronder een dubbele muizentand.

Het wit bepleisterde interieur bestaat uit een breed middenschip, smalle zijbeuken en uitstekende transeptvleugels, gescheiden van elkaar door vier forse rondbogen rustend op rechthoekige pijlers van gele machinale baksteen Waalformaat in kruisverband. In de pijlers zijn drie sierlagen gemetseld van steentjes met een witte horizontale streep tussen twee lichtgroene. Bovenlangs de gemetselde scheibogen en rond de boogaanzetten loopt een uitkragende rand van rode profielsteentjes met ojiefvorm. Tussen alle scheibogen is een rijk geprofileerde console aangebracht waarop een tegen een liseen geplaatste muurstijl rust die een trekbalk draagt. Middenonder elke trekbalk en in het verlengde van de makelaar hangt een sierbol. Het uit witgeschilderde eternietplaten samengestelde plafond van het middenschip heeft de vorm van een (onderaan afgerond) zadeldak met een indeling van grote rechthoekige panelen. De zijbeuktraveeën worden van elkaar gescheiden door gemetselde rondbogen van gele baksteen rustend op een zandstenen console met ojiefprofiel in de zijmuur. De gepleisterde zijwanden hebben een lage plint van paarsrode baksteen. Onder- en bovenlangs de vensters loopt een geprofileerde lijst, waarvan de bovenste de vorm volgt van de rondboogvensters. De onderste zet zich ook voort in de transeptarmen. Ter hoogte van de zuidelijke travee bevinden zich in beide zijmuren twee vernieuwde deuren die toegang geven tot de achterliggende biechtruimten. Elke zijbeuktravee heeft een stucplafond in de vorm van een zadeldak haaks op het middenschip. Boven beide transeptarmen is een gestuct tongewelf aangebracht. Het middenschip opent naar het koor door een grote, tussen de voorste pijlers geplaatste rondboog van gele baksteen met een bovenrand van rode profielsteen. De twee nevenruimten ter weerszijden van het koor met tongewelf hebben een gestuct tongewelf evenwijdig aan het transept, en openen zowel naar het transept als het koor door middel van een kleine rondboog in gele baksteen voorzien van sierranden als in het middenschip. In de westzijde van de pijler rechtsvoor is boven de plint een zandstenen eerste steen ingemetseld, gedateerd 1 april 1910 en voorzien van de namen van de deken en de pastoor. De rechte koorsluiting wordt geleed door twee lisenen waartussen drie rondboogvensters voorzien van modern gebrandschilderd glas (in 1961 vervaardigd door pater L. van de Berg o.f.m. te Amsterdam). In de oostmuur van het koor is een halfronde nis met rond wijwaterbak ingemetseld van zwart marmer. Rechts hiervan bevindt zich een vernieuwde deur die toegang geeft tot de sacristie. Dit vertrek heeft gepleisterde muren en een balkenplafond. De gewadenkasten en de credenstafel- en kast zijn nog oorspronkelijk. Achterin de kerk staan twee zware torenpijlers van gele baksteen met een paarsrode plint en eveneens een lichtgroen/wit/lichtgroene sierrand op ooghoogte. Achterin bevindt zich een balkon met houten borstwering en waarop een ondiepe orgelkast geplaatst is met frontpijpen achter een vakwerkconstructie, gemaakt door Maarschalkerweerd ca. 1900 (afkomstig van de kapel van de paters H. Hart in Bergen op Zoom. Het orgel is niet van waarde uit het oogpunt van monumentenzorg. De achterwand van het middenschip opent naar de toren met een hoge rondboog van gele baksteen boven de twee genoemde pijlers. De hoge achterliggende ruimte op de eerste verdieping van de toren heeft een vlakke houten zoldering. Drie hoge rondbogen in de zijmuren (nu dichtgezet en voorzien van een moderne deur) geven toegang tot de aangrenzende bergruimten in het dwarspand. Rechts in de oostmuur bevindt zich een paneeldeur die toegang geeft tot het achterliggende, in de zuidoosthoek van het dwarspand gesitueerde trappenhuis, dat zich uitstrekt vanaf de begane grond tot aan de gordingenkap van het dwarspand. De langs de muur lopende houten trap leidt naar de via een paneeldeur toegankelijke tweede verdieping in de toren. Het in de zuidelijke helft van de toren gesitueerde portaal is toegankelijk via een moderne dubbele deur met nieuw halfrond bovenlicht en een geprofileerde omlijsting. Ter weerszijden van de deur is tegen de muur een zwartmarmeren wijwaterbak aangebracht in de vorm van een halve achthoek. Het hoofdportaal heeft een balkenplafond en muren van paarsrode machinale baksteen, Waalformaat in kruisverband met knipvoeg. Ter plaatse van de rondboognis in beide zijmuren was een deur naar het voormalige westelijke zijportaal (nu verbouwd tot Mariakapel) en naar het tevens als portaal fungerende trappenhuis. De binnenmuren van de huidige zijportalen ter weerszijden zijn opgetrokken in rode machinale baksteen, Waalformaat in halfsteens verband met knipvoeg (de deuren en plafonds zijn modern). Tussen de vijf doorgangen naar de (voormalige) portalen zijn tegen de achterwand vier lisenen aangebracht waarop kleine, eveneens in gele baksteen gemetselde rondbogen rusten die aansluiten tegen de genoemde torenpijlers en de zuidelijke schippijlers. De gang onder deze bogen wordt aan de uiteinden overwelfd door een klein gestuct tongewelf in het verlengde van de zijbeuken; boven de rest van de gang zet het balkenplafond van het balkon zich voort.

Waardering

Het kerkgebouw is van architectuur- en cultuurhistorische waarde als merendeels gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een kerkgebouw uit het eerste kwart van de 20e eeuw en van algemeen belang als historisch-functioneel onderdeel van het beschreven complex (zie complexwaardering).

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
509011
Complexnaam
St. Petrus-Banden
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Aan de noordzijde van de Harteveldseweg gelegen rooms-katholiek gebouwencomplex bestaande uit de reeds als rijksmonument beschermde schuilkerk "De Hoop" (1786-'87), een ten westen daarvan gesitueerde PASTORIE uit 1882, en een verder westwaarts en aan een ruim voorplein gelegen KERKGEBOUW uit 1910 gewijd aan St. Petrus Banden. De door een laag tussenlid met de schuilkerk verbonden pastorie werd ontworpen door architect A.C. Bleijs in neo-renaissancestijl; aannemer was A. Helsen uit Amsterdam. De pastorie kreeg een klokkentoren tegen de oostgevel, omdat de schuilkerk geen toren bezat. Tegen de westgevel van de pastorie werd in 1910 een serre aangebouwd en daarachter een lange geknikte gang naar het nieuwe kerkgebouw. Deze driebeukige kerk met toren werd ontworpen door de Amsterdamse architecten M.J.E. Lippits en N.H.W. Scholte in een deels op het Romaans geïnspireerde vormentaal (ingangsportaal, boogfriezen, vensters, "westwerk", etc.). Eerstgenoemde was een leerling van Bleijs. De bouw werd uitgevoerd door aannemer Dessing uit Gouda. In 1972 werden de leien op het torendak vervangen door rode shingles en de Mariakapel rechtsvoor en de voormalige doopkapel linksvoor verbouwd tot zijportalen waarbij het rondvenster van beide kapellen plaats maakte voor een dubbele buitendeur. Inwendig werd het priesterkoor vergroot en de bestaande kerkinventaris (banken, altaren, communiebanken en orgel) evenals de vloer vervangen. Bij de pastorie zijn alle bovenlichten in XXA voorzien van glas-in-lood en de middenroeden van de T-vensters in de voorgevel verwijderd t.b.v. spouwglas. Het interieur heeft nog vrijwel de oorspronkelijke indeling en bevat diverse elementen uit de bouwtijd waaronder marmeren schouwen, uitklapbare paneelblinden en gebrandschilderde vensters. De lage aanbouwen ter weerszijden van de pastorie zijn gewijzigd.

N.B. Buiten de bescherming vallen het in 1986 op het priesterkoor geplaatste Pels-orgel (gebouwd in 1918 en afkomstig uit Bergen op Zoom), het bronzen Heilig Hartbeeld uit 1929 midden op het plein, en de aan de oostzijde van de kerk gelegen begraafplaats.

Waardering

De pastorie en de kerk zijn van algemeen belang uit cultuur- en architectuurhistorisch oogpunt als een gaaf bewaard gebleven pastorie uit het laatste kwart van de 19de eeuw en een merendeels gaaf bewaard kerkgebouw uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Beide gebouwen vormen tesamen met de naastgelegen schuilkerk een cultuurhistorisch waardevol ensemble.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Kerk Religieuze gebouwen Kerk en kerkonderdeel oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Hartveldseweg 25 1111 BG Diemen Ja
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
F 2554 Diemen
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1910 1910 vervaardiging
Ambachten
Name Beroep Notitie
Lippits, M.J.E. ; Noord-Holland architect / bouwkundige / constructeur
Scholte, N.H.W. ; Noord-Holland architect / bouwkundige / constructeur
Dessing ; Noord-Holland aannemer / uitvoerder
Naar boven