516984, Goirle

Onderdeel 2

Inleiding

MACHINEHUIS uit 1891 voor de STOOMMACHINE. Mogelijk gerealiseerd naar plannen van de Tilburgse architect E. Fremau.

Omschrijving

Het stoommachinehuis op rechthoekig grondvlak (oppervlakte ca. 144 m2) bestaat uit een bouwlaag. Het wordt gedekt door een plat dak gedeeltelijk voorzien van een glazen lichtkap. De ingang van het stoommachinehuis, bestaat uit een dubbele deur met een rondboogvormig bovenlicht met een geometrische roedeverdeling. De grenenhouten deuren zijn afgehangen aan smeedijzeren gehengen. Het machinehuis is bereikbaar via een ijzeren steektrap met bordes. Het opgaand werk van het machinehuis bestaat uit rode handgevormde baksteen gemetseld in kruisverband. Het interieur draagt kenmerken uit de bouwtijd, maar is aangetast door een aantal buizen en leidingen. De vloerafwerking is van granitowerk. De wanden hebben een lambrisering van witte, liggende rechthoekige facettegels. In het machinehuis bevindt zich een vrijwel complete stoommachine afkomstig van de machinefabriek Werkspoor (Amsterdam).

Waardering

Stoommachinehuis en de daarin bewaarde machine zijn van algemeen belang als één van de drie samenstellende complexonderdelen. Er is een sterke functionele relatie met de naastgelegen schoorsteen. Bovendien heeft dit onderdeel bijzondere waarde vanwege de nog aanwezige machine, als krachtbron één van de belangrijkste onderdelen van een fabriekscomplex en derhalve van grote cultuurhistorische waarde.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
516984
Complexnaam
Fabriekscomplex Havep
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Complexomschrijving

Inleiding

Drie onderdelen van de fabriek van de firma "Havep", voorheen H. van Puijenbroek.:

1 kantoor ververij uit 1888;

2 stoommachinehuis en machine uit 1891;

3 fabrieksschoorsteen uit 1891.

Historische inleiding In 1865 startte Hendrik van Puijenbroek de textielonderneming aanvankelijk voor behangsellinnen. In 1880 werd een linnenweverij uit Geldrop aangekocht. Het weven geschiedde tot 1891 vermoedelijk met handkracht. In 1897 was de eerste officiële vermelding van twee stoommachines op het bedrijf. Vijf zoons namen de leiding over in 1901. Het zijn Adriaan, Henri, Cornelis, Jacques en Eduard. De handweverij in de fabriek werd in 1908 geheel vervangen door stoommachines. De arbeiders waren daar zeer ongelukkig over. Het bedrijf had in dat jaar ongeveer 150 thuiswevers in dienst. Gesteund door de vakbonden weigerde een aantal fabrieksarbeiders vervolgens het linnen van de handwevers machinaal te weven. Alle arbeiders werden ontslagen. Een deel van de productie werd overgebracht naar de vlasspinnerij van Van Puijenbroek in Tilburg, die kort daarvoor was opgericht. De sociaal bewogen Goirlese ondernemer Jan van Besouw, die voorstander was van het werk van de vakbonden, verklaarde zich solidair met de stakende arbeiders van Van Puijenbroek en nam in die tussentijd er zeventig van in dienst. Uiteindelijk na bijna vijf maanden erkenden ook de vakbonden dat het thuisweven geen toekomst meer had. In 1914 werd de firma omgezet in een Naamloze Vennootschap: de 'Firma H. van Puijenbroek' werd de 'N.V. H. van Puijenbroek's Textiel Maatschappij'. Er volgde een uitbreiding met 6000 m2. In de jaren 1916-18 kwam het bedrijf nagenoeg stil te liggen. De magazijnen deden dienst als onderkomen voor vluchtelingen uit België en Frankrijk. In 1919 start opnieuw de productie. In 1920 had men 500 mensen aan het werk. Naast het veel gevraagde linnen werd in die tijd ook katoen en jute verwerkt. Naast stoffen voor de kledingindustrie en aloude behangsellinnen werden dan ook handdoeken, kaasdoeken, vaatdoeken, zakdoeken en luiers gemaakt. Ook werd halflinnen geproduceerd. De NV vond afzet zowel in binnen- als in het buitenland. Al in 1920 werd de overheid een van de grootste afnemers van de producten van Van Puijenbroek. '...Prima kwaliteit, scherp concurreerende prijs...' was en is het motto van de onderneming. Al tijdens de Eerste Wereldoorlog stapte Henri uit de onderneming en startte in 1916 'de Nederlandse Vlasspinnerij in Tilburg'. In 1919 verlieten Adriaan en Cornelis de onderneming. Tien jaar later trad ook Jacques uit. In 1921 werd Mr. M.P.L. Steenberghe, de latere minister van economische zaken voor landbouw en visserij in het tweede kabinet van Colijn juridisch adviseur van het bedrijf. Kort na zijn indiensttreding werd Steenberghe gevraagd directeur te worden. In 1925 trad Rudolf, zoon van Eduard, toe tot de directie. In 1931 werden vanwege de crisis noodgedwongen 250 arbeiders ontslagen. De firma was dan nog steeds grotendeels een toeleveringsbedrijf voor de confectie-industrie bestaande uit een weverij met een ververij. Het spinnen van garens was in het begin van de eeuw afgestoten naar andere bedrijven. Met de komst van Rudolf werd het bedrijf uitgebreid met een confectieafdeling, daarnaast schakelde de fabriek voor een gedeelte over op de productie van wollen damesstoffen. Bijna duizend werknemers waren in 1938 in dienst van de NV. In de Tweede Wereldoorlog kwam de productie grotendeels stil te liggen. Werknemers van het bedrijf konden, dan via de werkverschaffing, op het landgoed Gorp en Roovert dat eigendom was van het bedrijf, hei ontginnen tot bouw- en grasland. In 1959 startte opnieuw binnen het bedrijf een eigen spinnerij maar nu in Tilburg. De confectieafdeling werd in de zestiger jaren uitgebreid met een fabriek in Meerhout (Belgie). De N.V. werd in 1972 omgezet in een B.V. Mevrouw G.G. van Puijenbroek-Vroom de echtgenote van Rudolf trad toe tot de directie. In 1975 werd de Nederlandse loonconfectie-afdeling verplaatst naar Tunesië. In 1990, bij het 125-jarig bestaan van Van Puijenbroek, werd in Tilburg nog steeds gesponnen en geweven, in Goirle gebleekt, geverfd en gesneden.

Omschrijving

De drie beschermde onderdelen bevinden zich aan de oostzijde van het fabrieksterrein. De schoorsteen staat tussen het machinehuis en het kantoor in.

Waardering

Het complex bestaande uit drie onderdelen is van algemeen belang als herinnering aan de sociaal-economische ontwikkeling van midden-Brabant, in het bijzonder de bloei van de textielindustrie aan het eind van de negentiende eeuw. Het drietal objecten is vanwege zijn functie, onderlinge relatie, verschijning en bakenwerking van belang als beschermd brandpunt van de fabriek.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Factorij Handelsgebouwen, opslag- en transportgebouwen Handel en kantoor oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Goirle Bergstraat, Watermolenstraat Ja
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
B 7674 Goirle
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1891 1891 vervaardiging
Ambachten
Name Beroep Notitie
Fremau, Ed. ; Noord-Brabant architect / bouwkundige / constructeur
Naar boven