St. Jan de Doper, Arnhem

Inleiding

R.K. KERK St. Jan de Doper, gebouwd in 1894-1895 door de architect Alfred Tepe (1840-1920) in neogotische stijl. Bouwpastoor was G.J.C. Overwijn. De interieurstukken zijn vervaardigd door F.W. Mengelberg (1837-1919), de geelgieter J.H. Brom uit Utrecht maakte de fraaie doopvont. Heinrich Geuer (1841-1904) vervaardigde de gebrandschilderde glas-in-loodramen, die helaas op enkele fragmenten na in de oorlog verloren zijn gegaan. Alle kunstenaars waren evenals Tepe lid van het St. Bernulphusgilde, dat in 1869 door de Utrechtse priester Gerard van Heukelum was opgericht met het doel om geestelijken en kunstenaars met elkaar in contact te brengen en de kerkelijke kunst nieuw leven in te blazen, geïnspireerd op de middeleeuwse voorbeelden. De kerk is niet georiënteerd, het koor wijst in noordoostelijke richting. Voor de kerk ligt een ruim voorplein, dat aan de zuidzijde wordt begrensd door de in 1896 door J.W. Boerbooms gebouwde pastorie, die wel in de rooilijn van de Verlengde Hoflaan staat. Langs de gehele zuidzijde van de kerk strekt zich de ommuurde pastorietuin uit. Aan de noordzijde wordt het kerkterrein afgesloten door een hekwerk. De kerk vormt samen met de pastorie, waarmee zij via een korte gang is verbonden, een R.K. complex in het noordoosten van de Arnhemse volkswijk Klarendal.

Omschrijving

De driebeukige hallenkerk, waarvan de zijbeuken iets lager zijn dan het middenschip, is geheel opgetrokken in baksteen in kruisverband. Zelfs de waterlijsten en traceringen zijn van dit materiaal. Het middenschip is breder dan de zijbeuken en is aan de koorzijde voorzien van een driezijdige sluiting. De ten opzichte van de zijbeuken uitspringende ingangspartij is rechthoekig en voorzien van een topgevel. De zijbeuken zijn zowel aan de koor- als aan de ingangszijde voorzien van een tweezijdige sluiting.

Aan de zuidzijde is de zijbeuk voorzien van een grote rechthoekige uitbouw, die even hoog is als het schip en daardoor de indruk van een dwarspand wekt. Dit bouwdeel bevat twee bouwlagen, beneden de sacristie en boven de zangerstribune. In de oksel aan de westzijde van deze uitbouw bevindt zich de traptoren. Oostelijk van het dwarspand bevindt zich een lage aanbouw, die dienst doet als dagkapel.

De plint die rondom de gehele kerk is doorgetrokken wordt afgesloten door een bakstenen afgeschuinde deklijst. De afzaten van de spitsboogvensters zijn onderling verbonden door een rondom de gehele kerk doorgetrokken bakstenen waterlijst. Bij de bakstenen deur- en vensteromlijstingen is gebruik gemaakt van rode verblendsteen. Tussen de traveeën en op de hoeken van de koor- en zijbeuksluitingen bevinden zich steunberen, die boven de plint nog twee versnijdingen met afzaten bezitten, waarvan de bovenste bedekt zijn met leien in maasdekking. De gevels sluiten af met een bakstenen geprofileerde daklijst met een kraalprofiel en een kwarthol profiel. Het boeiboord van de houten bakgoot is bezet met leien.

Het middenschip is voorzien van een zadeldak met driezijdige beëindiging en de zijbeuken hebben schilddaken. Alle daken zijn gedekt met leien in maasdekking en voorzien van pironnen op de nokuiteinden. Op de piron van het middenschip staat een geornamenteerd ijzeren kruis. In de dakschilden bevinden zich dakkapellen met opgeklampte luiken met smeedijzeren beslag en een met leien gedekte ingezwenkte spits met piron. De luiken hebben driepasvormige openingen.

Alle vensters hebben bakstenen dagkanten bestaande uit een kraalprofiel tussen kwartholle bakstenen traceringen.

De WESTGEVEL. De symmetrisch ingedeelde voorgevel van het middenschip springt ten opzichte van de sluitingszijde van de zijbeuken ver naar voren en is voorzien van een bakstenen tuitgevel. De middenas van dit gedeelte wordt gedomineerd door een groot vensternisportaal. Onderin dit portaal bevindt zich de hoofdingang met een rondboogvormige beëindiging. De dubbele deur is modern en heeft een enkelruits bovenlicht in de boogtrommel. Boven de deur sluit een moderne houten luifel aan op houten schoorbalken. De luifel is gedekt met mastiek. Boven de ingangspartij bevat het vensternisportaal een hoog spitsboogvenster met vijfdelig traceerwerk met in de top een zesdelige rozet, geflankeerd door visblazen. Het vensternisportaal wordt aan weerszijden geflankeerd door een slanke rondboognis met driepas in de top. De topgevel heeft twee lage spitsboognissen aan de buitenzijde met daartussen twee hogere nissen met smalle lichtspleten en tweedelig traceerwerk met visblazen in de top. In de geveltop bevindt zich een blinde oculus, gevuld met drie cirkels. De schouders en schuin oplopende zijden van de gevel zijn afgedekt met ezelsruggen met in de top een zeshoekige bakstenen pinakel, die deels over de gevel tot boven de oculus is doorgetrokken. Voor de ingang bevindt zich een moderne betonnen bordestrap. De zijgevels van dit risalerende middendeel zijn blind. De tweezijdige sluitingen van de zijbeuken hebben in elke sluitingszijde een spitsboogvenster met tweedelige traceerwerk met een driestraal in de top.

De NOORDGEVEL. De noordgevel bestaat uit zes traveeën, waarvan de middelste vier aanzienlijk uitspringen. Dit gedeelte is voorzien van inpandige steunberen. De flankerende traveeën (de sluitingstraveeën) hebben uitwendige steunberen, waarbij de westelijke door een extra steunbeer in twee vakken is verdeeld. Dit gedeelte bevat twee spitsboogvensters met tweedelig traceerwerk met in de top een cirkel waarbinnen drie kleinere cirkels. Het uitspringende deel is voorzien van vier grote spitsboogvensters met vierdelig traceerwerk, met een vierpas in de top, geflankeerd door visblazen. Het spitsboogvenster in de oostelijke travee heeft eveneens vierdelig traceerwerk met in de top drie sferische driehoeken tussen visblazen. Onder de vensters van het westelijke vak bevindt zich een lage rechthoekige aanbouw met in de westgevel een ingang onder een strek met een opgeklampte deur met fraaie smeedijzeren gehengen, versierd met krullen en klaverbladen. De noordgevel van deze aanbouw heeft een spitsboogvenster zonder maaswerk.

De OOSTGEVEL. De oostelijke afsluiting van de hoofdbeuk is driezijdig, die van de zijbeuken tweezijdig. De sluitingen zijn voorzien van steunberen. De vensters in het middenkoor hebben een driedelige tracering met driestraal in de top, die van de nevenkoren zijn voorzien van tweedelige traceringen met eveneens driestralen in de top.

De ZUIDGEVEL. De zuidbeuk heeft zes traveeën en is voorzien van steunberen. Tegen de meest westelijke travee van deze zuidbeuk is door Boerbooms tijdens de bouw van de pastorie een ondiepe portaalruimte tussen de steunberen aangebouwd, waarbij het door Tepe gebouwde portaal werd gehandhaafd. Deze portaalruimte is door middel van een korte gang met de pastorie (apart monumentnummer 516736) verbonden. De zuidgevel van deze aanbouw bezit twee spitsboogvensters zonder traceringen. Rechts is een smal wc-raam geplaatst. Links boven onder de deklijst bevindt zich een zinken hemelwatervergaarbak, rustend op smeedijzeren gekrulde steunen. De deklijst is van rode zandsteen. De eerste twee traveeën gerekend vanuit het westen van de zuidbeuk hebben spitsboogvensters met vierdelig traceerwerk met een vierpas tussen visblazen in de top. De derde travee gaat voor de helft schuil achter de traptoren, het linker deel heeft een spitsboogvenster met tweedelig traceerwerk met in de top een cirkel gevuld met drie kleinere cirkels. Onder dit venster bevindt zich een aanbouw, geplaatst tussen de steunbeer en de traptoren, waarschijnlijk ontworpen door Boerbooms en opgetrokken tijdens de bouw van de pastorie in 1896. Deze bergruimte heeft in de voorgevel een Vlaamse gevel met daar onder een deur onder een segmentboog. De opgeklampte deur heeft smeedijzeren beslag. Aan weerszijden van de ingang bevindt zich siermetselwerk in ruitvorm. In de Vlaamse gevel bevindt zich een rondboogvenstertje. Deze aanbouw is voorzien van een lessenaarsdak met steekkapje met wolfeind boven de Vlaamse gevel. Op het dak liggen leien in maasdekking. De hiernaast gelegen traptoren is achtzijdig, waarvan tot aan de daklijst slechts vijf zijden zichtbaar zijn. De toren bezit diverse smalle lichtspleten en heeft boven de daklijst van de kerk uitkragende hoekdelen, in elke zijde onderling verbonden door spitsbogen. Boven deze geleding bevindt zich de achtzijdige lantaarn met lancetvormige galmgaten. De slanke achtzijdige spits, gedekt met leien heeft een zinken piron met een geornamenteerd ijzeren kruis en een torenhaan. Ten oosten van de toren bevindt zich een sterk risalerend bouwdeel, dat twee traveeën breed is en even hoog is als de kerk. Dit transept-achtige bouwdeel heeft in de zuidgevel twee hoge spitsboogvensters, die door de afzaatlijst zijn doorgetrokken tot aan de plint. De vensters zijn tweedelig, de onderste dienen ter verlichting van de sacristie, zijn rechthoekig en hebben drie verticale stijlen en één horizontale stijl. Deze vensters sluiten aan de bovenzijde af met een afzaatlijst met daarboven een blind veld, geleed door vier driepasbogen. Dit deel sluit aan de bovenzijde weer af met een afzaatlijst. De spitsboogvensters daar boven hebben vierdelig traceerwerk met in de top een cirkel gevuld met drie sferische driehoeken. De onderramen hebben smeedijzeren hekwerken. Onder het linker venster bevindt zich een ingang met segmentboog met een opgeklampte deur met smeedijzeren hang- en sluitwerk. Een bakstenen trap van twee treden bevindt zich voor de deur. Onder het rechter venster bevindt zich een tweedelig kelderlicht met diefijzers. De westgevel van dit bouwdeel is rechts van de traptoren voorzien van een spitsboognis met tweedelig traceerwerk met in de top een cirkel met drie kleinere cirkels daarbinnen. Van de oostelijke gevel is alleen het bovenste deel zichtbaar met daarin een spitsboognis met driedelig traceerwerk met in de top een driestraalmotief. Op het benedendeel van het dwarspand sluit aan de oostzijde een rechthoekige aanbouw met plat dak aan. Links bevindt zich een ingang met segmentboog. De opgeklampte deur heeft smeedijzeren beslag en een bovenlicht, bestaande uit twee klapramen met gekleurd glas-in-lood. Rechts naast de deur bevinden zich twee spitsboognissen met kwartholprofilering en een verdiept liggend kruis in het centrum. De aanbouw heeft een bakstenen balustrade met blinde driepasbogen en een geprofileerde natuurstenen deklijst. De uitbouw heeft op de hoek een hoekliseen, die zich ter hoogte van de balustrade voortzet als een hoekpinakel met een zandstenen bekroning. De rechter zijgevel van deze aanbouw heeft een ingang en een venster. Het venster en de deur zijn gevat onder één segmentboog. De opgeklampte deur met smeedijzeren gehengen heeft een 2-ruits bovenlicht met zware middenstijl. het venster heeft vier ramen met bovenlichten en smeedijzeren glasbeschermers. Deze dagkapel kwam niet tegelijk met de kerk tot stand en dateert waarschijnlijk uit de bouwtijd van de pastorie. De oostelijke travee van de zuidbeuk heeft een spitsboogvenster met 4-delig traceerwerk met een cirkel met drie sferische driehoeken in de top.

Het kerkterrein wordt aan de oostzijde afgesloten door een gemetselde muur, deels voorzien van lisenen en ezelsruggen. Aan de noordzijde wordt het terrein begrensd door een geornamenteerd smeedijzeren hekwerk.

Het INTERIEUR is afgezien van de ramen en de oorspronkelijke beschildering nagenoeg gaaf bewaard gebleven. De drie beuken worden ieder door vijf slanke zuilen met achtzijdige basementen en lijstkapitelen van elkaar gescheiden. De scheibogen zijn geprofileerd. De gordelbogen verdelen de beuken in zes traveeën. Het middenschip heeft aan de westzijde een extra, wat smallere travee, waarin zich het portaal bevindt.

Op de scheidingen tussen de koorsluitingen en op de scheidingen van de portaalruimte en de zijbeuksluitingen staan halfzuilen van hetzelfde type als de zuilen in het schip. In de noordbeuk worden de vier middelste vakken van elkaar gescheiden door inpandige steunberen, die aan de bovenzijde met elkaar verboden zijn door geprofileerde spitsbogen. De op deze wijze ontstane nissen bieden plaats aan de biechtstoelen. De gewelven worden bij de buitenmuren en de inpandige steunberen opgevangen op colonnetten met lijstkapitelen en geprofileerde basementen. De ruimte is voor het merendeel overkluisd door vierdelige kruisribgewelven, met uitzondering van de sluitingsvakken en het vak in de zuidbeuk ter hoogte van de traptoren, dat voorzien is van een vijfdelig ribgewelf. De vijfde rib wordt hier weer opgevangen door een colonnet, die dit vak onderverdeelt in twee delen. Het rechter deel heeft een venster, het linker deel een blind venster, waarachter de traptoren staat. Het blindvenster heeft dezelfde tracering als het venster rechts. Ingangen afgesloten door segmentbogen bevinden zich, gezien vanuit het westen, in het eerste, derde en zesde vak van de zuidbeuk en in het eerste vak van de noordbeuk. De deuren zijn van hetzelfde type als de buitendeuren. De meest westelijke travee van het middenschip heeft een gewelf met een nokrib, die zich aan beide zijden opsplitst in diagonale ribben. In de portaalruimte staat een houten vlak gedekt portaal met drie deuren en ramen met figuratief glas-in-lood van Alex Asperslagh uit 1931. De uitbouw in de zuidbeuk is naar de kerkruimte toe geopend door twee hoge spitsbogen, die rusten op muurpijlers en een ronde pijler in het midden. Deze rechthoekige transeptruimte is in twee verdiepingen verdeeld. Het benedendeel, de sacristie, is van de kerkruimte afgesloten en heeft een balustrade van driepasbogen. Geheel rechts bevindt zich een ingang met segmentboog. De sacristie is onderverdeeld in twee vertrekken, voorzien van troggewelven. De vensters in de zuidwand bevatten gekleurde glas-in-loodramen, tegen de noordwand staan vaste kasten met paneeldeuren, in de oostwand bevindt zich een korfboognis met een hardstenen bassin. Het zangkoor boven de sacristie heeft twee kruisribgewelven. De deur in het zesde vak van de zuidbeuk geeft toegang tot een gang, die rechts naar de sacristie leidt en links naar de dagkapel.

De oorspronkelijke polychromie is vervangen door de huidige beschildering in wit- en grijstonen. Oude foto's tonen een ingetogen beschildering, op de pijlers onder meer ringbanden met sprinkhanen en schelpen (symbolen van Johannes de Doper) en op de gewelfkappen fijn rankwerk.

DE INVENTARIS dateert voor het overgrote deel uit de jaren direct na de voltooiing van het kerkgebouw in 1895 en is vrij gaaf bewaard gebleven.

- Hoogaltaar: neogotiek, zandsteen, met beeldhouwwerk en schildering op koper. Atelier F.W. Mengelberg, Utrecht.

- Zijaltaren: neogotiek, zandsteen, met onder meer fraaie schilderingen op koper, atelier Mengelberg, Utrecht.

- Beelden: zandstenen en houten beelden op fraaie marmeren zuiltjes met zandstenen bladkapitelen in het koor, atelier Mengelberg, atelier J.P. Maas uit Haarlem.

- kruisweg: In de zuidbeuk hangen 14 grote geschilderde staties op houten panelen van het atelier Mengelberg, rond 1900.

- ambo: De ambo is modern, maar bevat houten reliëfs, afkomstig van de oude door Mengelberg vervaardigde preekstoel uit 1904. Een vierde fragment daarvan bevindt zich in de dagkapel.

- biechtstoelen: In de noordbeuk staan vier neogotische fraaie stoelen, eikenhouten biechtstoelen van het atelier Mengelberg, daterend omstreeks 1900.

- banken: De eikenhouten banken in het schip dateren waarschijnlijk uit de periode vlak na de oplevering van de kerk. Enkele banken bezitten aan de achterzijde gotische briefpanelen.

- doopvont: Koper, neorenaissance, 1897, gesigneerd door J.H. Brom te Utrecht. Dit fraaie werkstuk is geïnspireerd op de vroegrenaissance doopvont in de Walburgskerk te Zutphen. De doopvont staat op een vloer van gedecoreerde patroontegels.

- diversen: 9 vaandels, waarvan 8 uit het begin van deze eeuw, mogelijk naar ontwerp van Mengelberg. Fraai tapijt in priesterkoor uit 1935, door B. Plieger uit Groenlo. Zilverwerk, waaronder een ciborie uit 1771 van de Utrechtse zilversmid Adam Visch en een torenmonstrans (1896) uit het atelier Brom.

- beglazing: Huidige beglazing van de kerkvensters dateert uit de jaren 50 en 60, vervaardigd door Eugène Laudy. De oude beglazing van H. Geuer uit Utrecht, die ook voor de door Tepe ontworpen St. Martinus te Arnhem gebrandschilderde glas-in-loodramen leverde, ging op enkele fragmenten na (in grote raam westgevel) verloren in de Tweede Wereldoorlog.

Waardering

De R.K. KERK St. Jan de Doper uit 1894-1895 van architect A. Tepe.

- Van architectuurhistorisch belang als een goed en gaaf voorbeeld in ex- en interieur van een laat 19de-eeuwse neogotische kerk, waarin invloeden van de Westfaalse en Nederrijnse gotiek zichtbaar zijn. De St. Jan de Doper is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van architect Alfred Tepe, één van de belangrijkste en meest productieve architecten, die bouwden in de stijl van de neogotiek. Binnen de neogotiek was hij de voornaamste vertegenwoordiger van de Utrechtse school. De St. Jan de Doper maakt deel uit van het late werk van Tepe en vormt een sobere variant op zijn bekende kerken in IJsselstein (1885-1887) en Raalte (1891-1892). Verder vertoont de kerk gelijkenis met de O.L. Vrouw ten Hemelopneming in Utrecht, gebouwd door Tepe in 1893-1894. De kerk is van architectuurhistorisch belang vanwege de hoogwaardige esthetische kwaliteiten in ex- en interieur, zoals gave verhoudingen, een grote ruimtelijkheid en bijzondere detaillering. De nog grotendeels bewaard gebleven inventaris, vervaardigd door leden van het St. Bernulphusgilde, heeft kunsthistorische waarde. De kerk vormt zo een "Gesamtkunstwerk" en toont de visie van het Bernulphusgilde ten aanzien van kerkenbouw en interieurdecoratie.

- Van stedenbouwkundige waarde als onderdeel van een R.K. complex bestaande uit een neogotische kerk en pastorie. De kerk is van stedenbouwkundig belang vanwege haar ligging aan de oostzijde van het kerkplein. Bovendien vormt zij door haar afmetingen en silhouet een karakteristiek punt in het noordoostelijk gedeelte van Klarendal.

- Van cultuurhistorische waarde als uitdrukking van een geestelijke ontwikkeling, nl. het emancipatieproces van de Rooms Katholieken.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
516735
Complexnaam
St. Jan de Doper-parochiecomplex
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Inleiding

Het R.K. parochiecomplex St. Jan de Doper bestaat uit twee objecten:

A: De PAROCHIEKERK St. Jan de Doper.

B: De PASTORIE.

De parochiekerk is een neogotische hallenkerk gebouwd in 1894-1895 door architect Alfred Tepe onder bouwpastoor G.J.C. Overwijn. De pastorie is gebouwd in 1896 door architect J.W. Boerbooms in neogotische stijl met neorenaissance elementen. Tepe was evenals de kunstenaars F.W. Mengelberg, J.H. Brom en H.J.J. Geuer, die allen meewerkten aan de St. Jan de Doper, lid van het St. Bernulphusgilde, een toonaangevende vereniging op het gebied van kerkelijke kunst en architectuur. Het complex ligt aan de Verlengde Hoflaan in het noordoosten van de Arnhemse volkswijk Klarendal. De kerk is niet georiënteerd. Het koor wijst naar het noordoosten. De kerk is aan de rechterzijde (zuidzijde) verbonden met de naastgelegen pastorie door middel van een korte gang. Het kerkgebouw is teruggelegen t.o.v. de straat, terwijl de pastorie in de rooilijn staat. Op deze wijze is voor de kerk een ruim plein ontstaan. Achter de pastorie, rechts van de kerk ligt de diepe pastorietuin, die zich langs de gehele zuidgevel van de kerk uitstrekt. De tuin wordt aan de rechterzijde afgesloten door aangrenzende bebouwing en een gemetselde muur. Aan de achterzijde wordt het terrein begrensd door een gemetselde muur en aan de noordzijde door een geornamenteerd smeedijzeren hekwerk.

Omschrijving

De driebeukige hallenkerk en de pastorie op nagenoeg rechthoekig grondplan zijn beide geheel uitgevoerd in baksteen. De daken zijn gedekt met leien in maasdekking. Het complex vormt dankzij zij de traptoren, de topgevels, de in- en uitspringende bouwmassa's en de hoogte van kerk en pastorie een levendig silhouet.

Waardering

Het R.K. complex St. Jan de Doper.

- Van architectuurhistorisch belang als een in ex- en interieur goed en gaaf voorbeeld van een parochiecomplex in een neogotische stijl, die is gebaseerd op de Nederrijnse gotiek. Het complex heeft architectuurhistorische waarde vanwege de hoogwaardige esthetische kwaliteit van de samenstellende onderdelen, die hoewel gebouwd door verschillende architecten toch een eenheid in stijl en materiaal bezitten, waarin de visie van het St. Bernulphusgilde tot uitdrukking komt.

- Van stedebouwkundige waarde vanwege de rangschikking van de samenstellende onderdelen, waardoor een plein is ontstaan. Het complex is van stedebouwkundig belang vanwege de afmetingen, de ligging en de verschijningsvorm, waardoor het een zeer bepalend beeldelement in de wijk Klarendal vormt.

- Van cultuurhistorische waarde vanwege de bestemming, welke verbonden is met de religieuze ontwikkeling van Arnhem: de stichting van parochies t.b.v. nieuwe woonwijken. Bovendien komen in het complex de opvattingen van het St. Bernulphusgilde ook wel aangeduid als de Utrechtse school tot uitdrukking, één van de twee stromingen op het gebied van de Neogotiek (de andere richting werd vertegenwoordigd door de Amsterdamse school van Cuypers c.s.). Beide stromingen kunnen gezien worden als een uitdrukking van een geestelijke ontwikkeling, nl. het emancipatieproces van de Rooms Katholieken in Nederland.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Muur(D) Voorwerpen op pleinen en dergelijke Erfscheiding(D) oorspronkelijke functie
Hek Voorwerpen op pleinen en dergelijke Erfscheiding(D) oorspronkelijke functie
Parochiekerk Religieuze gebouwen Kerk en kerkonderdeel oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Verlengde Hoflaan 74 6822 ED Arnhem Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Religieuze gebouwen Kerk en kerkonderdeel Driebeukig Hallekerk
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
R 7260 Arnhem
R 7259 Arnhem
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1894 1895 vervaardiging
Naar boven