Nijenrode, Breukelen
Inleiding
Het KASTEEL Nijenrode bevindt zich op een veelhoekig eiland, dat in de slotgracht ten westen van de Straatweg te Breukelen ligt. De oeververbinding komt tot stand met twee OPHAALBRUGGEN en een POORT. Kasteel, twee ophaalbruggen en poort vormen onderdeel van de buitenplaats Nijenrode. De buitenplaats heeft zijn oorsprong in een 13de eeuws kasteel. Belangrijke uitbreidingen en restauraties hebben zich onder meer in de 17de eeuw voorgedaan onder Johan I Ortt, die ook de opdracht gaf voor de aanleg van een formele tuin. Vanaf 1907 was de buitenplaats in het bezit van de Amsterdamse koffiehandelaar Michiel Onnes. Hij liet het kasteel onder leiding van architect E.G. Wentinck herstellen naar een 17de eeuwse situatie en voegde enkele bijgebouwen toe. De tuinarchitecten L.A. Springer en H. Copijn waren verantwoordelijk voor de tussen 1912-1915 tot Landschappelijke tuin omgevormde aanleg met een gemengd karakter. Thans zetelt Nijenrode Universiteit voor Bedrijfskunde in het kasteel en is met de aankoop vangrond in de richting van het Amsterdam Rijnkanaal het grondgebied van de buitenplaats opnieuw vergroot.
Omschrijving
Het eiland waarop het kasteel ligt, is rondom uitgevoerd met een bakstenen keermuur voorzien van natuurstenen dekplaten, die ter plaatse van het kasteel onderdeel uitmaakt van de kasteelmuren. Aan de oostzijde doorbreekt een uitkragend natuurstenen balkon uit de tijd van Johan Ortt III (midden zeventiende eeuw) de keermuur. De twee hoekpenanten van de natuurstenen balustrade van het balkon dragen gebeeldhouwde leeuwen, die het wapen van Nijenrode vasthouden. De twee beeldbepalende lindes op het eiland (ten westen van het balkon) dateren van 1780. Aan de zuidzijde van het eiland wordt de keermuur doorbroken door een natuurstenen poort, die zelfstandig gefundeerd is. Een ophaalbrug verbindt het eiland en de poort met het zuidelijke vasteland. Direct verbonden met de kasteelmuur ligt aan de noordzijde een tweede ophaalbrug, die de noordelijke entree met het noordelijke vasteland verbindt. Het kasteel is langs de noordzijde van het eiland opgetrokken vanuit een samengestelde plattegrond. Aan de zuidzijde ligt het ommuurde kasteelplein waar zich voor een gevel geplaatst gebeeldhouwde, marmeren haan op een achttiende-eeuwse natuurstenen sokkel bevindt. Onder de huidige grindlaag bevindt zich een klinkerbestrating.
De houten brug aan de zuidzijde van het eiland bestaat uit een vast deel en een beweegbaar deel. Het brugdek rust op een houten constructie van balken en palen. Aan de noordzijde sluit het brugdek aan op de fundering van de poort. De hameipoort van de ophaalbrug is uitgevoerd met een toog. De verbindingen van de onderdelen en van de balans zijn van ijzer, evenals de langsschoren en hangstangen. De leuningen van de val zijn van hout. De balustrades van de vaste brug bestaan uit gietijzeren hekwerken.
De classicistische poort met rondboogvormige doorgang staat op een fundering van baksteen en natuursteen. Aan weerszijden van de poort staan geblokte kolommen in baksteen en natuursteen op een rechthoekig grondvlak, die uitgevoerd zijn met uitkragende natuurstenen dekplaten en lisenen. De geblokte lisenen zijn via een ingezwenkt deel verbonden met de keermuur rond het eiland. De natuurstenen poort is voorzien van halfronde zuilen, een kroonlijst met in het fries het credo van Nijenrode "Cedo Nulli" en een fronton met gebeeldhouwde, heraldische motieven met het wapen van Nijenrode in het midden. Rechts in de brug is een baksteen als gedenksteen ingemetseld. Aan de binnenzijde van de poort is de tekst: "In dualitate fortitudo" (in tweezijdigheid kracht) verwerkt.
De houten voetbrug aan de noordzijde van het eiland bestaat uit een vast deel en een beweegbaar deel. Het brugdek rust op een houten constructie van balken en palen. Aan de zuidzijde sluit het brugdek aan op de kasteelgevel. Aan de noordzijde rust het brugdek op een gemetselde fundering, die met gebogen keermuurtjes met natuurstenen dekplaten wordt afgesloten. De hameipoort van de ophaalbrug is rondboogvormig. De verbindingen van de onderdelen en van de balans zijn van ijzer, evenals de langsschoren. De leuningen van de val en hangstangen zijn van hout. De balustrades van de vaste brug bestaan uit houten hekwerken.
Het kasteel is grotendeels onderkelderd en gedeeltelijk gefundeerd op de Middeleeuwse funderingen. Het is in baksteen opgetrokken vanuit een samengestelde, L-vormige plattegrond. De donjon aan de westzijde is in vier bouwlagen opgetrokken vanuit een nagenoeg vierkante plattegrond. De samengestelde kap bestaat uit twee parallel geplaatste schilddaken waartussen zich een zakgoot bevindt. Op de hoeken van de donjon bevinden zich ter hoogte van de gekanteelde borstwering uitgemetselde torens, die voorzien zijn van achtzijdige helmen. Aan de zijde van het binnenplein bevindt zich een vijfzijdige torenvormige uitbouw van drie bouwlagen. In deze toren bevindt zich een getoogde entree met een houten deur. Tegen de gevel is een stoep gemetseld. Schuin op de donjon (zuidwest-noordoost georiënteerd) staat een bouwdeel van twee bouwlagen op rechthoekige plattegrond, dat voorzien is van een zadeldak. Halverwege - aan het binnenplein - bevindt zich een vijfzijdige traptoren van twee en een halve bouwlaag, die voorzien is van een achtzijdig schilddak. Aan de oostelijke zijde sluit schuin op dit volume een bouwvolume van twee bouwlagen op een rechthoekig grondvlak aan. Dit volume heeft een zadeldak met een schildvormige afsluiting aan de oostzijde. Op de kruising van deze twee volumes bevindt zich een gemetselde vierkante toren. De onderbouw wordt afgesloten met een natuurstenen, opengewerkte balustrade, die rust op natuurstenen consoles. De houten, achthoekige opbouw is met lood bekleed. De samengestelde spits bestaat uit een uivormig deel op een ingezwenkte voet. Daarboven bevindt zich een opengewerkt deel waarin de klokken hangen; Klokkenspel, bestaande uit 16 Taylorklokken uit 1915/1928. Trommelspeelwerk van Addicks, uit 1928. Geheel boven bevindt zich een tapstoelopende spits waarop een windvaan van geslagen en verguld ijzer is geplaatst, waarin het wapen van Nijenrode is verwerkt.
Op de zuidoosthoek bevindt zich een volume van twee bouwlagen met helm. In de noordoostelijke oksel bevindt zich een driezijdige traptoren van twee bouwlagen met een achtzijdige, geknikte helm.
De daken zijn gedekt met leien in rijndekking. De dakvoeten worden afgesloten met uitkragende lijsten en bakgoten op klossen. De dakschilden worden net boven de dakvoet doorsneden door houten dakkapellen met vijfzijdige daken, die gedekt zijn met leien in rijndekking en bekroond worden door loden pirons. In de kapellen bevinden zich houten draairamen. Hoger op de dakschilden zijn kleinere dakkapellen geplaatst, die voorzien zijn van luiken. De luiken zijn in de kleuren van Nijenrode geschilderd. Op de nokken bevinden zich gemetselde, achthoekige schoorstenen op vierkante onderbouwen. De schoorstenen worden bekroond door spitsen van getrokken ijzerwerk met windvanen (standaardtype). De (trap)torens zijn eveneens bekleed met leien in rijndekking en worden bekroond door loden pirons.
De gevels van de donjon kenmerken zich door een robuuste, Middeleeuwse geslotenheid. De asymmetrische gevels hebben staande, lichtgetoogde vensters onder rollagen in twee typen: een enkel venster met luik en glas-in-lood ramen en een tweedelig venster met onder een luik en glas-in-lood ramen. In de gevels komt bovenaan een omlopend uitgemetseld boogfries voor. De kantelen hebben ezelsruggen en smalle openingen. Ook onder de hoektorens zijn boogfriesen gemetseld.
De gevels van de twee bouwlagen hoge volumes worden verdiepingsgewijs geleed door natuurstenen doorgaande lijsten, waarvan de lekdorpels deel uit maken. De gevels bevatten houten klooster- en kruiskozijnen, beide met onderluiken. De ramen bevatten glas-in-lood met antiek glas. De bovenramen zijn vast, de onderramen zijn naar binnen draaiende ramen. De kloostervensters en een aantal kruisvensters zijn uitgevoerd met overstekende bovendorpels met daarboven doorgaand metselwerk respectievelijk met natuurstenen hanekammen, waarvan de sluitsteen geornamenteerd is (eerste bouwlaag), of driehoekige - en segmentvormige frontons (tweede bouwlaag). Er zijn verschillende typen siersmeedijzeren muurankers verwerkt. De gevels van de twee bouwlagen hoge volumes aan het voorplein bestaan van links naar rechts uit: een drie traveeën brede gevel met in het midden een getoogde entree (A); een vijfzijdige toren met verspreid en bovenin sleufvormige vensters; een twee assen tellend geveldeel met per bouwlaag een kloostervenster en boven de dakvoet een Vlaamse gevel (B); een drie assen tellend deel met rechts een getoogde entree (C) en voorts kruiskozijnen; een traptoren met kloosterkozijnen; een nagenoeg blinde gevel met in het midden een rechtgesloten entree; een twee assen tellend geveldeel met in iedere bouwlaag kruiskozijnen. Geveldeel A bevat een natuurstenen getoogde entree in de stijl van het classicisme met een getoogde deur waarvoor zich een natuurstenen trap met borstweringen bevindt. Halfzuilen aan weerszijden van de toog dragen een kroonlijst waarin op het fries anno 1632 in Romeinse letters is vermeldt. In het segmentboogvormige fronton bevindt zich een gebeeldhouwd monogram met de 'W' en de 'B' van Bernard van den Bongard en Wilhelmina van Bronckhorst. Ook in het metselwerk boven de entree is een gevelsteen met wapen geplaatst. Vóór de stoep liggen twee bolvormige schampstenen. Aan weerszijden van de entree bevinden zich getoogde vensteropeningen, waaronder zich een muurnis bevindt waarin natuurstenen balusters zijn geplaatst. De vensters zijn voorzien van natuurstenen neggeblokken, die verbonden zijn met de aangrenzende ovale vensters erboven. Beide vensters bevatten glas-in-lood ramen. Op de verdieping bevinden zich twee kloostervensters met daartussen een kruisvenster.
De trapgevel van de Vlaamse gevel (B) is uitgevoerd met natuurstenen dekplaten en een uitgemetselde gevelmakelaar die bekroond wordt door een gebeeldhouwde leeuw en een windvaan.
De entree C bevat een getoogde opening met een rechtgesloten glasdeur met getoogd bovenlicht en een classicistische, natuurstenen omlijsting, die afgesloten wordt met Maniëristisch rolwerk en een driehoekig fronton.
De vijfassen tellende gevel aan de oostzijde (grachtzijde) heeft in iedere bouwlaag een kruisvenster. In de keermuur bevindt zich een getoogde entree onder rollaag met deur.
De gevels aan de noordzijde (grachtzijde) bestaan uit een vijf assen tellende, symmetrische gevel met kruiskozijnen en een entree (D) ter plaatse van de ophaalbrug; de licht risalerende klokkentoren van vijf gemetselde bouwlagen met houten opbouw; een zes assen tellende, asymmetrische gevel met kruiskozijnen in verschillende grootten en daaronder een getoogde entree met een gemetselde stoep naar de gracht (met hardstenen dekplaten en bolvormige sierelementen) en rechtgesloten houten deur en rechts daarvan een klein kloosterkozijn onder rollaag.
De entree D bestaat uit een getoogde glasdeur met een classicistische omlijsting, die voorzien is van geblokte pilasters, een lijstvormige afsluiting, waaronder een cartouche met reliëf, en boven de waterlijst een hanekam.
Het interieur heeft de oorspronkelijke detaillering en indeling uit de tijd van Onnes grotendeels behouden. De detaillering wordt gekenmerkt door de hoge kwaliteit en grote hoeveelheid handgevormd smeedijzeren hang- en sluitwerk en nagels, handgekapt en gesneden houtwerk (deuren, lambrizeringen, schouwen) en beeldhouwwerk in rode zandsteen. De centrale verwarming en overige installaties zijn alle uit het zicht weggewerkt. De centrale verwarming is in de lambrizering of in de vensterbanken verwerkt en ter plekke van houten roosters voorzien. Daarnaast is de grote hoeveelheid van elders afkomstige interieurs en interieuronderdelen van verschillende leeftijden (eventueel gecombineerd met bestaande onderdelen van Nijenrode of nieuwe onderdelen) typerend. Aan de zijde van het voorplein bevindt zich een lange doorlopende gang met marmeren vloertegels en houten lambrizering, waaraan meerdere toegangen en trappenhuizen liggen. Langs de gangen - aan de buitenzijde van het kasteel - bevinden zich de vertrekken. De donjonvertrekken (zaal 11, 12, 21, 22, aula (voormalige wapenzaal), gastenverdieping, zolder) kenmerken zich door het uitgesproken Middeleeuwse karakter. De handgevormde moppen zijn in schoonmetselwerk verwerkt. De zware vloerconstructie is uitgevoerd met handgedisselde balken met houten pen- en gatverbindingen en gebeeldhouwde consoles met onder meer de afbeelding van de vier evangelisten. De vloeren bestaan uit kop-staart gelegde eikenhouten delen. De trappenhuizen in de donjon zijn uitgevoerd met vakkundig gemetselde gewelven en natuurstenen trappen. De breed opgemetselde schoorstenen dragen het ingemetselde wapen van Ruwiel en zijn uitgevoerd met ongedisselde schouwbalken en bakstenen schoorsteenposten. Een uitzondering hierop vormen de zandstenen posten in het Kemenadevertrek op de eerste verdieping. Er zijn gemetselde vensterbanken met houten zittingen in diepe vensternissen. In de dikke muren zijn opbergnissen gemetseld, die met deurtjes met houten briefpanelen afgesloten worden. Grotere nissen worden afgesloten door glas-in-lood deurtjes. Op de begane grond bevindt zich een gemetselde waterput in de voormalige keuken. Op de eerste verdieping bevindt zich de voormalige bibliotheek van Onnes en het vrouwenvertrek. Op de tweede verdieping bevindt zich de oorspronkelijke wapenzaal. Een gemetselde loggia bood plaats voor muzikanten tijdens grote diners. De twee beelden stellen Karel V van Habsburg (met het Gulden Vlies) en Gravin Ada van Holland (abdis) voor. Op de derde verdieping zijn met eikenhouten wanden gastenverblijven en badkamers afgetimmerd. Op de begane grond bevinden zich onder meer de volgende vertrekken. De Blauwe kamer (zaal 6) met een Louis-XV- betimmering in blauw en goud, afkomstig van de Herengracht 110 te Amsterdam met houten betimmering afgesloten door een uitkragende lijst, een muurkast met etagières en een fonteintje met wasbekken, een uitbebouwde muurkast met mythologische goudgeschilderde figuren, stucplafond, marmeren schouw. De hal (zaal 3) met zandstenen balustrade en een zandstenen schouw uit circa 1500 met de voorstelling van St. Anna te Drieën en aan weerszijden wapens, gietijzeren haardplaat en geplaveide vloer. Rechts van de hal bevindt zich een gang met kruisgewelven naar de noordelijke toegang. De ridderzaal (zaal 2) heeft een vloerconstructie met moer- en kinderbalken, waarop de wapens van de bewoners van Nijenrode zijn geschilderd. De geprofileerde sleutelstukken rusten op natuurstenen, gebeeldhouwde consoles. Onnes bracht onder meer een eikenhouten lambrizering in de stijl van het zeventiende-eeuwse classicisme aan met daarboven goudleer behang. De houten schouw bevat een schouwstuk in olieverf met een stilleven, een haardplaat uit de tijd van de familie Ortt (1682), Delfts blauwe tegels met bijbelse voorstellingen en schepen, geplaveide vloer en wapens op de schouwbalk. De groen-goude achttiende-eeuwse rococo salon (zaal 1) heeft houten panelen, schouw met houten boezem en marmeren posten en een stucplafond. Op de verdieping bevinden zich onder meer de volgende vertrekken. Kamer 20 was de rentmeesterskamer en heeft via een deur toegang tot de Lips-kluis. Kamer 19 bevat een inrichting uit 1929 en is volledig gewijd aan de vrouwen van Nijenrode en met name Onnes tweede vrouw Lily Baronesse Snouckaert van Schauburg. Het stucplafond is uitgevoerd met stervormige profielen, waarbinnen rozetten met afwisselend de adelaar van Snoukaert en de roos van Onnes en de Liefdesknoop met de letters 'S' en 'O' zijn geplaatst. Tussen de houten lambrizering en het plafond bevindt zich een fries met sierstucwerk en de wapens van de vrouwen van Nijenrode. De schoorsteen bestaat uit een houten schouwboezem met ronde nissen met schelpmotief en panelen, waaronder een gotische, zandstenen schouwbalk met bladmotieven en wapens en gebeeldhouwde posten. In deze vijftiende-eeuwse schouw zijn onder meer terracotta reliëftegels verwerkt en bevindt zich een gietijzeren haardplaat. In kamer 18 bevindt zich een hardstenen schouw met Delfts blauwe betegeling met voorstellingen van gebouwen en vissers en twee tableaus met paarden en een gietijzeren haardplaat met een voorstelling van Neptunus. In kamer 14 bevindt zich een houten schouw met schouwstuk en mangaan-kleurige betegeling met tegeltableaus en gietijzeren haardplaat. Kamer 13 is de voormalige biljartkamer en wordt gekenmerkt door de eikenhouten betimmeringen met rijk houtsnijwerk. De schouw bestaat uit een houten boezem, die een (gerestaureerd) geborduurd schouwstuk met het wapen van Nijenrode en het credo `Cedo Nulli' bevat, een schouwbalk met panelen en gebeeldhouwde kopjes, waarvan het fries wordt doorgezet in de lambrizering, natuurstenen schouwposten en een gietijzeren haardplaat uit 1682.
Waardering
Het complexonderdeel, bestaande uit het op het kasteeleiland gelegen kasteel met twee ophaalbruggen en een poort, is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde als herkenbaar en gaaf hoofdonderdeel van de historische buitenplaats Nijenrode, vanwege de ouderdom, de verschillende bouwperioden en stijlen en de detaillering en het materiaalgebruik zowel in het exterieur als in het interieur; alsmede vanwege de kunsthistorische waarde van de interieuronderdelen; alsmede vanwege de hoofdrol die het kasteel speelt in de geschiedenis van Nijenrode en als uitdrukking van de lange bewoningsgeschiedenis; alsmede van stedenbouwkundige waarde vanwege de visuele en ruimtelijk-functionele relatie met de overige complexonderdelen als park en bijgebouwen en in breder verband met andere hoofdgebouwen van historische buitenplaatsen langs de Vecht en de beeldbepalende ligging aan de Straatweg en de Vecht.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
De dertiende-eeuwse HISTORISCHE BUITENPLAATS Nijenrode, genoemd naar de nieuwe (Nije) ontginning (rode), werd gesticht door Gerard Splinter van Ruwiel. Het wapen van Ruwiel, een balk van keel (rood) op een veld van goud, komt veelvuldig terug in onder meer luiken, schouwen en gebeeldhouwde schilden. Nijenrode bestond toen vermoedelijk uit een op een ommuurd plein gebouwde woontoren. Via een poorttoren aan de noordwestzijde werd het plein ontsloten. Na 1632 moderniseerde Bernard III van den Bongard het kasteel in de stijl van het Hollands Maniërisme. Hij liet onder meer de kap van de poorttoren vervangen door een achtkantige opbouw en de toegang verplaatsen naar de zuidzijde van de binnenplaats, alwaar een toegangspoort in Toscaanse stijl werd geplaatst. In 1675 kocht de Amsterdamse koopman Johan I Ortt (1642-1701) het in 1673 door het Franse leger verwoestte kasteel. Ortt bracht het kasteel, mogelijk met hulp van de Amsterdamse architect A. Dortsman, grotendeels terug in de vooroorlogse staat. Ook legde hij een ophaalbrug over de slotgracht voor de ontsluiting van de zuidelijke poort. Ten zuiden van het omgrachte kasteel bouwde Ortt een groot stalgebouw, compleet met manege. Op de kadastrale minuut van 1832 zijn ten westen van dit gebouw twee hooimijten getekend. Waarschijnlijk stond hier eertijds een boerderij of stal. De classicistische formele tuin, die door cartograaf Le Roy in 1678 nauwkeurig in kaart is gebracht, is vermoedelijk in opdracht van Ortt aangelegd. De "Caert van Ridderhofstadt Nienrod en de Ambachtsheerlyckheit van Breukelen" toont een tuinaanleg, die bestaat uit een aaneenschakeling van compartimenten met orthogonale assen en een geometrische indeling met waterpartijen binnen de compartimenten. De hoofdindeling van percelen en waterlopen is nu nog herkenbaar. Naast de strakke lanenstructuur - oorspronkelijk met dubbele bomenrij - zijn onder meer de ovale kweekvijver in de noordelijke hoek van het park en de gelobde structuur van de zuidelijke toegang nagenoeg behouden. Ook zijn qua ligging en globale indeling het huidige Rosarium, de nutstuin en de omgrachte hertenkamp duidelijk herkenbaar in de formele aanleg. De huidige begrenzing van het gebied komt grotendeels overeen met de zeventiende-eeuwse situatie, met uitzondering van een rechthoekig terrein in het noordwesten van het huidige park dat bij de bescherming is getrokken. Het driehoekig terrein in het zuiden, heeft door de aanleg van parkeerplaatsen zijn herkenbare structuur verloren en is van ondergeschikt belang. Rond 1750 liet Johan Ortt III een toegangshek in de stijl van Lodewijk XIV vervaardigen en plaatsen op de locatie waar nu het poortgebouw staat. De kolommen dragen de wapens van Ortt en zijn eerste vrouw, Adriana Huydecoper. In 1763 liet hij grote vleugelstukken maken (of de bestaande vleugelstukken wijzigen), waarin de eerste letters van zijn eigen achternaam en die van zijn tweede vrouw Dorothea Wynanda Eyck verwerkt zijn. In de eerste helft van de negentiende eeuw moderniseerde de weduwe van Johan IV Ortt het kasteel, waarbij onder meer de kruisvensters vervangen werden door schuiframen met roedenverdeling. Het kasteel bleef tot 1849 in eigendom van de familie Ortt, waarna het meermalen van eigenaar wisselde. In 1854 kwam het kasteel in handen van industrieel W.H. de Heus. Hij liet het in 1860 in de stijl van de Tudor verbouwen door de Utrechtse architect S.A. van Lunteren. De arkeltorentjes, traptorens en gekanteelde borstweringen stammen uit die tijd. De houten ophaalbruggen verving De Heus door stenen boogbruggen. Rond 1900 vonden een aantal verkopen plaats, waaronder het in 1903 tot het buiten behorende boerenhofstede Nijenrode. Deze hofstede bestond uit een "bouwmanswoning" met achterhuis en een zomerhuis uit het midden van de negentiende eeuw met stalling en schuur en twee hooimijten. Rond de boerderij lagen het erf, tuin, boomgaard en wei- en hooiland.
In 1907 werd de Amsterdamse koffiehandelaar Michiel Onnes (1878-1972) de eigenaar van Nijenrode. Hij startte direct een grootscheepse restauratie en verbouwing die de zeventiende-eeuwse situatie zoveel mogelijk terug moest brengen. Onnes baseerde zich hierbij op zeventiende-eeuwse tekeningen van Matham, Roghman en Saftleven. De bouwactiviteiten rond en in het kasteel duurden tot 1920 en werden tot 1916 geleid door de Utrechtse architect E.G. Wentinck en daarna door architect H. van Heeswijk. Van 1907 tot 1911 restaureerde hij het hoofdgebouw, waarbij veelvuldig gebruik werd gemaakt van historische onderdelen zoals vijftiende- en zestiende-eeuwse schouwen en achttiende-eeuwse betimmeringen. Zo komt de gotische schouw van gepolychromeerd kalksteen uit het midden van de vijftiende eeuw - geplaatst in kamer 19 - van Dräger te München en de zandstenen schouw met St. Anna ten Drieën van circa 1500 van het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht. Ook liet hij op ambachtelijke wijze onderdelen als smeedwerk en betimmeringen vervaardigen. De eikenhouten betimmeringen werden uitgevoerd door de firma Heuckensfeldt Jansen te Amsterdam. Het goudleer werd ontworpen en gestempeld door Mensing. De kleine eetkamer, de zogenaamde Blauwe kamer, is ingericht met een bestaande betimmering, die overgebracht werd van de Herengracht 110 te Amsterdam. Het kasteel werd uitgerust met moderne installaties als warmwaterinrichting, (compleet met een reservoir in de hoofdtoren), een stofzuiginrichting, elektrisch licht, brand-blusleiding etc.. Op de oostelijke toren werd in 1916 een houten opbouw gerealiseerd, waarin een aantal klokken werd geplaatst. In de periode van 1917/18 herbouwde Onnes de grote toren in speciaal daartoe gebakken moppen en twee verdiepingen hoger dan op historische tekeningen. De toren werd opgericht ter plaatse van een twee bouwlagen hoog volume onder schildkap, waaraan een overdekte wasplaats gebouwd was. In 1911/12 werd in het zuidelijke deel van het park een dienstwoning gebouwd, bekend als de kooikers- of chauffeurswoning en ontworpen in de stijl van de Neo-Hollandse Renaissance. In 1915 liet Onnes de stenen bruggen van De Heus vervangen door houten ophaalbruggen en werd een reconstructie van de zeventiende-eeuwse toegangspoort in de stijl van het classicisme met daarop het credo van Nijenrode "Cedo Nulli" (Ik wijk voor niemand) vervaardigd. In 1915 bouwde hij boven het Vechtwater een schuitenhuis. Dit gebouw fungeert nog steeds als botenhuis, nu voor de studentenroeivereniging Het Galjoen van de Universiteit Nijenrode. In dezelfde periode liet Onnes het bestaande koetshuis verbouwen en vergroten in de stijl van de Neo-Hollandse Renaissance. In het koetshuis waren stallen, een tuig- en een poetskamer en een centrale ruimte voor koetsen en auto's. Aan de zuidwestzijde integreerde de architect een aanbouw met Toscaanse zuilen, die daarvóór als overdekte wasplaats deel uitmaakte van het kasteel. Voor het koetshuis stond een tuinmanswoning. Een tuin met broderiën aan de oostzijde van deze gebouwen was van de hand van de tuinarchitect H. Copijn. Zowel de woning als de tuin zijn niet meer aanwezig. Ook liet Michiel Onnes het inrijhek als zuidelijke ontsluiting van het park op de huidige plek plaatsen, alwaar ook ten tijde van Ortt de toegang tot het buiten moet hebben gelegen. De hekpijlers zijn dan ook gedeeltelijk gebouwd op bestaande funderingen. Het poortgebouw met twee dienstwoningen en vaste brug uit 1916 werd opgetrokken op de voormalige plaats van het inrijhek. Het ontwerp van het poortgebouw is geïnspireerd op de vroege Hollandse renaissance.
In de periode van 1910 tot 1920 werden in het park de volgende objecten gerealiseerd: een tennisbaan met een tennishuisje, volières, waaronder een inmiddels afgebroken tropische volière met een stookhuis, een fazanterie, een voederhuisje, een hertenschuur, een eendenhok, een prieel met speeltoestellen, een speelstal, een perzikkas en een orangerie. Behoudens de afgebroken volière vallen al deze objecten onder de bescherming.
De tuin liet Onnes tussen 1912 en 1915 door de architecten L.A. Springer en Henri Copijn omvormen tot een Landschappelijke tuin met een gemengd karakter, waarbij de oorspronkelijke zeventiende-eeuwse lanen- en waterstructuur grotendeels gerespecteerd werden. De tuin besloeg het zeventiende-eeuwse gebied inclusief een aantal bestaande weilanden in het zuidwesten en noordwesten, die bij het tuinontwerp betrokken werden. De oudste nu nog bestaande bomenrijen waren in die tijd ruim honderd jaar oud. De twee behouden linden op het voorplein van het kasteel dateerden uit circa 1780. Binnen deze strakke structuur werd een tuin met slingerpaden en overwegend loofbomen aangelegd. Bij de uitvoering van het tuinontwerp werd onder meer gebruik gemaakt van het herplanten van oudere bomen. Dicht beboste delen werden afgewisseld met open gazons en solitaire bomen. In het noordwesten van het park werd een bestaande ovale vijver omgevormd tot een grote slingervijver met als accent twee kleine eilandjes. Vanuit het kasteel werden belangrijke zichtassen naar de slingervijver en de hertenkamp gecreëerd. Ten noorden van de nutstuin plantten de tuinarchitecten langs de tuinmuur een lindenberceau, waarop vanuit het noordwesten van het park over een uitgestrekte bosweide ruim zicht is. Het grote, open en omgrachte terrein in het zuiden van het park werd bestemd als hertenkamp, boomgaard en fazanterie. De voorpleinen voor het kasteel en voor de tuinmanswoning werden net als de rozentuin met broderiën aangelegd. In 1930 kwam het buiten in handen van de Amsterdamse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. In 1937 verbouwde architect Dik het koetshuis voor Goudstikker tot uitspanning. Hij liet onder meer de tennisbaan amoveren om plaats te maken voor een labyrinth met buxushagen. Ook liet hij een negentiende-eeuws prieel in het in 1936 door G.A. van Rossum B.V. te Naarden herstelde rosarium plaatsen. Voorts plaatste hij marmeren beelden en liet hij een houten pergola bouwen.
Sinds 1946 zetelt de stichting Nijenrode, Nederlands Opleidings-Instituut voor het Buitenland (N.O.I.B.) op het landgoed Nijenrode. De Stichting kocht Nijenrode in 1950 en heet thans Nijenrode Universiteit voor Bedrijfskunde. De na-oorlogse nieuwbouw van onderwijsgebouwen, studentenhuisvesting, onderhouds- en transformatorhuisjes en dienstwoningen en de sportvelden in het park vallen niet onder de bescherming. In 1977 kocht de universiteit nieuwe grond aan tussen Nijenrode en het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit gebied is niet bij de bescherming betrokken.
Omschrijving complex
De HISTORISCHE BUITENPLAATS Nijenrode bevindt zich ten zuiden van Breukelen en ten westen van de Vecht en de Straatweg. Nijenrode maakt onderdeel uit van de reeks van buitenplaatsen in de Vechtstreek. Het complex wordt begrensd door een structuur van sloten en grachten.
Het complex bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Prieel
2. Parkaanleg (w.o. labyrinth)
3. Kasteel met twee ophaalbruggen en poort
4. Poortgebouw met dienstwoningen
5. Koetshuis
6. Dienstwoning
7. Toegangshek
8. Botenhuis
9. Zomerhuis (bij boerderij)
10. Prieel
11. Tuinsieraden
12. Orangerie
13. Tuinmuur met kas
14. Stookkelder met schoorsteen
15. Kas
16. Waterput
17. Tuinvaas
18. Tuinsieraad
19. Speelhuisje
20. Tennishuisje
21. Hertenkamp met hertenstal
22. Eendenhuis
23. Voederhuisje
24. Fazanterie
25. Volière
26. Prieel
27. Boerderij
28. Landschappelijke tuin
29. Rozentuin
30. Nutstuin
Waardering complex
Het complex is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde als gaaf bewaarde historische buitenplaats met een in oorsprong Middeleeuws kasteel, dat in de zeventiende-eeuw herbouwd werd om vervolgens in de vroeg-twintigste-eeuw zijn huidige vorm te krijgen; vanwege de bijbehorende vroeg-twintigste-eeuwse bijgebouwen, waaronder bijzondere bouwtypen als hertenstal en speelstal; vanwege het materiaalgebruik, detaillering en ouderdom; vanwege de kunsthistorische waarde van interieuronderdelen en tuinsieraden; vanwege de tuinarchitectonische waarde als voorbeeld van een vroeg twintigste-eeuwse Landschappelijke tuin van tuinarchitecten L.A. Springer en H. Copijn, aangelegd op een zeventiende-eeuwse formele structuur; als uitdrukking van de historisch-functionele ontwikkeling van een buitenplaats en als onderdeel van de buitenplaatsenreeks langs de Vecht; vanwege de ensemblewaarde van de samenhangende onderdelen van het complex; vanwege de beeldbepalende ligging aan de Vecht; vanwege de ruimtelijk-functionele relatie met de overige aan de Vecht gelegen buitenplaatsen.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Kasteel | Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Straatweg | 25 | – | 3621 BG | Breukelen | – | BY | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | C | 3198 | – | Breukelen-Nijenrode |
– | C | 1868 | – | Breukelen-Nijenrode |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1200 | 1300 | – | vervaardiging |
1675 | 1675 | – | restauratie |
1907 | 1920 | herbouw | verbouwing |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Onnes, michiel ; Utrecht | opdrachtgever | – |
Wentink, E.G. ; Utrecht | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Heeswijk, H. van ; Utrecht | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Ruwiel, Gerard Splinter van ; Utrecht | opdrachtgever | – |
Ortt, Johan I ; Utrecht | opdrachtgever | – |