Cellengebouw, Arnhem
Omschrijving:
Het CELLENGEBOUW (KOEPEL) heeft een rond grondplan met een diameter van 63m en vier bouwlagen met ieder vijftig cellen en een zolderverdieping. Het cellengebouw wordt afgesloten door een koepeldak, dat rust op een ringvormig lessenaarsdak boven de cellen. De hoogte bedraagt 37,90m.
In de vier windstreken zijn tegen het gebouw aan rechthoekige traptorens gesitueerd die reiken tot de geboorte van het koepeldak. Van deze torens zijn er twee opgenomen in de verbindingsgangen met resp. het administratiegebouw en het dienstgebouw.
Gezien de uniforme uitvoering van het gebouw zal volstaan worden met de beschrijving van één van de torens en één travee met celramen.
Het opgaand muurwerk bestaat uit roodbruine baksteen van waalformaat, gemetseld in kruisverband op een plint van klinkers. De strekken, bogen en vlechtingen zijn gemetseld in gele baksteen. Het geheel wordt afgesloten met een uitkragende betonnen goot (oorspronkelijk hardsteen) op hardstenen consoles, telkens twee kleinere afgewisseld met een grotere. Aan de goot is een smeedijzeren hekwerk bevestigd.
Het koepeldak is omgeven door een omlopend zinken roevendak boven de ringvormige zolderverdieping. De koepel is gedekt met losanges (zinken platen in ruitvorm) tussen achtentwintig halfronde eveneens met zink beklede roeven. Het bovenste gedeelte van de koepel is vanaf even onder de bovenste rij dakvensters tot aan de lantaarn gedekt met vlak zink tussen opstaande roeven. In het omlopend lessenaarsdak zijn veertien en in de koepel achtentwintig vlakke dakvensters aangebracht. Bovenop de koepel bevindt zich een veertienzijdige lantaarn met een veertienzijdig tentdakje, waarvan de verticale delen en de dakschildjes zijn gevuld met glas. Het bovenste deel is afgedekt met lood en wordt bekroond door een koperen piron.
Op elke verdieping bevinden zich tweeënvijftig getoogde vensteropeningen met smeedijzeren kozijnen op een ijzeren lekdorpel, waarin gegoten 10-ruits ijzeren ramen zijn afgehangen. Boven elk raam bevindt zich, teruggelegen in de vensteropening, een bakstenen segmentboog. De vensteropening zelf wordt afgesloten met een segmentboog van gele Ijsselsteen in waalformaat. Tijdens de bouw zijn op de derde verdieping van de vijfde, elfde en twaalfde travee al grotere 20-ruits ramen geplaatst. Later is van meerdere vensters de onderdorpel verlaagd en zijn deze voorzien van 20-ruits ramen m.n. aan de noord- en de oostzijde. De kleine vensteropeningen en ook sommige van de grotere vensteropeningen zijn voorzien van tralies. Onder elk venster zijn twee openingen uitgespaard die zijn voorzien van een roostertje. De openingen zijn aan de uiteinden voorzien van een baksteen die met de kop half uit het vlak van de muur steekt, waardoor het suizen van de wind wordt tegengegaan.
De torens, waarvan de zijgevels blind zijn uitgevoerd, zijn voor eenderde deel opgenomen in de wand van het cellengebouw. De hoeken van de torens zijn vanaf ca. 1m boven het maaiveld, waar een hardstenen blok de overgang vormt, voorzien van een gemetselde kraal die doorloopt tot aan het niveau van de goot van het cellengebouw. Hier wordt het kraalprofiel weer beëindigd door een hardstenen blok en een in het metselwerk opgenomen hardstenen speklaag. De toren bezit nog drie andere hardstenen speklagen, waarin deels de wisseldorpels van het grote meerdelige venster zijn opgenomen. Aan de bovenzijde bevindt zich een uitkraging van metselwerk op een hardstenen band op hardstenen consoles. De torens worden aan de voor- en de zijkanten bekroond door een hardstenen holkeellijst, waarboven zich gemetselde kantelen met hardstenen ezelsruggen bevinden. Achter de kantelen ligt een met zink bedekt plat dak.
De noordelijke en zuidelijke toren die niet in een verbindingsgang zijn opgenomen, bezitten op de begane grond een getoogde deuropening met later aangebrachte veelruits stalen deur met veelruits bovenlicht. De segmentboog is gemetseld met gele Ijsselsteen. Boven de deur bevond zich op het niveau van de eerste verdieping een venster gelijk aan de celvensters. Hierboven bevond zich bij alle vier de torens een meerdelig venster, dat zich uitstrekte over twee bouwlagen en was uitgevoerd als hardstenen kruisvenster met rondboog bovenlicht, afgesloten door een Florentijnse boog met geboorte-, boog- en sluitstenen van gele Ijsselsteen. In 1962 is aan de zuid- en de noordzijde het celraam verwijderd en de onderdorpel van het kruisvenster tot vlak boven de deuropening verlaagd en voorzien van meerdere delen, gescheiden door hardstenen kalven en middenstijlen. De vensteropeningen zijn voorzien van veelruits ijzeren ramen. Boven het venster bevinden zich drie blinde schietsleuven, afgesloten door rollagen van gele Ijsselsteen. In de uitkragende partij bevinden zich aan de voorzijde drie en aan de beide zijkanten twee blinde ronde schietgaten met vier sluitstenen van gele IJsselsteen.
Het INTERIEUR van het CELLENGEBOUW verkeert nog grotendeels in oorspronkelijke staat. De centrale ruimte heeft een middenlijn van 53m en een hoogte van 30,40m. De ruimte wordt overspannen door een dubbel beschoten kap van geklonken ijzeren spanten, waarop in het midden de veertienzijdige lichtlantaarn is geplaatst. De begane grond van de centrale ruimte was oorspronkelijk toegankelijk vanuit de vier windrichtingen. Nu slechts enkel vanuit het administratiegebouw in het oosten en het dienstgebouw in het westen. In de ruimte zijn vier gietijzeren wenteltrappen geplaatst, die toegang geven tot de galerijen op de eerste, tweede en derde verdieping. De vloer van de hal bestaat uit een o,20m dikke laag beton, afgewerkt met asfalt. Midden op de vloer staat een later opgericht houten gebouwtje, de bewaarderskamer.
De wanden van de centrale ruimte zijn doorlopend rond gemetseld in gele baksteen, afgewisseld met banden van rode baksteen. De segmentbogen boven de doorgangen zijn eveneens in deze steen uitgevoerd. Het gele en rode metselwerk wordt afgesloten door een gepleisterd hoofdgestel, waarin zich achtentwintig zware hardstenen consoles bevinden die de spantbenen van de koepel dragen. Boven dit hoofdgestel bevindt zich een brede, in verschillende tinten groen geschilderde strook met metselwerk, dat door vlakke gepleisterde pilasters is verdeeld in rechthoeken met door profiellijsten omgeven gepleisterde casementen, wederom afgesloten met een gepleisterd hoofdgestel.
De rondgaande wanden bezitten zesenvijftig deurtraveeën. In het derde kwart van deze eeuw werden alle oorspronkelijke, grenen opgeklampte deuren vervangen door stalen exemplaren. Hiervoor werden de kozijnen gewijzigd en werd aan de buitenzijde een vlakke cementen lijst aangebracht. Op elk niveau is aan vier zijden een geschuurd hardstenen fonteintje met spatstuk gedeeltelijk in het muurwerk gemetseld. Op elke verdieping geven vier getoogde doorgangen met veelruits ijzeren deuren toegang tot de achtergelegen trappenhuizen met hardstenen trappen met ijzeren leuningen.
De galerijen zijn opgebouwd uit uitkragende U-profielen die aan de voorzijde zijn gekoppeld met gelijkvormige liggers. Op de U-profielen zijn hardstenen platen als loopvlak aangebracht. Bij de vier vrijstaande gietijzeren spiltrappen is de galerijvloer met een rechthoekig bordes op de spil aangesloten. De 1m hoge ijzeren balustrades zijn sinds kort vervangen door hogere exemplaren. Het cellengebouw bevat in totaal tweehonderdenvier cellen, gelijk verdeeld over de begane grond en de drie verdiepingen.
Sommige cellen werden al tijdens de bouw gekoppeld om te dienen tot ruimte bijvoorbeeld voor de directeur of de onderwijzer. Andere werden later gekoppeld of verbouwd om te dienen tot werk- of wachtruimte. De op drie verdiepingen rondgaande galerij geeft toegang tot de cellen. De cirkel die door de cellen wordt gevormd, wordt door de trappenhuizen in de vier in de buitenmuur geplaatste torens in vier gelijke parten van ieder dertien cellen verdeeld.
De cellen bezitten een trapeziumvormig grondplan en hebben bij de deur een breedte van ca. 2,50m en bij het venster 2,90m, terwijl de diepte 4m bedraagt.
De zolder loopt over de bovenste verdieping van de cellenring en is van hieruit bereikbaar via een ijzeren trap. De zolder wordt gevormd door de steunberen tegen de binnenmuur waarover een vlak dak is gelegd. In de steunberen bevinden zich ovale doorgangen en langs de binnenmuur lopen twee bandstalen trekstangen om de spatkrachten van de spanten ter plekke van de steunberen gelijkmatig te verdelen.
De kap heeft een diameter van 53m en een hoogte van ca. 21m. De kap wordt gevormd door achtentwintig halfspanten aan de voet rustend op het muurwerk van de binnengevel van de centrale hal en in de nok verbonden met een grote ijzeren ring. Op deze ring rusten veertien spantjes die met elkaar de veertienzijdige lichtkoepel ondersteunen. Een halfspant is opgebouwd uit hoek- en plaatijzer dat aaneen geklonken is tot een gekromd spant met I-vormige doorsnede. Het lijf van de ligger is als een rasterwerk uitgevoerd. De halfspanten zijn onderling verbonden door zeven identiek samengestelde ijzeren gordingen, waarop houten gordingen zijn bevestigd. Over de houten gordingen is een houten beschot aangebracht. De binnenbeschieting is diagonaalsgewijs verwerkt, waarbij elk vak in richting haaks op het naastliggende is uitgevoerd. Tussen de derde en de vierde alsmede de zesde en de zevende gording zijn in totaal achtentwintig dakvensters aangebracht met resp. 3- en 2-ruits houten ramen.
Waardering:
CELLENGEBOUW uit 1882-1886 van J.F. Metzelaar.
- Van architectuurhistorische waarde als een goed en vrij gaaf voorbeeld in ex- en interieur van een cellengebouw in neorenaissance-stijl met hoogwaardige esthetische kwaliteiten zoals de bijzondere vorm, het materiaalgebruik en de ornamentiek. Het cellengebouw bezit architectuurhistorische waarde als onderdeel van het oeuvre van J.F. Metzelaar, omdat het hierbinnen zijn eerste koepelgevangenis van het panopticumtype is, een type dat zijn persoonlijke voorkeur genoot en door hem onder de aandacht van de minister van Justitie werd gebracht.
- Van stedebouwkundige waarde als onderdeel van een gevangeniscomplex in neorenaissance-stijl. Het cellengebouw is van stedebouwkundig belang vanwege de afmetingen, de hoge ligging en de verschijningsvorm, waardoor het een zeer bepalend element is in de wijk Lombok en in het gezicht op Arnhem vanuit het zuiden.
- Van cultuurhistorische waarde vanwege de bestemming en de verschijningsvorm die een bijzondere uitdrukking zijn van een culturele ontwikkeling n.l. de opkomst van het cellulaire stelsel en de algehele tendens tot rationalisering en disciplinering van het maatschappelijk leven en dus ook van het gevangeniswezen, die in de 19de eeuw plaatsvindt. Het is van belang als bijzondere uitdrukking van technische en typologische ontwikkelingen, omdat het de eerste en samen met Breda en Haarlem ook de enige koepelgevangenis van het panopticumtype in Nederland is, waarbij gebruik werd gemaakt van de nieuwste ontwikkelingen op technisch gebied. Het cellengebouw is als zodanig ook van belang vanwege de innovatieve waarde en de zeldzaamheid.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
GEVANGENISCOMPLEX, gebouwd in 1882-1886 in neorenaissance-stijl, bestaande uit een cellengebouw van het type panopticum, een poortgebouw, een administratiegebouw, een dienstgebouw (huishoudelijk gedeelte), een voormalige kapel (1888) en een ringmuur. Verder lagen er op het terrein nog drie luchtcellen in kwartronde vorm gesitueerd. Buiten de ringmuur lagen aan de oost- en de noordzijde resp. twee directiewoningen en elf bewaarderswoningen. Luchtcellen en dienstwoningen zijn reeds afgebroken, het dienstgebouw en de kapel worden binnenkort afgebroken en zullen daarom niet in de beschrijving worden opgenomen. De volgende complexonderdelen zijn beschermd: A: Het CELLENGEBOUW. B: Het ADMINISTRATIEGEBOUW. C: Het POORTGEBOUW, de RINGMUUR en de BERGPLAATSEN. Het complex is gebouwd in opdracht van het Ministerie van Justitie in 1882 naar ontwerp van de eerste departementale rijksbouwmeester Johan Frederik Metzelaar (1818-1897) door de aannemers L. Brand en P.P. Seret.
Het door een ringmuur omgeven complex is gelegen op een nagenoeg rechthoekig terrein, begrensd door de Wilhelminastraat in het oosten, de Alexanderstraat in het zuiden, de Diependalstraat in het westen en de Zuidelijke Parallelweg langs de verdiept gelegen spoorlijn in het noorden. Het terrein, dat aan de westzijde t.g.v. de terreingesteldheid een golvend verloop kent, is gelegen tussen de arbeiderswijk Lombok (1894-1909) en het terrein van het electrisch keuringsinstituut, K.E.M.A. (1936-1938).
JOHAN FREDERIK METZELAAR werd geboren in 1818 in Rotterdam. Hij ging in de leer bij een timmerman terwijl hij in de avonduren lessen volgde aan de tekenschool van het genootschap "Hierdoor tot Hoger". In 1838 vestigde hij zich als zelfstandig timmerman te Rotterdam. Een jaar later werd hij leraar bouwkunde aan bovengenoemde opleiding. In 1842 werd hij lid van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst en in 1846 verzocht hij de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam om het getuigschrift van architect. Zijn eerste uitgevoerde ontwerp dateert van een jaar later. Metzelaar ontwikkelde zich tot een succesvol architect in Rotterdam. Van groot belang voor Metzelaar was zijn vriendschap met Willem Nicolaas Rose, die in 1858 werd benoemd tot rijksbouwmeester in Den Haag. Hierdoor kwam ook Metzelaar onder de aandacht van de regering. Hij had zitting in de jury's voor een nieuw paleis der Staten-Generaal en voor het Muzeüm Koning Willem I, waar overigens ook Rose lid van was. In 1867 werd Metzelaar gevraagd het ontwerp en de inrichting te verzorgen van de Nederlandse afdeling op de wereldtentoonstelling in Parijs. In 1870 stond Metzelaar, die na het vertrek van Rose als landsbouwmeester in 1867 de enige architect werd die in vaste dienst was bij de rijksoverheid, een grootse carrière te wachten. Door het optreden van Victor de Stuers, die het werk van Rose en diens vrienden verafschuwde, werden echter een aantal ontwerpen van Metzelaar terzijde geschoven. Vanaf 1875 hield Metzelaar zich alleen nog maar bezig met de bouw van gevangenissen en gerechtsgebouwen, een terrein waarop hij door De Stuers met rust werd gelaten.
Metzelaar had in 1872 reeds de door zijn voorganger A.C. Pierson ontworpen strafgevangenis te Rotterdam gebouwd. Door de vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafrecht in 1881, waarin werd bepaald dat ieder arrondissement een eigen strafinrichting diende te hebben en de duur van de cellulaire opsluiting voor langgestraften werd verlengd, was uitbreiding van het bestaande aantal cellen van 1300 noodzakelijk geworden. Er moesten 1100 cellen bijkomen, een bouwinspanning die werd begroot op drie miljoen gulden. Aangezien Metzelaar de zestig reeds was gepasseerd, werd zijn zoon Willem Cornelis Metzelaar (1848-1918) tot zijn assistent benoemd. Deze was afgestudeerd aan de Delftse polytechnische school, daarna als opzichter in dienst getreden bij de Staatsspoorwegen en vervolgens tien jaar werkzaam geweest als gemeente-architect in Deventer en tevens als directeur van de plaatselijke bouwkundige avondschool. Toen J.F. Metzelaar in 1886 met pensioen ging, nam Willem Cornelis al zijn taken over. Hij bleef voor justitie werkzaam tot aan zijn eigen pensioen in 1914, vanaf 1902 met de titel hoofdingenieur voor de Justitiegebouwen.
Aan het begin van de reeks door J.F. Metzelaar ontworpen gevangeniscomplexen staat de strafgevangenis in Groningen (nu: Dr. S. van Mesdagkliniek), ontworpen als vleugelgevangenis (1881-1883). Daarna volgde de gevangenis te Arnhem (1882-1886), een panopticumgevangenis met een koepel. In Breda bouwde Metzelaar, geassisteerd door zijn zoon, vrijwel een exacte kopie van de Arnhemse gevangenis (1883-1886). Tegelijkertijd werd in Den Haag (Scheveningen) een strafgevangenis gebouwd (1883-1886). Hier gaf het bestuur, onder protest van Metzelaar die ook hier een koepelgevangenis wilde bouwen, de voorkeur aan een kruisvormige vleugelgevangenis verwant aan het Groningse type. Terwijl Breda en Den Haag in aanbouw waren, bouwde Metzelaar in Alkmaar (Schutterswei, 1883) en Zutphen (Lunettestraat, 1883-1886) nog twee kleinere strafgevangenissen. Naast de gevangenissen bouwde Metzelaar nog twaalf kantongerechten en één arrondissementsrechtbank gecombineerd met een kantongerecht (Tiel 1879-1882).
Het idee van de PANOPTICUMGEVANGENIS was op het einde van de 18de eeuw ontstaan in Engeland, waar Samuel Bentham het principe van het "Inspection House" ontwikkelde, een rond gebouw dat vanuit één centraal punt in het midden door één of enkele personen overzien kon worden. Dit type, waarbij de groep werd gecontroleerd door het individu dat weer onder controle stond van de samenleving, was bruikbaar voor scholen, ziekenhuizen, fabrieken en gevangenissen. Uitgaande van dit "Inspection House" ontwierp Samuels broer de filosoof en rechtsgeleerde Jeremy Bentham in 1791 een gevangenis het "Panopticum", waarin hij het systeem van "seeing without being seen" vervolmaakte. Het was een cirkelvormig gebouw waarvan de buitenste ring bestond uit cellen. In de buitenmuur van deze cellen zaten ramen en naar binnen toe werden ze slechts afgesloten door een ijzeren hekwerk. De toezichthouder die in het middelpunt zijn wachttoren had, kon dus met één rondblik in alle cellen kijken. Door middel van Venetiaanse blinden werd voorkomen dat de gevangenen konden zien of de wachttoren bemand was. Bentham ontwierp een perfect systeem van orde, discipline en toezicht houden op basis van een architectonische vondst. In het latere cellulaire stelsel, dat in de 19de eeuw opgang maakte werden de architectonische ideeën van Bentham op eclectische wijze verwerkt. Het gevangeniswezen werd in de 19de eeuw evenals zoveel andere sociale instituties sterk beïnvloed door een algehele tendens tot rationalisering en disciplinering van het maatschappelijk leven, juist toen het cellulaire stelsel opgang maakte. Uit deze samenloop van omstandigheden kwam de panopticumgevangenis voort, die in allerlei varianten werd toegepast in Frankrijk en de Verenigde Staten en door toedoen van Metzelaar ook in Nederland, waar drie koepelgevangenissen werden gebouwd in Arnhem, Breda en Haarlem, waarbij de laatste overigens van de hand is van Willem Cornelis Metzelaar (1899-1902). De voordelen van een panopticumgevangenis waren de lage bouwkosten, de weinig intensieve surveillance en de onmogelijkheid voor de gevangenen om buitenom onderling contact te hebben, iets dat bij een vleugelgevangenis wel mogelijk was. De lage bouwkosten werden bereikt doordat de bouw van een aparte kapel niet nodig was. De eredienst kon gegeven worden vanaf de centrale surveillancetoren midden onder de koepel en kon door alle gevangenen vanuit hun cel worden gevolgd. De arbeidsintensieve zondagsurveillance i.v.m. kerkbezoek was ook niet meer nodig. Bovendien waren er minder bewakers nodig, omdat vanaf de centrale surveillancetoren alle celdeuren gezien konden worden. Er kleefden echter ook grote nadelen aan de koepelgevangenis. Al gauw bleek dat de akoestiek in de koepel zo slecht was, dat men reeds in 1888 een aparte kapel op het terrein bouwde. Ook het handhaven van een aangename temperatuur bleek moeilijkheden op te leveren. Bovendien was het onmogelijk om een koepelgevangenis uit te breiden. De kritiek leidde er toe dat er niet meer dan drie koepelgevangenissen zijn gebouwd in Nederland.
Omschrijving
Het GEVANGENISCOMPLEX is gelegen op een nagenoeg rechthoekig terrein, dat door een ca. 3,5m hoge ringmuur wordt omgeven. De enige toegang tot het terrein vormt het vooruitgeschoven kasteelachtige poortgebouw aan de Wilhelminastraat, dat toegang geeft tot het ommuurde voorplein met enkele ruimtes aan de noord- en de zuidzijde, resp. portierruimte en wachtlokaal rechts en magazijn en ruimte technische dienst links. Tegenover het poortgebouw ligt het in de ringmuur opgenomen administratiegebouw. Links en rechts hiervan geven twee poorten in de muur toegang tot het gevangenisterrein. Het administratiegebouw is via een gang op twee verdiepingen verbonden met het erachter gelegen cellengebouw, dat op zijn beurt weer via een gang op twee verdiepingen is verbonden met het dienstgebouw. Poortgebouw, administratiegebouw, cellengebouw en dienstgebouw liggen op één oost-west as. Links van het cellengebouw ligt de hiermee d.m.v. een gang verbonden kapel.
Alle gebouwen zijn uitgevoerd in roodbruine baksteen gemetseld in kruisverband. Verder is gebruik gemaakt van gele IJsselsteen, hardsteen en gele en rode zandsteen.
Waardering
GEVANGENISCOMPLEX gebouwd in 1882-1886 door J.F. Metzelaar.
- Van architectuurhistorische waarde als een goed en vrij gaaf voorbeeld van een gevangeniscomplex in neorenaissance-stijl. Het complex is van bijzonder belang voor het oeuvre van J.F. Metzelaar, omdat het hierbinnen de eerste koepelgevangenis van het panopticumtype is, een type dat zijn persoonlijke voorkeur genoot en door hem onder de aandacht van de minister van Justitie werd gebracht. Het complex is van belang wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van de samenstellende onderdelen zoals de bijzondere hoofdvorm van m.n. poortgebouw en cellengebouw, het materiaalgebruik en de bijzondere ornamentiek.
- Van stedebouwkundige waarde vanwege de rangschikking van de samenstellende onderdelen onderling. Het complex is van stedebouwkundig belang vanwege de afmetingen, de hoge ligging en de verschijningsvorm, waardoor het niet alleen een zeer bepalend element in de wijk Lombok vormt, maar ook een dominante factor is in het gezicht op Arnhem vanuit het zuiden (Rijn).
- Van cultuurhistorische waarde vanwege de bestemming en de verschijningsvorm die een bijzondere uitdrukking zijn van een culturele ontwikkeling n.l. de opkomst van het cellulaire stelsel en de algehele tendens tot rationalisering en disciplinering van het maatschappelijk leven en dus ook van het gevangeniswezen, die in de 19de eeuw plaatsvindt. Het is van belang als bijzondere uitdrukking van een bestuurlijke ontwikkeling, waarbij in het kader van het nieuwe Wetboek van Strafrecht werd besloten dat er op korte termijn een aantal nieuwe gevangenissen gebouwd moesten worden. Het is van belang als bijzondere uitdrukking van technische en typologische ontwikkelingen m.n. het cellengebouw met zijn cirkelvormige plattegrond en koepel en is als zodanig ook van belang vanwege de innovatieve waarde en zeldzaamheid. Het is de eerste en samen met Breda en Haarlem ook de enige panopticumgevangenis is in Nederland.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Cellencomplex | Bestuursgebouwen, rechtsgebouwen en overheidsgebouwen | Gerechtsgebouw(E) | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Wilhelminastraat | 16 | – | 6812 CW | Arnhem | – | – | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | P | 6850 | – | Arnhem |
– | P | 6848 | – | Arnhem |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1882 | 1886 | – | vervaardiging |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Metzelaar, J.F. ; Gelderland | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Ministerie van Justitie ; Gelderland | opdrachtgever | – |
Brand, L. ; Gelderland | aannemer / uitvoerder | – |
Seret, P.P. ; Gelderland | aannemer / uitvoerder | – |
Smit en Co, W. ; Gelderland | overig ambachtsoort | – |