Jezuïetenplein 33, Oudenbosch
Inleiding.
KLOOSTERGEBOUW, thans hotel, ontworpen in 1890 door Nicolaas Molenaar in een mengeling van Neo-Renaissance en Neo-Gotische stijl als philosophicum van de paters jezuïeten en vervolgens in gebruik als klooster voor de Paters van de Heilige Familie en als broederhuis van de Broeders van Saint Louis. Gelegen op een breed perceel achter het entreegebouw aan de Markt en hiermee verbonden door een in 1971 deels gesloopte gang, waarin een bibliotheekruimte. Van deze gang wordt alleen de bibliotheek beschermd. Met Saint Louis heeft dit complex de verborgen ligging achter de marktwand gemeen, een ligging die door de verbouw van het entreegebouw een zekere verandering heeft ondergaan.
Omschrijving.
Twee- en drielaags kloostergebouw, opgetrokken uit baksteen met speklagen en ornamenten van natuursteen, afgedekt met afgeplatte schilddaken en een zadeldak, gedekt met ruberoidleien. Het gebouw bestaat uit drie bouwdelen. Aan de oostzijde de kapelvleugel, in het midden een vleugel met de voormalige recreatiezaal en aansluitend een westvleugel met voormalige paterskamers. Deze vleugels worden verbonden door een beglaasde gang aan de noordzijde. De kapelvleugel telt vier traveeën, heeft op de begane grond de voormalige refter en hierboven de eenbeukige kapel. Aan de zuidzijde beneden een cordonlijst en hoge kruisramen met persiennes onder korfbogen met siermetselwerk. Boven een cordonlijst drie hoge raamnissen met beneden gekoppelde en deels beglaasde lancetvormige nissen en daarboven respectievelijk twee- en vierdelige natuurstenen raamtraceringen met zespassen, gevuld met eenvoudig glas-in-lood.
Hierboven een topgevel met deklijst en klimmende spitsboognissen. Op de zuidwesthoek een overhoekse steunbeer en op de zuidoosthoek een ronde traptoren met veelhoekige spits. De zijgevels hebben een vergelijkbare indeling, waarbij ze gedeeltelijk schuil gaan achter de aansluitende vleugels. De hoge, tweedelige kapelramen sluiten via dwarskappen en topgevels met afdekking en kruisbloemen aan op het zadeldak van de kapel met neo-gotische kapellen. Aan de noordzijde gaat deze vleugel deels schuil achter de galerij, waarbovenuit een gevel met vierdelig, getraceerd spitsboograam met vier- en zespassen en een top met klimmende spitsboognissen en een kruis.
De tussenvleugel telt drie lagen en acht traveeën, waarvan er aan de zuidzijde twee worden ingenomen door een ronde traptoren met aansluitende dienstruimten en aan de noordzijde een laag schuil gaat achter de galerij. Aan de zuidzijde en aan de noordzijde treffen we respectievelijk drie en twee reeksen, door cordons gescheiden zes- en vierruits stolpramen aan, onder boogvelden met driepassen, aan de zuidkant voorzien van persiennes. Smeedijzeren sierankers. Gootlijst op klossen waarboven dakschilden met aan de zuidzijde zes en aan de noordzijde acht dakkapellen. De traptoren met annex telt respectievelijk vijf en zes door cordons aangegeven lagen, voorzien van hoge raamnissen met smalle ramen onder ronde boogvelden. De traptoren wordt afgesloten door een strook kleine ramen en een driepasfries, waarboven een plat dak waarop vroeger een koepel voor de sterrenwacht.
De westelijke vleugel is breder dan de tussenvleugel en telt vijf traveeën, waarvan er aan de zuidzijde een wordt ingenomen door een halfrond uitspringende traptoren met plat, oorspronkelijk voorzien van een balustrade. Aan de zuid- en noordzijde treffen we hier drie reeksen van vier en vijf stolpramen met kleine roedenverdeling onder korfbogen met siermetselwerk. Aan de zuidzijde bevinden zich persiennes. Sierankers en gootlijst op klossen waarboven een afgeplat schilddak met kleine dakkapellen. De zuidgevel heeft een twee traveeën omvattende risaliet met afgeknotte tuitgevel met raam- en blindnissen, bekroond met het IHS-monogram in smeedijzer. De westgevel is geheel bepleisterd en op twee ramen op de begane grond na blind. Ertegen bevindt zich een ca. 1930 opgetrokken trappenhuis.
Aan de noordzijde bevindt zich de eerder genoemde plat afgedekte gang, opgetrokken als houten vakwerk met vullingen van glas en baksteen. Hier treffen we een reeks geëtste glazen met bladmotieven. Het inwendige heeft belangrijke onderdelen van de oude dispositie bewaard. De vier tweelaagse en zeven eenlaagse traveeën tellende beglaasde gang heeft vloeren met ornamentale tegels. Hier bevindt zich de eerste steen met de tekst: 'IHS/ me posuit/ PP. Freder. Heynen s.j./ die XXVII aprilis/ patricinio/ S. Iosephi sancto'. De vier traveeën tellende refter en recreatiezaal op de begane grond hebben de oude, uit ijzeren moerbinten en houten kinderbinten bestaande balklagen en de van panelen voorziene betimmering behouden. De eenbeukige kapel heeft een houten tongewelf met steekkappen. De grote traptoren in de tussenvleugel heeft een zeer bijzondere constructie. In een zware ronde kolom zijn halfronde hardstenen bordessen ingelaten, waarop per verdieping hardstenen steektrappen met smeedijzeren balustrades aansluiten. Bij elke etage heeft de toren een dubbele rondboog, gedragen op een ronde zuil met basement en bladkapiteel. De kleine traptoren in de westvleugel heeft een eenvoudiger constructie met deels zwevende tussenbordessen in hardsteen, smeedijzeren balustrades en kolommen met bladkapitelen die rondbogen per verdieping dragen. De voormalige paterskamers met middengang zijn ca. 1995 twee aan twee gekoppeld.
Het gebouw is via een sterk gewijzigde, uit ca. 1835 daterende gang verbonden met het entreegebouw aan de Markt. In deze aanbouw uit gele baksteen met pilastergeleding, getoogde schuiframen en een schilddak bevindt zich de voormalige bibliotheekzaal, welke eveneens beschermd is. Deze omvat een langgerekte ruimte met koofplafond, boekenkasten en een later aangebrachte galerij op halve hoogte.
Waardering.
Het complex is van algemeen belang. Het heeft cultuurhistorisch belang als bijzondere uitdrukking van een geestelijke, geografische en typologische ontwikkeling, namelijk de groei van onderwijscongregaties en -orden in de 19de eeuw en de ontwikkeling van de internaatsarchitectuur; het is van architectuurhistorisch belang vanwege de betekenis voor de geschiedenis van de architectuur en de plaats in het oeuvre van de architect Molenaar; het heeft ensemblewaarden als onderdeel van een groter geheel, de kern van Oudenbosch, dat stedenbouwkundig van nationaal belang is; het is gaaf bewaard gebleven; het is zeldzaam vanwege de combinatie van eerder genoemde kenmerken.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding.
KLOOSTERCOMPLEX van het vroegere broederhuis van de Broeders van Oudenbosch of de Congregatie der Broeders van de H. Aloysius van Gonzaga, in 1890 door Nicolaas Molenaar gebouwd in een mengeling van Neo-Renaissance en Neo-Gotische stijl, achter het al eerder beschermde gebouw van het vroegere 'Collegie' of Latijnse School. Dit gebouw uit 1845 werd in 1853 het seminarie van het bisdom Breda. Het complex kwam tot stand als huisvesting voor het in 1878 hier gevestigde Collegium Berchmanianum, het philosophicum van de paters jezuïeten. Na de overplaatsing van dit instituut naar Nijmegen in 1929 is het gebouw overgenomen door de Paters van de Heilige Familie, die het in 1964 overdroegen aan de broeders. Deze hebben het gebouw in 1994 verlaten. Thans is het KLOOSTER (onderdeel I) met de reeds beschermde entreevleugel in gebruik als hotel onder de naam Tivoli. Hierachter ligt het fraaie landschapspark met LOURDESGROT (onderdeel II) met de voormalige BAKKERIJ (onderdeel III). De situatie van het complex, met de verrassende tuin achter de gesloten bebouwing van de Markt is typerend voor de verborgen wijze waarop hier in Oudenbosch een omvangrijk areaal aan katholieke kloosters en instituten groeide tot een geheel dat zelfs in Brabant ongekend van omvang is geweest.
Omschrijving.
Het complex is gelegen achter de straatwand van de Markt. Het vormt daar een typerend en zeldzaam voorbeeld van de ontwikkeling van kloosters en opleidingshuizen voor katholieke orden en congregaties. De paters jezuiëten lieten het uitvoeren door hun huisarchitect Molenaar, die gebruik heeft gemaakt van de grotere ruimtelijke mogelijkheden achter het betrekkelijk smalle seminariegebouw met zijn min of meer klassicistische vormentaal. Het klooster weerspiegelt de ontwerpprincipes van Molenaars leermeester P.J.H. Cuypers. Deze blijken niet alleen uit de vrije situering in het tegelijktijd aangelegde landschapspark maar vooral uit de uitwendige detaillering, die een afspiegeling vormt van de inwendige dispositie.
Waardering.
Het complex is van algemeen belang. Het heeft cultuurhistorisch belang als bijzondere uitdrukking van een geestelijke, geografische en typologische ontwikkeling, namelijk de groei van onderwijscongregaties en -orden in de 19de eeuw en de ontwikkeling van de internaatsarchitectuur; het is van architectuurhistorisch belang vanwege de betekenis voor de geschiedenis van de architectuur, de plaats in het oeuvre van de architect Molenaar; het heeft ensemblewaarden als onderdeel van een groter geheel, de kern van Oudenbosch, dat stedenbouwkundig van nationaal belang is; het is gaaf bewaard gebleven; het is zeldzaam vanwege de combinatie van eerder genoemde kenmerken.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Klooster | Religieuze gebouwen | Klooster, kloosteronderdl | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Jezuïetenplein | 33 | – | 4731 HX | Oudenbosch | – | – | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | D | 3444 | – | Oudenbosch |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1890 | 1890 | – | vervaardiging |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Molenaar, N. ; Noord-Brabant | architect / bouwkundige / constructeur | – |