Inleiding.

Vrijstaande VILLA gebouwd omstreeks 1890 in Chaletstijl, vermoedelijk naar ontwerp van C.P. Van Genk. De villa is in 1995 grondig gerestaureerd.

Omschrijving.

Tweelaags pand bestaande uit een souterrain, bel-etage en verdieping onder een samengesteld dak. De hoofdvorm bestaat uit een vierkant blok uitgevoerd in (later) geverfde baksteen onder een afgeplat schilddak, gedekt met leien. Geheel rondom heeft het pand een natuurstenen plint, alle hoeken, zowel van het hoofdblok als van de risalieten, zijn voorzien van gepleisterde hoekpilasters. In de gevels zijn speklagen aangebracht, in dezelfde kleur geverfd als de baksteen en daardoor slecht zichtbaar. Alle ramen hebben aan de bovenzijde gestucte omlijstingen en geprofileerde kozijnen, gedeeltelijk voorzien van wisseldorpelklosjes. Het dak heeft een geprofileerde verspringende goot die ter plekke van de dakkapellen doorsneden is, elk hoekpunt van de goot wordt geaccentueerd door een dekoratief element. De topgevels zijn voorzien van windveren en houtwerk in de vorm van schijnspanten, aan de voorzijde gevuld met houtsnijwerk in ajour. De voorgevel heeft links een risaliet met topgevel onder zadeldak. Op de begane grond bevindt zich hierin een breed getoogd raam, erboven is op grote consoles een rechthoekig balkon aangebracht met openslaande deuren, voorzien van getoogd bovenlicht. Zowel balustrade als consoles hebben houtsnijwerk in ajour. Rechts op de hoek van de voorgevel is een drielaagse, achtkantige toren gezet, hiervan zijn op de begane grond en eerste verdieping vijf zijden zichtbaar. Boven de dakrand steekt de achtzijdige tweede verdieping uit, bekroond door een afgeknotte spits met siersmeedijzeren hekwerk. De toren wordt horizontaal geleed door geprofileerde lijsten. In de gevels zijn getoogde ramen aangebracht, in het dakvlak een oeil de boeuf. Tussen risaliet en toren is een éénlaagse houten vestibule geplaatst. Deze steekt ten opzichte van de voorgevel ver naar voren. In het midden van de serre bevindt zich een deur, ervoor is een natuurstenen trap geplaatst met houten leuning, aan de voorzijde van hardstenen pijlers voorzien. Aan weerszijden van de deur zijn rondboogramen zichtbaar. Boven de serre is een balkon, voorzien van houten balustrade in ajour. Het vlak boven deur en ramen is opgevuld met vakwerk. Van de linkerzijgevel is het voorste deel blind. Tegen het achterste deel bevindt zich een risaliet met topgevel. Hierin zijn een getoogd kelderlicht en twee rechthoekige ramen, alle voorzien van diefijzers zichtbaar. Erboven, op de verdieping is een breed getoogd raam aangebracht, in de topgevel is een kleiner raam zichtbaar. Naast de risaliet is een dienstingang, bereikbaar via een trap met smeedijzeren leuningen. Boven de ingang een getoogd T-raam, onder de trap is een kelderlicht zichtbaar, onder de dakrand is een klein rechthoekig raam aangebracht. De rechterzijgevel is aan de voorzijde van een risaliet onder schilddak voorzien, hierin bevinden zich enkele brede getoogde ramen en kleinere ramen met diefijzers. Achter de risaliet strekt zich een blinde gevel uit. Tegen deze gevel, in de hoek achter de risaliet bevindt zich een éénlaagse serre-achtige aanbouw onder plat dak, uitgevoerd in hout met geprofileerde pilasters en kroonlijst en gootlijst op een hoge natuurstenen plint, onderbroken door de deur. De ramen hebben een kleine roedenverdeling, aan de bovenzijde met rondboogjes. De achtergevel heeft een brede risaliet onder afgeplat schilddak. Hierin zijn brede ramen gevat. Verspreid in het dakvlak zijn dakkapelletjes aangebracht, voorzien van topgeveltje. De dakkapelletjes hebben vierruitsramen met rondboogbovenlicht.

In het interieur is de oorspronkelijke indeling nog aanwezig. Rechts van de vestibule bevinden zich over de gehele hoogte van het pand achthoekige vertrekken. Achter de vestibule ligt een hal met daarom heen kamers. Links een trappartij met daarnaast een diensttrap. Op de verdieping eveneens een ruime hal, de kamers liggen daar omheen. Grote delen van de inrichting zijn eveneens bewaard gebleven. Zo bevindt zich in het hele huis een groot aantal schouwen, tevens zijn de hoge openslaande paneeldeuren van meeste kamers bewaard gebleven. Vooral de bel-etage is rijk versierd met stucwerk, in de hal als pilasters met bladwerkkapitelen, in de kamers in de versiering van plafonds (lijsten en rozetten). In het souterrain liggen plavuizen op de vloer. De overwelving bestaat uit bakstenen troggewelfjes op ijzeren profielen, deze zijn thans grotendeels gepleisterd. De dienstingang aan de achterzijde en het toilet zijn betegeld. In de vestibule liggen gekleurde cementtegels. Opmerkelijk zijn bovendien de figuratieve plafondschilderingen in de achthoekige kamer en een woonkamer, beiden op de bel-etage. In het souterrain is een grote betegelde schouw bewaard gebleven.

Waardering.

De villa is van algemeen belang. Het huis heeft cultuurhistorische waarde als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van de villa in de late negentiende eeuw. Het geheel is tevens van belang voor de geschiedenis van de architectuur vanwege de bijzondere esthetische kwaliteiten van materiaalgebruik en ornamentiek en de plaats in het werk van de architect Van Genk. Het is in- en uitwendig gaaf bewaard gebleven.