Inleiding

In opdracht van de Leidsche Verzekering Maatschappij als WINKEL annex KANTOORGEBOUW opgetrokken hoekpand, aan de kop van het Rapenburg. Het pand is in 1912 gebouwd naar een ontwerp van de Leidse architect W.C. Mulder, in een Overgangsstijl met invloeden van de Oosterse bouwkunst in de detaillering. In 1956 is het gebouw links aan Rapenburgzijde door de architecten Schutte en Bellaard vergroot in dezelfde stijl en met dezelfde materialen en detaillering. Het pand maakt deel uit van het beschermde stadsgezicht.

Omschrijving

Vanuit een rechthoekige plattegrond, grotendeels in natuursteen opgetrokken hoekpand met drie bouwlagen onder een met leien (Maasdekking) gedekt, afgeknot schilddak. Hoofdvorm oorspronkelijke symmetrisch van opzet, gezien vanuit de ingangstravee. Puien voorzien van gepolijste zwarte natuursteen (mogelijk serpentino), de gevels van een bekleding van gele zandsteen. In de oorspronkelijke delen van de pui aan weerszijden van de entree twee etalagevensters met licht gebogen ramen, de linker (Rapenburgzijde) geheel met de oorspronkelijke roedenverdeling, de overige nog met de oorspronkelijke roedenverdeling in korfboogvormige bovenramen boven geprofileerde, gewelfde kalven. Gebogen, overhoekse entree met beslag en ijzeren hekwerk aan een eveneens gebogen glasdeur met gewelfde beëindiging onder diepliggend, ovaal bovenlicht (oeil de boeuf) met roedenverdeling. Aan weerszijden van de entree twee boven elkaar geplaatste, staande vensters met regelverdeling. Boven de entree zes vensters, waarvan de drie bovenste met roedenverdeling. Boven de puidelen een uitkragende cordonlijst. Aan weerszijden van de hoekpartij op de eerste verdieping twee, uit vier vensters samengestelde vensterpartijen (kruisvensters), waarvan de bovenste met roedenverdeling. Brede, niet oorspronkelijke lijst tussen eerste en tweede verdieping. In de hoekpartij drie rechtgesloten vensters onder ronde bovenlichten met roedenverdeling. Geprofileerde gootlijst op klossen boven de vlakke gevelpartijen. In de dakschilden respectievelijk twee (Rapenburg), één (Noordeinde) en twee (achterzijde) dakkapellen met zadeldakjes, rechtgesloten vensters met roedenverdeling, wangen met zinken schaliën en frontonnetjes.

Koepeltoren boven een op klossen rustende cordonlijst. Hierin vijf rechtgesloten vensters onder keperboog, staand tussen bloklisenen die met segmentbogen met elkaar zijn verbonden.

Boven de geprofileerde kroonlijst een achtzijdige, met koperen(?) platen bekleed koepeldak, waarin ruitvormige dakvensters met ronde raampjes en een hoge "kroon". Het linker deel van het pand aan Rapenburgzijde is toegevoegd in 1956. Op de begane grond van deze toevoeging een entreepartij met brede, bewerkte glasdeur onder gewelfd kalf en met roedenverdeling in deur, boven- en zijramen, vergelijkbaar met de andere gevelopeningen op de begane grond.

De vensters op de verdiepingen zijn eveneens vergelijkbaar met de andere vensters in deze bouwlagen, maar zijn breder.

Waardering

Het hoekpand is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische waarde als karakteristieke uitdrukking van een economische en typologische ontwikkeling.

Het vrij gave pand is tevens van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische waarde vanwege de typische, voor de bouwtijd karakteristieke vormgeving, detaillering en materiaalgebruik.

Het hoekpand heeft grote situationele en ensemblewaarde vanwege de ligging aan het Rapenburg op een gevoelige locatie en als afsluitend onderdeel van twee gesloten gevelwanden in het beschermde stadsgezicht.

Het gebouw is tevens van waarde vanwege de herkenbaarheid en de gaafheid van het exterieur en delen van het interieur.