Omschrijving

HISTORISCHE PARKAANLEG in landschappelijke stijl, waarvan de eerste aanleg uit het eind van de achttiende eeuw stamt en in 1833-34 door H. van Lunteren opnieuw is ingericht. De veranderingen die Van Lunteren heeft doorgevoerd bestaan thans nog voor een groot deel. Belangrijkste wijziging betrof de loop van de vijver, die een U-vorm had met een rechte aftakking in zuidelijke richting. Van Lunteren verbond de twee noordelijk waterlopen, waardoor er een eiland ontstond. De zuidelijke, rechte aftakking is vergraven tot een slingervijver, die ongeveer honderd meter ten noorden van de follie via een scherpe bocht in een kavelsloot overging. Het eiland is via een thans sterk verwaarloosde gietijzeren brug aan de noordwest zijde te betreden. De vijver deelt het terrein van de buitenplaats in twee min of meer gelijke helften. In het westelijk deel bevinden zich het landhuis Sluishoef, het koetshuis (niet geselecteerd) en een komvormige vijver. Ten zuiden van Sluishoef bevindt zich een parkbos dat in het oosten grotendeels door de slingervijver begrensd wordt. Het bos wordt doorsneden door het verlengde van de oprijlaan. De wandelpaden die door dit bos lopen stammen niet uit de tijd van Van Lunteren. Uitzondering hierop is het pad dat langs de slingervijver, die ook langs de hierboven genoemde gietijzeren brug naar het eiland loopt. Het pad leidt naar de follie in het meest zuidelijke deel van het park. De follie kijkt uit over een coulissenlandschap, waar volgens oude kaarten oorspronkelijk een rondwandeling omheen liep. De resterende randbegroeiing langs de kavelsloten geven aan waar het pad heeft gelopen. In een aantal sloten bevindt zich kleine eilandjes die met oude bomen begroeid zijn. Dit terrein, dat thans voor agrarische doeleinden in gebruik is, valt vanwege het ontbreken van aanlegstructuren buiten de bescherming.

Na de follie buigt het pad in noordelijke richting af en loopt gedeeltelijk langs de oostelijke oever van de slingervijver. Het parkbos gaat hier over in een licht geaccidenteerd weidegebied in het oostelijk deel van het park dat zich tot aan het landhuis Sandwijck uitstrekt. De zuidgrens van dit weidegebied wordt bepaald door een hoefijzervormige sloot. Deze sloot is vermoedelijk een toevoeging uit het eind van de negentiende eeuw aangezien het ontbreekt op de topografische kaart van 1887. Het wandelpad loopt langs de zuidelijke oever van de sloot verder en doorkruist daarna het hierboven genoemde weidegebied. Het pad loopt uiteindelijk door een bosje van coniferen, dat recht in de zuidoostelijke zichtlijn van het huis Sandwijck ligt. Dit bosje stamt uit 1913 en is door tuinarchitect Otto Schulz aangelegd toen hij rond het huis een aantal wijzigingen doorvoerde. Hierachter ligt een gegraven waterpartij met een kleine komvijver uit dezelfde tijd. Het pad komt uit op een T-kruising. Het pad naar links voert langs de pergola en het landhuis en komt tenslotte uit op de oprijlaan. Het pad naar rechts leidt naar het parkbos dat de oostgrens van het terrein vormt. Dit bos wordt door een rechte laan doorsneden en voert in noordoostelijke richting naar de boerderij Oost-Indiën en in zuidwestelijke richting naar het agrarisch gebied ten zuiden van de buitenplaats.

Algemene karakteristiek voor het park is de samenhang van de terreindelen in relatie met de hieronder nader gespecificeerde verkavelingsstructuur en de aan het eind van de dertiende eeuw aangelegde Steenweg, thans Utrechtseweg. Het open weidegebied geeft door zijn grillige begrenzing een besloten indruk. De diversiteit van de (solitaire)boomsoorten (moerascypres, treurbeuk, zelkova, (rode)beuk en (Amerikaanse) eik is groot en is van belang in de compositie van de verschilllende zichtlijnen. Alhoewel de zuidoostelijke zichtlijn vanuit het huis verstoord is door de aanplant van het eerder genoemde coniferenbos, zijn de lange zuidwestelijke zichtas vanuit het huis, de zichtlijnen vanuit de follie op het coulissenlandschap en de diverse zichtlijnen op het landhuis op vele punten in het park nagenoeg ongeschonden gebleven. Deze elementen geven op zijn minst een impressie van de oorspronkelijke opzet van Van Lunteren. Met uitzondering van de ceder op de zuidwestelijke zichtas van het huis, zijn de latere aanplanten niet storend.

Bepalende factoren in de aanleg van het park is zonder twijfel de middeleeuwse verkavelingsstructuur en de Utrechtseweg die daar schuin doorheen loopt. Het landhuis ligt evenwijdig aan deze weg terwijl de oorspronkelijk achttiende eeuwse landschappelijke aanleg van het park de verkavelingsstructuur heeft gerespecteerd. Het gevolg hiervan is dat de hoofdzichtassen niet recht -dat wil zeggen in zuid- of noordoostelijke richting- van of op het huis lopen, maar noodzakelijkerwijs in zuid- of noordwestelijke (op het Van Boetzelaerpark) richting. Het is aannemelijk dat Van Lunteren bij zijn reorganisatie heeft getracht toch een zuidoostelijke zichtas te verwezenlijken die dwars over de kavels heeft gelopen. Deze as is tegenwoordig verstoord door het hierboven genoemde coniferenbos en het parkbos langs de zuidoost grens.

Waardering

Het park in landschapsstijl van de buitenplaats Sandwijck is van algemeen belang vanwege de belangrijke tuinarchitectuurhistorische waarde als voorbeeld van een gaaf landschapspark uit de eerste helft van de negentiende eeuw geënt op de middeleeuwse cope-ontginning. Tevens vanwege de ensemblewaarde in relatie met de overige parkonderdelen.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
514660
Complexnaam
Sandwijck
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Inleiding complex

De HISTORISCHE BUITENPLAATS 'Sandwijck' bevindt zich op het grondgebied dat oorspronkelijk tot de bezittingen van het klooster Oostbroek behoorde. In 1644 kwam het terrein in eigendom van een particulier, C. Utenhoven en erven. Via verkoop en vererving kwam het terrein in 1759 in bezit van Adriana Voet van Winssen, geboren van Halm. Rond 1773 werd melding gemaakt van een `buiten' waar de familie Voet van Winssen woonde. In 1780 erfde de zoon Paul Engelbert, burgemeester van Utrecht, het bezit. Na acht jaar verkocht hij de vernieuwde buitenplaats aan Johannes Sebastiaan van Naamen, muntmeester van de provincie Utrecht. In de verkoopakte werd voor het eerst melding gemaakt van de naam `Zandwijk'. In 1797 verkocht Van Naamen de buitenplaats Sandwijck aan de Franc van der Goes, oud-schepen van Amsterdam. Van der Goes voegde aan het bezit de naastgelegen boerderij Oost-Indiën toe. In 1807 werd de buitenplaats andermaal verkocht aan de familie Both Hendriksen. Uit de verkoopakte blijkt dat Sandwijck nu ook over zogenaamde `Engelse partyen' beschikte, waaruit opgemaakt kan worden dat de tuin toen al een landschappelijke aanleg moet hebben gehad. Het park is in 1833-34 door Hendrik van Lunteren (1780-1848) gewijzigd. Geheel aan de zuidrand van het park bevindt zich een uit het derde kwart van de achttiende eeuw stammende neogotische duiventoren, die tijdens de aanleg van Van Lunteren werd veranderd in een follie in de vorm van een schijnkapel met duivenverblijf op de verdieping. In de praktijk was de follie als theehuisje in gebruik. De follie is in 1996 gerestaureerd. Het landhuis Sandwijck bevindt zich in het noordelijk deel van het park en ligt evenwijdig aan de Utrechtseweg. Het huis is via een oprijlaan, evenwijdig aan de Utrechtseweg te bereiken. De oprijlaan voert langs een uit 1858 stammende portierswoning in Engelse neogotische stijl. Het is een kopie van een portierswoning in het park Babelsberg te Potsdam. Voor de portierswoning staan twee natuurstenen hekpijlers met de naam Sandwijck en een inrijhek die de eigenlijke ingang van de buitenplaats markeren.

Het huidige landhuis is vermoedelijk omstreeks 1770 gebouwd en daarna diverse malen verbouwd en uitgebreid. In 1846 kreeg het huis een uitbreiding aan de achterzijde. In 1875 kreeg de voorgevel zijn huidige verschijningsvorm. De toegang is toen naar de linker zijgevel verplaatst. Iets later, vermoedelijk tussen 1880 en 1890, zijn tegen de linker zijgevel een rijk bewerkte gietijzeren veranda en een luifelconstructie geplaatst. In 1916 is aan de westgevel een serre toegevoegd. Achter het landhuis bevindt zich een in gewapend cement uitgevoerde pergola. De stijlen en leggers hebben een imitatie boomstammen uiterlijk gekregen die aan de bovenzijde vertakken. Dergelijke pergola's zijn buitengewoon zeldzaam en deze is vermoedelijk tussen 1915 en 1925 vervaardigd. De cementrustiek werd vooral in België en Frankrijk vervaardigd en gebruikt. Belgische firma's als Janssen uit Westmeerbeek en Segar-Dupas hebben ook in Nederland gewerkt. Onderzoek heeft aangetoond dat ook in Nederland een aantal firma's hebben bestaan die gespecialiseerd waren in rots- en rustiek werken. Bekendste onder deze firma's was de firma Moerkoert, die aan de Utrechtse Maliebaan een atelier had. Moerkoert heeft in de tweede helft van de negentiende eeuw een gelithograveerde catalogus uitgegeven, waarin een aantal uitgevoerde opdrachten wordt getoond. Waar de pergola op Sandwijck is vervaardigd is echter niet bekend. Aan de noordwestzijde van het terrein bevindt zich het landhuis Sluishoef. Dit huis fungeerde tot het begin van de negentiende eeuw als vingerhoedenfabriek. Tussen 1823 en 1828 is de fabriek door de Amsterdamse knopenfabriekant Hendrik de Heus gekocht. Op de plaats van de fabriek liet hij het huidige huis bouwen. De familie van Boetzelaer, eigenaar van Sandwijck sinds 1853, kocht Sluishoef in 1859 en sindsdien behoort het huis bij de bezittingen van Sandwijck.

Het daarachter gelegen koetshuis stamt uit de tweede helft van de negentiende eeuw, maar heeft sindsdien diverse verbouwingen en aanpassingen ondergaan, waarmee de architectuurhistorische waarde voor het grootste deel verloren is gegaan.

De aan de oostzijde gelegen boerderij Oost-Indiën is vermoedelijk van rond 1770 en behoort sinds 1797 bij de buitenplaats Sandwijck. Opmerkelijk is de plaatsing van het voormalige wringhuisje voor de kaasmakerij op de linkerhoek van de voorgevel. Het huidige aanzicht van de boerderij is voor het grootste deel te danken aan wijzigingen uit de tweede helft van de negentiende.

Het aan de overkant van de Utrechtseweg gelegen Van Boetzelaerpark behoorde sinds 1855 als overplaats tot de bezittingen van Sandwijck. Daarvoor behoorde het terrein tot de inmiddels verdwenen buitenplaats Arenberg. In 1930 is de overplaats door de familie van Boetzelaer aan de Biltse bevolking geschonken. In hetzelfde jaar is dit terrein, naar ontwerp van H. Copijn, tot openbaar wandelpark ingericht. Door de veelvuldig verbrede Utrechtseweg is de relatie met Sandwijck verstoord en is daarom niet in de complexbescherming meegenomen.

De familie van Boetzelaer is tot 1963 op het landhuis blijven wonen. In dat jaar kocht de Rijksuniversiteit van Utrecht het landgoed. Na jarenlange leegstand en een periode waarbij krakers het huis bewonen, is het landhuis in 1990 gerestaureerd en inwendig geschikt gemaakt voor twintig wooneenheden, waarbij de meeste interieurs zijn verdwenen. Thans beheert een stichting het landhuis.

Omschrijving complex

De aan zuidzijde van de Utrechtseweg gelegen historische buitenplaats Sandwijck omvat een langwerpig, rechthoekigvormige terrein, dat vermoedelijk aan het eind van de achttiende eeuw een landschappelijke aanleg heeft gekregen. De buitenplaats Sandwijck bestaat uit de volgende complexonderdelen:

1. parkaanleg

2. portierswoning, rijksmonument onder nummer 9572

3. landhuis Sandwijck, rijksmonument onder nummer 9572

4. cementen pergola

5. follie, rijksmonument onder nummer 9573

6. landhuis Sluishoef, rijksmonument onder nummer 9574

7. langhuisboerderij, rijksmonument onder nummer 9572

8. twee hekpijlers

9. gietijzeren brug

Waardering complex

De historische buitenplaats Sandwijck is van algemene cultuurhistorische waarde vanwege de ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis, alsmede van (tuin)architectuurhistorische waarde als voorbeeld van een vrijwel ongeschonden negentiende eeuwse buitenplaats. Tevens van grote ensemblewaarde als onderdeel van de Stichtse Lustwarande, waarbij Sandwijck de eerste nog overgebleven buitenplaats is na de bebouwde kom van de stad Utrecht.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Historische aanleg Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Utrechtseweg 301 3731 GA De Bilt BY Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen Landschapspark
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
C 2261 De Bilt
C 2230 De Bilt
C 2231 De Bilt
C 2259 De Bilt
C 2260 De Bilt
C 1722 De Bilt
C 2232 de Bilt
C 2262 De Bilt
C 2140 De Bilt
C 47 De Bilt
C 2177 De Bilt
C 2219 De Bilt
C 2220 De Bilt
C 2221 De Bilt
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1834 1834 vervaardiging
Ambachten
Name Beroep Notitie
Lunteren, I.H.J. van ; Utrecht tuinarchitect / landschapsarchitect
Schulz, O. ; Utrecht tuinarchitect / landschapsarchitect
Boon, R. ; Utrecht tuinarchitect / landschapsarchitect
Naar boven