Maria ten Hemelopnemingkerk, Vianen
Inleiding
RK-KERK "Onze Lieve Vrouwe-Hemelvaart" is gebouwd in opdracht van het kerkbestuur van de parochie Maria-ten-Hemelopneming te Vianen. Het verrees in de jaren 1877-1879 naar een ontwerp van de architect Wilhelm Victor Alfred Tepe (1840-1920) en was de opvolger van een kerkgebouw uit 1807-1808, dat op de zelfde plek stond. Zowel de architect, Tepe, als de beeldhouwer, Mengelberg hadden nauwe banden met het Bernulphusgilde, een genootschap dat zich tot doel had gesteld de neogotiek onder de geestelijkheid te verbreiden. Het godshuis is dan ook gebouwd in de bouwstijl van de Neo-Gotiek. Het georiënteerde gebouw is van het type hallenkerk, een in Nederland niet zo veel voorkomend type. Het driebeukige kerkgebouw bevat een aantal belangwekkende interieuronderdelen, waaronder Neo-Gotische altaren uit het atelier van de beeldhouwer Friedrich Wilhelm Mengelberg, schilderingen van Marten Schenk en een in 1808 gebouwd Nolting-orgel, dat afkomstig is uit het afgebroken kerkgebouw. Dit orgel is voorzien van een uit 1883 daterende orgelkas, die eveneens van de hand van Mengelberg is. Het interieur van de kerk is gepolychromeerd in de jaren 1926-1928. In 1956 verdwenen de kleuren echter onder een pleisterlaag, waardoor na een restauratie het inwendige de ook nu nog bestaande helderheid verkreeg. De huidige opstelling van de altaren dateert van omstreeks 1970 en is een gevolg van de nieuwe liturgische eisen in de r.-k. kerk. Ook het bankenplan is destijds gewijzigd. De kerk staat ingeklemd tussen de Achterstraat, de Brederodestraat en de Stalstraat en maakt deel uit van het beschermde stadsgezicht van Vianen.
Omschrijving
Georiënteerde, in baksteen opgetrokken, driebeukige hallenkerk met een driezijdige koorafsluiting onder een met leien gedekt (maasdekking) driedelig schild-/zadeldak. De gevels zijn voorzien van een trasraam en gevelopeningen van diverse vormen en formaten. De kerk heeft een symmetrisch, drie traveeën brede westfaçade, die is gericht op een klein voorplein. Deze gevel wordt verticaal geleed door twee door waterlijsten onderbroken steunberen beëindigd door een afzaat. De gevel wordt horizontaal geleed door cordonlijsten. De bekroning van de gevel wordt gevormd door drie tuitgevels. De brede, voor het middenschip staande middentravee bevat een iets terugliggende ingangspartij met een relatief kleine, getoogde en opgeklampte dubbele deur die met decoratieve gehengen is beslagen. Het met gebrandschilderd glas-in-lood ingevulde spitsboogvenster hierboven is voorzien van slanke, gemetselde traceringen. De smallere traveeën van de zijschepen aan weerszijden zijn identiek en bevatten elk een lancetvenster. Deze zijn eveneens voorzien van gebrandschilderd glas-in-lood en gemetselde traceringen. Boven de bovenste cordonlijst staan drie tuitgevels. De bredere middelste tuitgevel bevat een grotendeels blind spitsboogvenster met uitgemetselde traceringen en twee getoogde venstertjes. Aan weerszijden van dit venster staat een blind spitsboogvenstertje. De twee buitenste tuitgevels zijn identiek en bevatten een deels blind lancetvenster met een klein getoogd venster en een geheel blind spitsboogvenster aan weerszijden. De geveltoppen zijn afgedekt door uitgemetselde rollagen. De hoeksteunberen zijn overhoeks geplaatst. De vijfdelige langsgevels van de zijschepen worden geleed door een cordonlijst en verticaal geleed door steunberen, die worden beëindigd door ezelsruggen. De vier brede traveeën van het noordelijke zijschip bevatten elk een groot spitsboogvenster met gemetselde traceringen en zijn ingevuld met gebrandschilderd glas-in-lood. In de rechter travee staat bovendien een getoogde dubbele deur als die in de voorgevel. De linker travee is smaller, evenals het venster hierin. Dit zijschip heeft aan de achterzijde een overhoekse steunbeer, waarop een eveneens overhoekse travee met spitsboogvenster aansluit. De kopse zijde van het zijschip bevat een lancetvenster met gebrandschilderd glas-in-lood. De traveeën van het vijfzijdige koor worden ook van elkaar gescheiden door overhoekse traveeën. In de middelste travee is een vierkante stichtingssteen van hardsteen geplaatst met de tekst: 'JOHANNES GOES legde - 18 Juni 1807 van de vorige - en 6 Mei 1878 den eersten Steen - van deze Kerk - 1 Juli 1879 gewijd door Mgr. A.I. SCHAEPMAN - EGBERTUS GEERDINK PASTOOR - P.G. KLOEK en - W. van STRAATEN Jzn. - Kerkmeesters - J. DUMOLIN Bouwmeester - A.TEPE Architect'. Boven deze travee steekt een kleine dakkapel met een met leien gedekt spitsje uit het dakschild.
Het zuidelijke zijschip onderscheidt zich door een octogonaal, door cordonlijsten geleed hoektorentje met smalle traplichten, spitsboogvormige galmgaten, een ingesnoerde, met leien gedekte spits en in de toren een wenteltrap naar onder meer de orgel-/zangerstribune. Tussen de hoektoren en het middenschip staat de rechte gevel van de sacristie, met op de begane grond een korfboogvormige deur met decoratieve gehengen en twee met glas-in-lood ingevulde spitsboogvensters. In de geleding hierboven een aan de onderzijde blind spitsboogvenster met gemetselde traceringen en gebrandschilderd glas-in-lood. Uit het dakschild hierboven steekt een kleine dakkapel met een met leien gedekt spitsje uit het dakschild. De langsgevel aan de zuidzijde is vergelijkbaar met die aan de noordzijde. Uit het dakschild hierboven steken - evenals uit het dakschild boven de noordgevel - twee dakkapelletjes als de al eerder genoemde. Boven de dakvoet steekt een schoorsteen uit, die deels uitpandig is en is verbonden met een steunbeer. Een deel van de gevel is aan het gezicht onttrokken door een tussenlid, dat met een detonerende aanbouw met plat dak is verbonden.
Het INTERIEUR wordt voor een belangrijk deel bepaald door de vier traveeën lange schepen, die zijn overwelfd door kruisribgewelven, de aanwezigheid van een betegelde vloer en altaren, biechtstoelen, orgelkas, gebrandschilderde glas-in-lood ramen. Het middenschip wordt gescheiden van de zijschepen door geprofileerde basementen staande bundelpijlers, die het zwaarst zijn bij de scheiding tussen koor en schip. De kruisribben van de zijschepen en het koor komen samen op de buitenmuren en vormen daar halfzuilen, die eveneens boven een basement staan. De kruisribben van het middenschip vormen samengestelde kolommen op de westmuur. De oorspronkelijke, met snijwerk versierde banken staan voor een deel in een gewijzigde opstelling. Tegelvloer, door Villeroy en Boch geleverd met in het koorgedeelte onder meer vier vierkante, polychrome tableaus opgenomen met voorstellingen van adelaar, leeuw, draak en vis. De meeste van de tegeldecors zijn vervaardigd door middel van de inlegtechniek.
Tegen de westgevel staat een inpandig houten portaal met paneeldeuren en paneelwanden met glas-in-lood bovenlichten. Het glas-in-lood in deze gevel is vervaardigd in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Zowel tegen de noordwand als tegen de zuidwand staat een bewerkte houten biechtstoel met schuin geplaatste deuren. Aan de wanden hangen door Schenk in 1882, op losse panelen geschilderde kruiswegstaties. Het priesterkoor bevat een in 1886 gebouwd, door Mengelberg ontworpen en door Schenk beschilderd neogotisch hoogaltaar (hoofdaltaar), dat staat op een granieten podium en een altaartombe van marmer en zandsteen heeft. De paneelschilderingen en de polychroom beschilderde houten beelden van het retabel (een vleugelaltaar) zijn gevat in een architectonische setting. De vijf gebrandschilderde glas-in-lood ramen in het koor zijn vervaardigd in de jaren dertig van de twintigste eeuw. In het koor hangt ook nog een Triomfkruis uit 1895, dat eveneens afkomstig is uit het atelier van Mengelberg.
In de Mariakapel (noord-oosthoek) links van het hoogaltaar bevindt zich het eveneens door Mengelberg ontworpen, uit 1882 daterende neogotische Maria-altaar met een polychroom beeld van Maria (niet afkomstig van Mengelberg) en schilderingen van Schenk. Tegen de meest noord-oostelijke pijler, tussen het koor en de Mariakapel, staat een in 1886 vervaardigde houten preekstoel met onder meer gesneden reliëfs van evangelistenfiguren in de panelen van de zeszijdige kuip.
Rechts van het hoofdaltaar staat het door Mengelberg ontworpen Jozef-altaar met natuurstenen altaartombe uit 1884. Dit vleugelaltaar is evenals het hoofdaltaar en het Maria-altaar voorzien van polychroom beeldhouwwerk en schilderingen van Schenk. Erboven een twee klaviers mechanisch orgel met 18 registers gemaakt door J.D. Nolting in 1809. In 1883 is het vergroot, verplaatst en voorzien van een nieuwe gehoute, neogotische orgelkas door M. Maarschalkerweerd (geschonken door Johanna Goes). Gerestaureerd door de fa. Elbertse in 1996. De orgelgalerij met zangerstribune is buitenom bereikbaar via het hoektorentje en bevindt zich boven de sacristie. De orgelgalerij annex zangerstribune heeft een naar het koor gekeerde borstwering met spaarvelden, waarop een smeedijzeren hek met onder meer vierpasmotieven staat. Aan de noord-west muur bevinden zich twee omstreeks 1900 aangebrachte muurschilderingen uit een reeks. Deze twee zijn de enige die onder een stuclaag tevoorschijn zijn gehaald. In deze hoek staat ook een van 1885 daterende doopvont, tussen gebeeldhouwde natuurstenen hekken met marmeren zuiltjes, gotische motieven en medaillons met reliëfs van een zich lavend hert en een bloedend lam met banier.
Tegen enkele pijlers hangen neogotische kaarsenhouders van smeedijzer. In de kerk staan ook nog enkele roerende zaken uit de negentiende eeuw zoals twee staande, veelarmige smeedijzeren kaarsenstanders van A. Kniep (Utrecht) en enkele meubelstukken.
De meeste gebrandschilderde glazen in de kerk zijn gemaakt in het interbellum (o.a. 1935) en in 1957. De sacristie heeft een balkenplafond en vier glas-in-loodramen.
Waardering
Het kerkgebouw is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de architectuurhistorische, de stedebouwkundige waarde, de herkenbaarheid en gaafheid en de relatieve zeldzaamheid:
- vanwege de functie, als een bijzondere en representatieve uitdrukking van een geestelijke ontwikkeling en omdat het gebouw een weinig voorkomend type in de negentiende eeuwse kerkarchitectuur vertegenwoordigt.
- als een goed en vrij stijlgaaf voorbeeld van neogotische kerkarchitectuur overeenkomstig het geestelijke gedachtengoed van het St. Bernulphusgilde met een interieur dat een eenheid vormt met het exterieur. Het gebouw is bovendien belangrijk voor het oeuvre van een vooraanstaand architect.
- als een belangrijk, beeldbepalend element binnen het beschermde stadsgezicht van Vianen en van groot belang is voor het silhouet van de stad.
- vanwege de herkenbaarheid en vanwege de grote mate van gaafheid van het exterieur en belangrijke delen van het interieur.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Kerk | Religieuze gebouwen | Kerk en kerkonderdeel | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Brederodestraat | 2 | – | 4132 VP | Vianen | – | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Religieuze gebouwen | Kerk en kerkonderdeel | – | Hallekerk |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | A | 2711 | – | Vianen |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1877 | 1879 | – | vervaardiging |
1926 | 1928 | Polychromering van het interieur | verbouwing |
1956 | 1956 | aanbrengen pleisterlaag op polychromie | verbouwing |