Wüstelaan 73, Santpoort-Zuid

Omschrijving

HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG behorende tot de buitenplaats Spaarnberg. De aanleg van de voormalige buitenplaats, waarvan het herenhuis aan de oostzijde van de Wüstelaan heeft gelegen, is in de 19de eeuw ontstaan. Tussen 1834 en 1846 maakte J.D. Zocher jr. een ontwerp voor een aanleg in landschapsstijl met waterpartijen aan weerszijden van de Wüstelaan. In eerste instantie richtte Zocher zich op het aan de westzijde van de Wüstelaan gelegen overpark, omdat de eigenaar Adriaan van der Hoop rondom de aan de oostzijde gelegen huisplaats nog niet voldoende grond in eigendom had. Voor de aanleg van de waterpartijen werd gebruik gemaakt van het bekenstelsel, dat gevoed wordt met drangwater uit de duinen. Het bos op het overpark is aangelegd in het oude binnenduingebied, dat gedurende de tweede helft van de zestiende eeuw tot in de achttiende eeuw voornamelijk door blekerijen gebruikt werd. In dit overbos bouwde Zocher in 1835 als onderdeel van zijn ontwerp een dienstwoning (thans restaurant) in chaletstijl, waar terzijde een vijverpartij in landschapsstijl werd aangelegd. De grens van dit parkgedeelte wordt gemarkeerd door een omlijsting van een heuvelpartij waarop een wandeling met aan weerszijden eiken. Dit is het enige gedeelte van het overpark dat onder de bescherming valt. De aanleg in landschapsstijl is in verschillende fasen gerealiseerd. Tussen 1843 en 1844 zijn de droogbergen (duingronden) aan de westzijde van de Wüstelaan bebost en is de duinbeek (zie kaart P.Wils, 1645) ten zuiden van het chalet vergraven tot een slingerende, lusvormige waterpartij met hoge taludvormige walkanten. De lus omsluit een deel van de drooggronden, die thans zijn bebouwd en voor de bescherming van ondergeschikt belang zijn. Aan de westzijde is de waterpartij deels gedempt, doch het tracé is nog zichtbaar in het landschap. In 1832 werd hier een harddraversbaan gerealiseerd die middels een laan met laanbeplanting (deels beuken) in verbinding stond met de voormalige huisplaats met koetshuis. Het tracé van de voormalige harddraversbaan, dat thans opgenomen als straat in een woonwijk en het koetshuis, dat ingrijpend is verbouwd, vallen buiten de bescherming. De verbindingslaan is nog wel gaaf aanwezig. Ook het overige deel van het overpark, waar in de 20ste eeuw het Burgemeester Rijkenspark werd aangelegd, valt buiten de bescherming. Op de huisplaats werd door Zocher tegen de reeds bestaande oranjerie in 1839 een landhuis gebouwd en werd rondom een park in landschapsstijl aangelegd. Gezien de beperkte hoeveelheid grond die Van der Hoop hier in 1834 nog tot zijn beschikking had richtte dit ontwerp zich op het gedeelte direct rondom het landhuis. De moestuin en boomgaard waren al in de jaren '20 van de 19de eeuw aangelegd (vgl. Kadastraal Minuutplan uit ca. 1830); of hier een tuinarchitect bij betrokken is geweest is niet bekend. Pas in 1846 wanneer Van der Hoop in het bezit komt van de weilanden aan de ZO-zijde en gronden aan de NO-zijde kan onder leiding van Zocher de aanleg gerealiseerd worden. Het tot dan toe rechte verloop van de waterallee, die van de hofstede naar De Delft voert, wordt in een ruime curve vergraven. In meer zuidelijke richting versmalde de vijver tot de proportie van een scheidingssloot, die echter ook een verloop in curven kreeg. Tussen het landhuis en de weilanden werden boomgroepen geplaatst, die als coulissen de doorzichten op de weilanden een meerduidige ruimtelijke waarde gaven: er was een doorzicht over de slingervijver en de percelen aan weerszijden (kadastrale percelen 6236 en 6238) en een schuin doorzicht - ongeveer op de as oost-west op de weilanden met de kadastrale nummers 2913 en 2914. Voorts kwam aan de NO-zijde de bewaard gebleven aanleg van de hertenkamp tot stand. Gesteld kan worden dat de hoofdstructuur van het park in landschapsstijl waar de bescherming zich op richt in 1846 gereed is gekomen, alhoewel nadien in deze structuur een aantal wijzigingen zijn aangebracht. Deze hoofdstructuur bestaat uit de huisplaats met doorzichten op de weilanden en waterlopen aan de ZO-zijde, de moestuin en boomgaard, de krans van parkbos langs de Wüstelaan en om de hertenkamp, om de moestuin en boomgaard, tussen de moestuin- en boomgaard en parkgedeelte waarop het voormalige landhuis was gesitueerd, en het chalet met parkaanleg op de overplaats. In 1893, toen Spaarnberg in het bezit was van Olga von Gotsch (gehuwd met Justus Rudolf Wüste), liet zij de parkaanleg wijzigen naar ontwerp van de architect L.P. Ritter. De slingerende waterpartij aan de ZO-zijde van het huis, die aan de zuidzijde van het huis in een smalle curve overging, werd vergraven tot één enkele ruime curve, waarvan het verloop overeenkomt met de situatie thans. Ritter liet aan de oostzijde van het huis een rij bomen planten waardoor er sindsdien in plaats van twee doorzichten, sprake is van een enkel doorzicht over de vijver en weilanden. Het huidige slingerende verloop van de waterpartij ten zuiden van het koetshuis, die in verbinding staat met de waterpartij ten zuidoosten van het huis, kwam toen eveneens tot stand. In de deze tijd was er vanuit het koetshuis een smal doorzicht in zuidelijke richting over de waterloop in landschapsstijl. Dit gezicht in landschappelijke trant liep door tot aan het einde van de huidige moestuin en boomgaard. Het gezicht werd aan weerszijden begrensd door een in curven verlopende zoom van parkbos. Het is niet duidelijk of dit doorzicht uit de tijd van Zocher dateert of in de tijd van Ritter tot stand is gekomen. De ruimte rondom de boomgaard en moestuin met slangenmuur was in de tijd van Ritter veel meer bebost dan thans het geval is, zoals ook de ruimte rondom het landhuis en hertenkamp toen meer bebost waren. Ten aanzien van de ruimte bij het koetshuis kan gesteld worden dat de balans tussen open en gesloten ruimten in de tijd van Ritter anders was dan thans. De wijzigingen uit de tijd van Ritter staan aangegeven op de Topografische en Militaire kaart uit 1899-1903. Omstreeks 1909 maakte de tuinarchitect Leonard Springer een ontwerp voor een deel van het park van Spaarnberg. Op zijn ontwerptekening (Landbouwuniversiteit Wageningen) is de oude situatie alsmede de nieuwe situatie aangegeven. Zijn plan betrof een verandering in de open en gesloten ruimten aan de ZW-zijde van het park - in de omgeving van het koetshuis - de verlegging van het slingerpadenpatroon in het bosgedeelte ten zuidoosten van het koetshuis en de aanleg van een rozarium. Het zuidelijke gedeelte van de zichtas ten zuiden van het koetshuis (zie boven) werd met parkbos dichtgeplant, zoals tot op heden het geval is. De in dit parkgedeelte gelegen slingerpaden-aanleg is dan ook van de hand van Springer. In de toenmalige open ruimte op de plaats waar de slingerende waterloop bij het koetshuis halfcirkelvormig in de richting van het koetshuis uitzwenkt werd de nieuwe rozentuin aangelegd. Dit rozarium sneuvelde vermoedelijk in de Tweede Wereldoorlog en is thans gevuld met houtopschot. Aangezien deze open ruimte in de loop der tijd diverse veranderingen heeft ondergaan en de huidige aanleg ervan als niet historisch beschouwd kan worden, is deze ruimte (kadastraal perceel 8450) voor de bescherming van ondergeschikte betekenis. Ook het erf van het koetshuis is thans niet meer als historisch aan te merken. Dit erf valt thans buiten de bescherming. Na de oorlog werd het door Zocher ontworpen hoofdgebouw afgebroken ten behoeve van de bouw van het seminarie het Lavigerie College. Dit werd in de jaren '90 van de 20ste eeuw vervangen door het huidige appartementencomplex. Dit complex werd in verband met een meer optimale ruimtelijke inbedding in het park iets meer in noordwestelijke richting in het park opgetrokken. Het complex werd loodrecht op het gezicht op de weilanden geplaatst. De vijverpartij werd toen iets verbreed maar het verloop van de curvevorm bleef gehandhaafd. De thans aanwezige inrichting van de voormalige moestuin en boomgaard (boomgaard, nutstuinen, schapenweide, en kruidentuin) is van recente datum en valt niet onder de bescherming. Deze richt zich op de karakteristieke open ruimte van de voormalige boomgaard en moestuin met de karakteristieke geleding door tuinmuren en op de afsluiting van dit terrein door een historische houtwal aan de zuidzijde, de strook parkbos aan de westzijde Ten oosten wordt dit terrein begrensd door een kleinschalige landschappelijke aanleg van een eikenbos met enkele solitairen (beuk, kastanje), waarin vijver in landschapsstijl met rond eilandje, dat in verbinding met een van de slingerende beken staat. Een indruk van een oorspronkelijker inrichting van de moestuin en boomgaard geeft de RAF-luchtfoto uit september 1944 (Landbouwuniversiteit Wageningen). De bestrating aan de voorzijde en deels terzijde van het appartementencomplex, alsmede het erf rondom het voormalige koetshuis vallen buiten de bescherming.

Waardering

HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG behorende tot de buitenplaats Spaarnberg van algemeen belang - vanwege de ouderdom; - vanwege de in structuur bewaard gebleven historische tuin- en parkaanleg in landschapsstijl met slingerende waterpartij naar ontwerp van J.D. Zocher jr. (ca.1835); - als één van de weinige voorbeelden van het werk van Zocher in het Kennemerland; - vanwege de veranderingen in deze aanleg door de tuinarchitecten Ritter en Springer - vanwege de functioneel-ruimtelijke samenhang met de andere onderdelen van de buitenplaats.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
512284
Complexnaam
Spaarnberg
Provincie
Gemeente
Complexomschrijving

Omschrijving

In structuur en deels in detail gaaf bewaard complex van de voormalige buitenplaats Spaarnberg met HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (1), DIENSTWONING (2), HEK MET TWEE TOEGANGSHEKKEN (3), TUINMUREN (4). De geschiedenis van de historische buitenplaats Spaarnberg is in bronnen terug te traceren tot in 1627 wanneer Hans Huybertsz van Claerenbeeck, bleeker, een "schone welgelegen blekerij met huis en getimmerte met bijbehorende landerijen" (groot 7 morgen en 399 roeden), de kern van het latere grondgebied van de historische buitenplaats Spaarnberg, verkoopt aan Quirijn van Napels en Cornelis Pietersz Floren. Het goed wordt van oudsher doorsneden door een weg (Wüstelaan), die de scheidingsgrens vormde tussen de oostelijk gelegen huisplaats op de lagere veengronden en de westelijke gelegen overplaats gelegen op de hogere duin- of bleekgronden. Op de kaart van de blekerij door P. Wils uit 1645 kan worden waargenomen dat de hofstede toen vooral nog een utilitaire functie had en omgeven was door een geometrisch patroon van kleine bleekvelden en grote agrarische percelen, van elkaar gescheiden door waterlopen. Vergelijking van de kaart met de huidige situatie (2002) ter plekke leert dat de kadastrale percelen 6238 en 6239 sinds de 17de eeuw in hun hoedanigheid grotendeels ongeschonden zijn gebleven. Spaarnberg behield zijn utilitaire functie tot in het begin van de 19de eeuw, maar had sinds de tweede helft van de 17de eeuw eveneens de betekenis van buitenplaats. Op een kaart van Spaarnberg uit 1810 is te zien dat de hofstede iets is verplaatst in vergelijking met de situatie uit 1645. Aan de ZO-zijde was de hofstede 3-zijdig uitgebouwd. Deze uitbouw was loodrecht op het kanaal gesitueerd dat thans in slingerende vorm de scheiding vormt tussen de hierboven genoemde kadastrale percelen. Dit kanaal was voor Spaarnberg de doorgangsroute naar De Delft, die in die tijd tot in de 19de eeuw een belangrijke waterverkeersroute vertegenwoordigde. Alhoewel de situering van de driezijdige uitbouw van de blekerswoning loodrecht op het kanaal uit infrastructurele overwegingen verklaard kan worden spelen hierbij vermoedelijk ook landschapsarchitectonische motieven een rol. Vanuit deze uitbouw was er namelijk een gezicht loodrecht over de waterallee; de allee had dus in die tijd vermoedelijk eveneens de sierfunctie van 'grand canal'. De ontwikkeling van Spaarnberg van blekerij tot blekerij en buitenplaats vindt plaats tussen 1655 en 1698, wanneer Mattheus Steyn, burgemeester van Haarlem, eigenaar van de hofstede is. Steyn geeft de blekerij, bestaande uit een blekerswoning met paardestal, en wagenhuis, kleine boomgaard, schuur en twaalf bleekvelden in erfpacht uit aan Barthel Hoofman, maat behoudt hiervan de helft van de paardestal, de helft van het wagenhuis en behoudt eveneens het speelhuis. Bij de erfpacht wordt bedongen dat de pachter het licht en het zicht op het speelhuis nimmer mag versperren. Voorts behoudt Steyn onder meer een grote boomgaard, viswater en het recht over de begroeiing. Speelhuis behoort in dit verband niet als tuinhuis maar als buitenhuis geïnterpreteerd te worden. Vermoedelijk was het speelhuis gesitueerd in de driezijdige uitbouw aan de achterzijde van de blekerswoning. De vereniging van speelhuis in een boerderij (in dit geval blekerswoning) tot één bouw-ensemble was omstreeks het midden van de 17de eeuw gebruikelijk. In de 18de eeuw is deze hoedanigheid van Spaarnberg waarschijnlijk niet ingrijpend gewijzigd. Wanneer in 1818 Maria Tirion, weduwe van Jan Rusburg, wiens familie Spaarnberg al sinds de eerste helft van de 18de eeuw in eigendom had, Spaarnberg verkoopt aan Adriaan van der Hoop, wordt in de verkoopakte Spaarnberg aangeduid als hofstede met herenhuis, tuinmanswoning, stal, koetshuis, tuinmanshuis en koepel, waaruit de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat Spaarnberg ook in het begin van de 19de eeuw een utilitaire betekenis èn een functie als buitenplaats had. Van der Hoop koopt een gedeelte van hetgeen thans als Spaarnberg bekend staat. Naast de hofstede met het omringende erf strekte het grootste deel van het gebied dat in de koop besloten was zich uit aan de overzijde van de Wüstelaan, de overplaats van Spaarnberg. De weilanden aan de ZO-zijde van de huisplaats aan weerszijden van de waterallee naar de Delft vielen niet onder de verkoop. Uit de bepaling die Van der Hoop in de verkoopacte heeft laten opnemen blijkt echter wel dat dit gebied zijn belangstelling had. In de verkoopacte wordt namelijk bepaald, dat Maria Tirion de waterallee naar De Delft te allen tijde voor het gebruik van de eigenaars van Spaarnberg moest laten en voorts verplichtte Maria Tirion zich op de weilanden aan de ZO-zijde geen bos te planten of gebouwen op te richten die het gezicht over de weilanden op De Delft zouden kunnen belemmeren. Alhoewel Van der Hoop dus geen eigenaar van deze weilanden werd wilde hij er van verzekerd zijn dat hij vanuit zijn plaats een vrij uitzicht over de waterallee en de weilanden had. Pas in de jaren '40 van de 19de eeuw had hij het totaal van deze weilanden in zijn bezit. Hierin ligt de reden dat Van der Hoop bij de grootschalige transformatie, die Spaarnberg in zijn tijd onderging, zich in eerste instantie richtte op de heraanleg van de overplaats. Een uitzondering hierop vormt de aanleg van de moestuin en boomgaard met slangenmuur; deze werd in de jaren '20 van de 19de eeuw aangelegd (de huidige inrichting van de moestuin en boomgaard is voor de bescherming van ondergeschikt belang). In 1834 maakte Jan David Zocher een ontwerp voor overplaats van Spaarnberg en voor het parkgedeelte op de huisplaats. De belangstelling van de eigenaar voor de weilanden aan de ZO-zijde komen in het plan van Zocher overigens wel naar voren. De waterallee naar De Delft heeft in het plan van Zocher een slingervormig verloop gekregen. De interesse van Van der Hoop voor dit deel van de aanleg spreekt niet zozeer alleen uit het ontwerp zelf maar vooral uit het gegeven dat hij Zocher een ontwerp heeft laten maken voor een terreingedeelte dat hij nog niet in zijn bezit had. In 1835 ontwierp Zocher een chaletvormige dienstwoning (thans restaurant) op de overplaats. Deze dienstwoning met aangrenzende vijverpartij in landschapsstijl en wandeling hieromheen is het deel van het overpark waar de bescherming zich op richt. Het overige deel van Zocher's ontwerp van het overpark is door de aanleg van een villawijk en het Burgemeester Rijkenspark grotendeels verloren gegaan. In 1846 werd de slingerende vijverpartij met doorzicht vanuit het landhuis over de vijver en weilanden, dat op Zocher's plan uit 1834 is aangegeven, pas uitgevoerd. Toen werd eveneens door Zocher de hertenkamp aangelegd. Onder het beheer van Van der Hoop werd de hofstede uitgebreid en getransformeerd tot een buitenplaats, die bekendheid kreeg vanwege de door Van der Hoop bijeengebrachte collectie exotische planten en gewassen. Deze verzameling werd in 1835 door prof. De Vriese beschreven in het boek 'Hortus Spaarnbergensis'. De structuur van het park rondom de huisplaats door Zocher, zoals dit omstreeks 1846 gereed is gekomen, is in grote lijnen, ondanks wijzigingen later, herkenbaar gebleven. In 1893, toen Spaarnberg in het bezit was van Olga von Gotsch (gehuwd met Justus Rudolf Wüste), liet zij de parkaanleg wijzigen naar ontwerp van de architect L.P. Ritter. Ritter sloot één van de doorzichten vanuit het huis over de weilanden met een rij bomen (zoals thans) en liet de slingerende beek tussen de moestuin en boomgaard (met slangemuur) en het parkgedeelte rondom het huis tot zijn huidige verloop vergraven. Ook veranderde hij de aanleg van de waterpartij tussen het landhuis en de weilanden. Daar waar deze partij eerst in een soort curve eindigde en als smalle waterloop in zuidelijke richting doorvoerde, liet Ritter deze waterpartij tot één ruime curve vergraven. Deze veranderingen zijn zichtbaar op de Topografische en Militaire kaart uit 1898-1903. In deze tijd was er een doorzicht vanaf het koetshuis over een open ruimte (kadastraal perceel 8450) langs één der moestuinmuren in zuidelijke richting, zoals genoemde topografische kaart laat zien. Het is niet bekend of dit doorzicht, dat niet meer bestaat, van de hand van Zocher of Ritter was. Omstreeks 1909 maakte Springer een ontwerp voor het park van Spaarnberg dat werd uitgevoerd. Het huidige slingerpadenpatroon aangrenzend aan de slingerende beek tussen de moestuin en boomgaard en de parkaanleg rondom het voormalige landhuis (nu appartementencomplex) is van zijn hand. Op de open ruimte (thans met opschot gevuld) bij het koetshuis legde hij een rozarium aan, dat waarschijnlijk tijdens de Tweede Wereldoorlog is gesneuveld. Aangezien deze open ruimte (kadastraal perceel 8450) in de loop der tijd diverse veranderingen heeft ondergaan en de huidige aanleg ervan als niet historisch beschouwd kan worden, is deze ruimte voor de bescherming van ondergeschikte betekenis. Ook het erf van het koetshuis is thans niet meer als historisch aan te merken. Dit erf valt thans buiten de bescherming Het park kwam gehavend de Tweede Wereldoorlog uit. Plaatselijk was vanwege brandstoffennood veel hout geveld en waren open ruimten ontstaan en het park was overwoekerd door opschot en onkruid. Na de oorlog werd het door Zocher ontworpen landhuis afgebroken ten behoeve van de bouw van het seminarie het Lavigerie College. Dit werd in de jaren '90 van de vorige eeuw vervangen door het huidige appartementencomplex, dat vanwege zijn grote bouwvolume iets meer in noordwestelijke richting op de huisplaats werd opgetrokken. Het gebogen verloop van dit complex volgt het profiel van de waterpartij in landschapsstijl, dat in deze tijd iets werd verbreed.

Het koetshuis, appartementencomplex en de overige niet-genoemde bouwkundige onderdelen vallen buiten de bescherming.

Op de bij de omschrijving behorende kaart d.d. 6 juni 2002 is de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de onderdelen aangegeven. De gearceerde gedeelten op deze kaart geven delen aan die buiten de bescherming vallen.

Waardering

De HISTORISCHE BUITENPLAATS SPAARNBERG is van algemeen cultuur-, architectuur- en tuinhistorisch belang - vanwege de aanleg in landschapsstijl naar ontwerp van J.D. Zocher jr.; - vanwege de toevoegingen aan deze aanleg door Ritter en Springer - vanwege de dienstwoning (thans restaurant) in chaletstijl naar ontwerp van J.D. Zocher jr.; - als één van de weinige voorbeelden van het werk van Zocher in het Kennemerland; - vanwege de gaaf bewaarde open ruimte van voormalige moestuin annex boomgaard met slangenmuur en tuinmuren; - vanwege de visuele samenhang tussen de complexonderdelen.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Historische aanleg Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Wüstelaan 73 2082 AB Santpoort-Zuid BY Ja
Wüstelaan 75 2082 AB Santpoort-Zuid BY
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
F 6238 Velsen
F 6237 Velsen
F 8452 Velsen
F 6643 Velsen
F 7361 Velsen
F 8024 Velsen
F 7566 Velsen
F 8026 Velsen
F 5563 Velsen
F 8450 Velsen
F 7569 Velsen
F 8451 Velsen
F 8449 Velsen
F 9365 Velsen
F 8025 Velsen
F 2914 Velsen
F 2913 Velsen
F 6236 Velsen
F 7571 Velsen
F 6239 Velsen
F 6736 Velsen
F 7567 Velsen
F 8099 Velsen
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1834 1846 vervaardiging
Naar boven