Inleiding

Ten behoeve van de Westlandsche Stoomtramweg-Maatschappij (WSM) werd in 1907 een TRAMSTATION gebouwd in eclectische stijl met Jugendstil en chaletstijl elementen. Directeur van de maatschappij was de heer Verspijck. Onder leiding van D.P. van Ameyden van Duym werd de WSM vanaf 1881 uitgebreid en aangesloten op het spoornet, hetgeen een betere afzet mogelijk maakte voor de tuinbouwprodukten. Het tracé waaraan het station gelegen was, is nog herkenbaar. Later werd het vervoer over spoor door het wegvervoer overgenomen, waardoor het tramstation in onbruik raakte.

Omschrijving

Op een L-vormige plattegrond, uit een deels één en deels twee bouwlagen bestaand bouwlichaam onder haaks op elkaar geplaatste, met rode kruispannen gedekte zadeldaken waarvan het langsdeel wolfeinden heeft. De overkragende kap rust op klossen, eindigend op consoles en in de sierband uitspringende blokjes gele verblendsteen. De gevels zijn opgetrokken in grauwe baksteen in kruisverband met gele verblendstenen sierbanden; rondom loopt een natuurstenen plint. In het dwarsdeel is een verdieping opgenomen met anderhalfsteens strekken boven de kozijnen, die op de begane grond zijn tweesteens. De hardstenen onderdorpels zijn voorzien van een waterhol.

De voorgevel op het westen heeft in het uitpringende langsdeel twee samengestelde, schuiframen met onder een achtruits indeling en boven vijftienruits. Rechts van de ramen een deur met een negenruits raam tussen twee kleinere vierruits vensters. Boven de deur een drielichts venster met zesruits roedeverdelingen met dezelfde strekken en dorpels als onder. In het dwarsdeel drie schuifkozijnen met in het onderraam drie ruiten en in het bovelicht een zesruits roedeverdeling. Op de plaats van het middelste raam zat vroeger een deur. Boven de drie ramen bevindt zich een tegeltableau van de fabriek Rozenburg met daarop 'Naaldwijk' en in de hoeken kruizen met bolletjes. Op de verdieping twee klapramen met een zesruits roedeverdeling in het bovenlicht. Het overkragende zadeldak heeft een houten voorschot met stijl- en regelwerk met daarin het jaartal 1907. In de top een spitse koningsstijl. In het muurvlak dwars op het langsdeel bevindt zich nog een drieruits venster.

De zuidelijke zijgevel heeft op de begane grond een kozijn met dezelfde roeden verdeling als de twee ramen in de voorgevel, echter niet getoogd. Hiernaast bevindt zich een vernieuwde deur en een dicht raampje. Op de verdieping kozijnen met zesruits bovenlichten. De achtergevel heeft in het dwarsdeel op de begane grond een samengesteld kozijn met oorspronkelijk drie negenruits schuifvensters en daaronder gekoppeld een vierruits venster. De laatste is dichtgemaakt en van de negenruitsvensters is één enkelruits geworden. Op de verdieping een dubbel kozijn met zesruits bovenlichten en enkelglas (oorspronkelijk vierruits) kiepramen. In het langsdeel een nieuwe deur onder een tienruits bovenlicht boven een stoep van twee treden. Hierboven een klein vierruits venster. Naast de deur een venster als aan de voorzijde met een gewijzigde roedeverdeling. In de noordelijke zijgevel bevonden zich oorspronkelijk drie identieke schuifkozijnen met een roedeverdeling als aan de voorzijde, echter niet getoogd. De roedeverdeling is slechts in één raam nog grotendeels intact.

Waardering

Het tramstation is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische waarde: de plaats in de ontwikkelingsgeschiedenis van het Westlandse (goederen)vervoer en de daaruit voortvloeiende sociaal economische betekenis.

Het tramstation is van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische waarde te weten de kwaliteit van het ontwerp en de toegepaste stijlelementen.

Het tramstation is gaaf in hoofdvorm en in onderdelen.