Inleiding

Vrijstaand WOONHUIS, gebouwd in het kader van de Zuiderzeewerken ten behoeve van de huisvesting van hoger personeel (ingenieurswoning). Het woonhuis is gesitueerd bij het zogeheten "MUZ-park" (Maatschappij ter Uitvoering van de Zuiderzeewerken) aan de noordzijde van de Gemeenelandsweg te Oosterland. Het huis werd gebouwd omstreeks 1927. Volgens de huidige bewoner werd het pand gebouwd omstreeks 1925 voor en waarschijnlijk ook door ingenieur Algra.

N.B. De aanbouw aan de achterzijde (NW) valt niet onder de bescherming.

Omschrijving

Op rechthoekig grondplan gebouwd vrijstaand woonhuis, bestaande uit één bouwlaag en kapverdieping onder een hoge zadelkap. Het dak is gedekt met rode Hollandse pannen. De noklijn loopt evenwijdig met de Gemeenelandsweg. De oorspronkelijke houten kapconstructie met verticaal beschot over de gordingen is nog aanwezig.

Het pand is opgetrokken in baksteen en hout, de topgevels hebben verticaal houten beschot. Tenzij anders vermeld, bevatten de vensterassen op de bagane grond een rechthoekig staand houten venster met zesruits-roedenverdeling en houten lekdorpel.

De voorgevel, de zuidoostelijke langsgevel, heeft in het midden de voordeur, bestaande uit een opgeklampte deur met ruitvormig venstertje en rechthoekig houten boven- en zijlicht. Naast de voordeur is een bakstenen windscherm gebouwd. Rechts van de voordeur bevindt zich een reeks vensterassen met vensters. De vensters bevinden zich tussen de bakstenen plint en de dakaanzet. Links van de voordeur bevindt zich onder een aangekapt gedeelte een uitbouw met een hoogte van één bouwlaag, onder een zadeldak met noklijn evenwijdig aan de Gemeenelandsweg. De gevel aan de straatzijde heeft gerabatte delen boven een bakstenen plint. De gehele voorgevel van het pand wordt afgesloten door een houten bakgoot op klossen.

De linkerzijgevel, de zuidwestelijke kopgevel, bevat rechts de uitbouw met puntgevel onder aangekapt zadeldak. De kopgevel van de uitbouw heeft gepotdekselde delen boven de bakstenen plint en verticaal beschot in de topgevel. De nok wordt versierd door een vorstpan met spiraalmotief. Tegen de linkerzijgevel van de uitbouw is een (niet beschermde) aanbouw geplaatst. De zuidwestelijke kopgevel van het woonhuis bevat voorts op de begane grond twee rechthoekige houten vensters en op de eerste verdieping vier rechthoekige staande vensters, in oorsprong houten vensters met een vierruits-roedenverdeling. De topgevel heeft verticaal beschot.

De achtergevel (NW) bevat over vrijwel de gehele lengte een (niet beschermde) aanbouw. Geheel oostelijk bevindt zich een vensteras (van de erker aan de rechterzijgevel) met venster.

De rechterzijgevel (NO) heeft op de begane grond geheel links een vensteras met venster en heeft geheel rechts een rechthoekige erker onder aangekapt zadeldak. De erker heeft aan alle zijden vensterassen met vensters. De eerste verdieping heeft drie vensterassen met een rechthoekig houten vierruits-venster. De topgevel heeft verticaal beschot en een ruitvormig venstertje in de nok. De vorstpan op de nok heeft een spiraalmotief.

Het interieur is nog gedeeltelijk intact en bevat onder andere nog de balken plafonds en de originele schuifdeuren.

Waardering

Het pand is van algemeen belang uit cultuur- en architectuurhistorisch oogpunt als gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een in het kader van de Zuiderzeewerken gebouwde ingenieurswoning uit de jaren '20 van de 20ste eeuw. Daarnaast heeft het pand ensemblewaarde met de dubbele directievilla (Gemeenelandsweg 116) en de overige in het zogeheten "MUZ-park" gelegen woningen, alle gebouwd in het kader van de Zuiderzeewerken.