Clingendaal 7, Wassenaar
Inleiding onderdeel 1.
De geschiedenis van het (land)HUIS Clingendael gaat terug tot het einde van de 16de eeuw. In 1591 werd in de binnenduinen in het zuidwesten van de gemeente Wassenaar de boerenhofstede Clingendael gekocht door Philips I Doublet, die de boerderij uitbreidde met een herenkamer. De hofstede werd door Philips Doublet's gelijknamige zoon en kleinzoon in de 17de eeuw getransformeerd tot een aanzienlijke buitenplaats, die in de periode 1634-1680 meermalen werd uitgebreid. Omstreeks 1830 liet de toenmalige eigenaar, W.J. Baron van Brienen, het huis over de volle breedte zeven meter naar voren toe uitbreiden, de gevels wit pleisteren en de vensters voorzien van Empire-schuiframen. Om de eenheid te vergroten werd toen waarschijnlijk tevens die drie afzonderlijke bouwmass's onder één kap gebracht. Aan het einde van de 19de eeuw verrees ter rechter zijde van het huis een aanbouw met serre en werd een aantal ruimtes ingericht in verschillende neostijlen. In 1939 kwam de buitenplaats in het bezit van Baron Michiels van Verduynen. Kort daarop werd in 1940 het huis Clingendael gevorderd door de Duitse bezetter en ingericht als hoofdkwartier van de rijkscommissaris Seyss-Inquart. Tijdens de bezetting is de serre tot kamer verbouwd en zijn er pantserluiken voor de ramen geplaatst. Nadat de gemeente in 1968 de nieuwe eigenaar van het huis werd stond het enige jaren leeg. Daarna werd het gerestaureerd en sinds 1983 wordt het gebruikt door het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen 'Clingendael'.
Omschrijving
Met een overkluizing over een kleine waterloop gebouwd, in opzet vrijwel symmetrisch opgezet landhuis met lijstgevels, dat bestaat boven de kelder uit een vrij lage parterre, een eerste verdieping (bel-etage), een vrij lage tweede verdieping (mezzanino) en een zolderverdieping onder afgeknotte schilddaken die zijn gedekt met gesmoorde Hollandse pannen en loden nok- en hoekkepers. Het huis is opgetrokken vanuit een vrijwel rechthoekige plattegrond met tegen de zuidoostgevel een minder hoog opgaande, tot een uitbouw verbouwde serre met plat dak, waarvan de noordoostgevel aansluit op een ondiepe uitbouw, welke met een omlopend, afgeknot schilddak aansluit op de hoofdkap. Rondom zijn de dakschilden voorzien van dakkapellen waarin vensters met openslaande tweeruits ramen en driehoekige frontons. De gemetselde schoorsteen is voorzien van een ijzeren windkap. De gevels zijn boven de hardstenen (voorzijde) en gepleisterde plinten opgetrokken in schone, rode baksteen in kruisverband en worden op de hoeken geaccentueerd door wit geschilderde, gepleisterde blokpilasters. De gevels bevatten rechtgesloten, binnen profiellijsten staande gevelopeningen en worden beëindigd door een entablement met geprofileerde, op klampen rustende gootlijsten. De in Empirestijl vormgegeven vensters in de voorgevel zijn alle met persiennes behangen. De op een plein georiënteerde symmetrisch ingedeelde voorgevel is zeven vensterassen breed en heeft een drie-assig middenrisaliet. De middenrisaliet heeft een uitpandig ingangsportaal, dat is voorzien van een hardstenen stoep met een bordesje en openslaande glasdeuren, geflankeerd door vrijstaande Ionische zuilen en rechthoekige hoekkolommen. Het portaal heeft een entablement met geprofileerde kroonlijst en draagt een balustrade met gedraaide balusters. Aan weerszijden van de entree bevindt zich een zesruits venster. Centraal op de eerste verdieping staan openslaande glasdeuren die uitkomen op het platte dak van het ingangsportaal, dat tevens als balkon fungeert. De deuren staan onder een op twee consoles rustende kroonlijst, waarboven 'HUYS CLINGENDAEL' staat vermeld. Het balkon is toegankelijk middels openslaande glasdeuren onder een op consoles staande kroonlijst. Aan weerszijden van de openslaande deuren een zogenaamd 'fenêtre à terre'. De drie vierruits vensters van de mezzanino staan boven en dunne cordonlijst, waarin de onderdorpels zijn opgenomen. Het entablement is verkropt over de middentravee en de hoeklisenen. De attiek op de middenrisaliet is voorzien van reeksen gedraaide balusters en staat boven de uitkragende, geprofileerde kroonlijst van het entablement. De middenrisaliet wordt bekroond door een attiek met balustrade met daarachter tegen het dakschild van het hoofddak een hoger opgaande vierkante sokkel, waarop een minder brede houten dakruiter staat. Deze is voorzien van een uurwerk, een luidklok, rondboogvormige galmgaten, balustrades en aan de zuidwest- en noordoostzijde tevens van ronde wijzerplaten. De dakruiter wordt bekroond door een helmvormig, met koperplaten gedekt koepeldakje met een windvaan. Aan weerszijden van de middenrisaliet bevinden zich twee koekoeken met hardstenen randen. De linker (noordwestelijke), vijf-assige zijgevel is vrijwel symmetrisch ingedeeld en voorzien van vensters die per bouwlaag vergelijkbaar zijn met die in de voorgevel. De vensters in de tweede en de vierde travee zijn blind, dan wel dichtgemetseld. Boven het in de onderste bouwlaag staande venster van de tweede travee van links staat een blind venster dat in vorm en formaat afwijkt van die aan weerszijden. De vensters in deze travee staan boven de boogvormige doorgang van de waterloop onder het huis. Een tweede doorgang is dichtgezet. De symmetrie van de langsgevel aan de noordoostzijde is in zuidoostelijke richting verstoord door de toevoeging van een twee venstereenheden brede uitbreiding ter linker zijde van de nog zichtbare bouwnaad. De gevelindeling van de hoofdvorm is te vergelijken met die van de voorgevel met per bouwlaag zeven gevelopeningen, vergelijkbaar met die in voornoemde gevels, en een middenrisaliet met openslaande glasdeuren. Het toegevoegde geveldeel heeft een eerste bouwlaag met twee vensters. De bouwlagen erboven zijn elk voorzien van één venster. De zuidoost gerichte kopse zijde van deze uitbreiding bevat eveneens één venster per bouwlaag, die alle met persiennes zijn behangen. De hier links van staande gevel van de lagere toevoeging uit 1940 heeft op de begane grond een loggia met vier vierkante kolommen die een gepleisterd entablement dragen. In de terugstaande gevelpartij achter de kolommen bevinden zich twee grotere, zesruits vensters en een onder tweeruits bovenlicht staande deur. Rechts van de gevel bevindt zich een klein venster. Boven de loggia bevinden zich drie met persiennes behangen verdiepingsvensters. Op de rand van het platte dak staat een balustrade met gedraaide balusters. De voorzijde van de uitbreiding uit 1940 bevat twee vensters in beide bouwlagen en wordt ook hier beëindigd door een balustrade met gedraaide balusters.
INTERIEUR. Het inwendige van het huis bevindt zich voor een deel nog in de oude staat en bevat diverse belangrijke interieurdelen. Wel zijn in meerdere ruimtes wijzigingen doorgevoerd. Onder meer in de kelder zijn diverse wanden bedekt met de originele witjes en handbeschilderde tegels. De kelders zijn voorzien van gewelven en plavuizen. De meeste enkele en dubbele paneeldeuren tussen diverse ruimtes op de begane grond zijn ook oud en staan vaak nog binnen de bijbehorende, geprofileerde kozijnen. Een aantal van de dubbele deuren heeft een bovenzijde in de vorm van een geknikte boog. Rechts van de entree bevindt zich een kleine ruimte (voormalige vestibule?) met lambriseringen en omlijste schilderingen tussen vroeg-19de-eeuwse kastjes. De vloer in de hal van de entree is betegeld met marmeren platen, evenals de vloer van de gang, waarvan één wand is bekleed met een paneellambrisering. Het trappenhuis met de brede marmeren trap behoort tot de oudste grotendeels intact zijnde onderdelen van het huis. Tussen de 17de-eeuwse betimmeringen bevinden zich schilderingen. Het achtruits venster bevat glas-in-lood met gebrandschilderde medaillons. Op de eerste verdieping bevinden zich de meest representatieve ruimtes. De centrale hal met vide, lambriseringen en paneeldeuren wordt onder meer verfraaid door een 17de-eeuwse muurschildering, lambriseringen, een plafond met een netwerk van profiellijsten, geprofileerde hoeken, paneeldeuren onder kroonlijsten, een fraai vormgegeven haard met een omlijste spiegel en een wapenschild met kroon. Een kamer aan de zuidzijde heeft een bijzondere, vroeg-19de-eeuwse haardpartij met een grisaille met idyllisch tafereel en een vaas met festoenen op de houten boezem. De voormalige, in (neo-)rococostijl uitgevoerde salon bevat een decoratief stucplafond, wanden met profiellijsten, een gebeeldhouwde marmeren schouw en een spiegel met rijk versierd lijswerk. De voormalige balzaal is voorzien van een houten paneellambrisering in Neorenaissance stijl, de binnen een versierde omlijsting staande dubbele deur met gesneden panelen heeft een kroonlijst, verlevendigd met snijwerk. Een enkele deur heeft een vergelijkbare omlijsting. De haardpartij wordt verfraaid door op sokkels staande zandstenen kariatiden die consoles dragen, een betegelde schoorsteenmantel en dito achterwand, alsmede een boezem met snijwerk in de panelen. Een kamer in de noordoosthoek, achter de balzaal bevat een overhoekse schoorsteenmantel en koven met tandlijst. De 19de-eeuwse trap naar de tweede verdieping is een tweedelige scheluwe trap met tussenbordes en balustrades met gietijzeren spijlen en geprofileerde handlijsten. Ook hier meerdere enkele en dubbele paneeldeuren voor de ruimtes die zich bevinden rondom de centrale, boven de hal gesitueerde vloer. In het midden hiervan bevindt zich een rechthoekige vide. Deze is omheind door een balustrade van gietijzeren hekken, die zijn bevestigd aan octogonale hoekbalusters. De wanden zijn ook hier voorzien van paneellambriseringen. De hoeken van de stucplafonds zijn verlevendigd met versierde koven. Een zware profiellijst omrandt de ovale vide tussen de tweede verdieping en de zolderverdieping. Deze ovale opening heeft op de zolder een balustrade, die voor een deel is opengewerkt met in elkaar grijpende cirkels en deels bestaat uit een dikke profiellijst, waarop een moderne verhoging van de balustrade is gezet. Een tweede trap in het huis is een uit meerdere scheluwe trappen bestaande diensttrap, die zich bevindt tussen alle bouwlagen en balustrades met gedraaide houten spijlen heeft.
Waardering
Het (land)huis van de historische buitenplaats Clingendael is van algemeen belang vanwege de grote cultuurhistorische waarde, de architectuurhistorische waarde en de ensemblewaarde:
- als een behoorlijk gaaf en waardevol voorbeeld van een in oorsprong laat-16de-eeuwse buitenhuis, waarvan de 17de-eeuwse kern voor een groot deel nog aanwezig is;
- als een bijzondere uitdrukking van een typologische ontwikkeling, door de bijzondere bouwgeschiedenis van het huis, die nauw is verbonden met de ontwikkeling van de omliggende tuin en als zodanig een belangrijk onderdeel van een zeer vooraanstaande buitenplaats in de 17de eeuw;
- als een essentieel onderdeel van een groter geheel en vanwege de nauwe functionele en historisch-ruimtelijke relatie met de tuin en de overige onderdelen van de buitenplaats;
- als onderdeel van de historische landgoederenzone die zich aan weerszijden van de rijksstraatweg uitstrekt tussen Den Haag en Leiden, welke een min of meer aaneengesloten geheel vormen en bepalend zijn voor het aanzien van de streek;
- door de hoge architectonische kwaliteiten van het huis, vanwege de bijzondere bouwgeschiedenis en door de bijzondere samenhang tussen het exterieur en delen van het interieur;
- door de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid van het exterieur en belangrijke delen van het interieur.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
COMPLEXBESCHRIJVING
De in structuur en grotendeels in detail gaaf bewaard gebleven historische buitenplaats Clingendael is samengesteld uit de volgende onderdelen: 1.(land)HUIS; 2. HISTORISCHE TUIN -EN PARKAANLEG; 3. TOEGANGSHEK; 4. PAARDEN- en KOETSHUIS met dienstwoning; 5. TUINMANSWONING; 6. WACHTHUISJE; 7. BOERDERIJ; 8. SCHUUR bij de boerderij; 9. TUINMUUR bij boerderij; 10.WACHTGEBOUW; 11.TIMMERMANSWERKPLAATS MET MACHINEKAMER; 12.Houten PERSONEELSWONING; 13.Houten PERSONEELSWONING; 14.LOGEERHUIS thans THEESCHENKERIJ 'De Hut'. 15.houten SCHUUR; 16.SLANGENMUUR (38357b); 17.LANTAARNPAAL; 18.BORDESTRAP in Oud-Hollandse tuin; 19.TENNISHUISJE in Oud-Hollandse tuin; 20.INRICHTING Japanse Tuin; 21.ZONNEWIJZER op SOKKEL 22.TUINMUUR en KAS, 23. COMMANDOBUNKER.
Voor bescherming van ondergeschikt belang zijn onder meer: - Bunkers (431-20); - Dubbel woonhuis, Clingendael 3, 4; - Beelden van na 1945; - Openbare parkaanleg van na 1954(rosarium, bloementuin en heidetuin); - Loods bij timmermanswerkplaats; - Poortgebouw uit 1986.
Inleiding
De in de binnenduinen in het zuidwesten van de gemeente Wassenaar staande boerenhofstede Clingendael werd in 1591 gekocht van Willem van Dorp door Philips I Doublet, ontvanger-generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Na zijn overlijden in 1612 werd zijn zoon Johan Doublet (1580-1650) eigenaar. Omdat hij Heer van St. Annaland was kreeg de buitenplaats de benaming "St. Annalands-Clingendael", welke naam tot in de 20ste eeuw werd gevoerd. Hij breidde de boerderij vermoedelijk uit met een herenkamer. Blijkens archiefbronnen en kaarten stond omstreeks 1642-'44 op Clingendael een U-vormig huis met schuur, drie hooibergen, een laan met een plantage, een boomgaard, een vijver en de nog bestaande door zilverpopulieren (nu: linden) geflankeerde oprijlaan, de Doubletlaan, tot het huis. De grachten aan weerszijden van de laan zijn omstreeks 1910 gedempt. In 1652 verkocht Johan de buitenplaats aan zijn broer Philips II Doublet (1590-1660), die in 1632 huwde met Geertruyt Huygens, een zuster van Constantijn Huygens. Geïnspireerd door het door zijn zwager aangelegde Hofwijk te Voorburg liet Philips II ten oosten de hoeve een vierkant paviljoen (speelhuis) bouwen op een dam boven de afwateringssloot en werd veel zorg besteed aan de beplanting van de tuin en de verfraaiing van de buitenplaats in de stijl van het Hollands-Classicisme. Zijn zoon Philips III Doublet (1633-1707), gehuwd met Contantijn Huygens dochter Susanna, verkeerde eveneens in intellectuele en kunstenaars kringen van onder meer haar broer Christiaan. Waarschijnlijk naar eigen ontwerp liet Philips III, vanaf 1670 Clingendael moderniseren in de stijl van de tuinen van de Franse architect Le Nôtre, nog voordat Marot de Franse Classicistische tuinstijl in ons land introduceerde. Vanaf 1670 werd de door grachten omgeven en doorsneden tuin symmetrisch ingericht langs een loodrecht op het huis staande centrale as. De nog aanwezige windsingel stamt ook uit deze tijd. Tevens werd het paviljoen uitgebreid met twee zijvleugels. Het iets risalerende centrale deel werd verhoogd met een attiek en kreeg een uitspringende entreepartij, die tot de tweede verdieping reikte en werd bekroond met een driehoekig fronton. Vervolgens werd de boerderij met herenkamer verplaatst naar de huidige locatie ten westen van de oprijlaan om plaats te maken voor een ruim voorplein. Hieraan was behalve het huis ook het nog bestaande paarden- en koetshuis gelegen. Aan het einde van de toegangslaan werden twee wachthuisjes gebouwd, waarvan er één in 1987 is gereconstrueerd. Na het overlijden van Philips III Doublet in 1707 kwam het via vererving in handen van ritmeester Mattheus Hoeufft van Oije en zijn zoon kapitein-ter-zee Jan Diederik Houefft van Oije. Laatstgenoemde verkoopt op 15 maart 1727 'de hofstede genaamd Clingendael, met heerenhuys (behalve de schilderijen en kamerbehangsels), stallinge, koets en tuynmanshuysinge, orangehuys met twee kachels, een bouwhuys ende huysmanswooninge, benevens de laen, ende koetshuys, alsmede twee huysjes met hunne erven staende aen den wegh lopende ten zuyden van voorsz. hofstede, nogh een boerewooninge en clingen waarop is staande een duynmaijershuysje" aan Wigbold Slicher (1694-1744), advocaat voor de hoven van justitie in Holland. In 1749 werd Clingendael, met de klokken en het uurwerk op het herenhuis en de bijbehorende boerderij, gekocht door Mr. Jacob Half-Wassenaar (1704-1790), 'heere van Stadt aen 't Haringvliett. De dochter van Half-Wassenaar, Sophia Maria (1727-1802) trouwt in 1759 met Arnoldus Joannes van Brienen (1735-1804). In 1818 kwam Clingendael in exclusief eigendom van deze familie. Hun zoon, Willem Joseph van Brienen van de Groote Lindt, Amsterdamse koopman, bankier en kamerheer van Koning Lodewijk Napoleon, liet omstreeks 1830 het huis over de volle breedte zeven meter naar voren toe uitbreiden, de gevels wit pleisteren en de vensters voorzien van Empire-schuiframen. Om de eenheid te vergroten werd toen waarschijnlijk tevens die drie afzonderlijke bouwmassa's onder één kap gebracht. Nadat rond 1804 reeds, waarschijnlijk op advies van J.D. Zocher sr., veranderingen in landschapsstijl waren doorgevoerd werd omstreeks 1839 de formeel aangelegde tuin getransformeerd tot een romantisch landschappelijk park naar ontwerp van J.D. Zocher jr. Een langgerekte, noordoost/zuidwest gerichte waterpartij werd voorzien van meerdere aftakkingen en eilandjes. Aan drie zijden werd het plein met onder meer het bouwhuis afgesloten door water, terwijl één hiervan met overkluizing onder het landhuis doorloopt. Na het overlijden van W.J. van Brienen in 1839 werd Clingendael geërfd door zijn zoon, Arnold Willem van Brienen van de Groote Lindt (overl. 1854) en vervolgens door diens zoon Arnout Nicolaas. Deze laatste was tot 1903 eigenaar. Eind 19de eeuw verrees ter rechter zijde van het huis een aanbouw met serre en werd een aantal ruimtes ingericht in verschillende neostijlen, waaronder de rococokamer en de renaissance zaal. In 1882 werd evenwijdig aan de Buurtweg, nabij de hofstede Groendaal, een renbaan aangelegd die thans niet meer bestaat. Nikolaas van Brienen's zuster Baronesse M.M. (Daisy) van Brienen, eigenaresse van 1903-1939, legde in een segment van het sterrenbos ter plaatse van het voormalige Fazantenbos, in de periode 1903-1913 een Japanse tuin aan met door haar uit Japan meegenomen tuinornamenten. Na 1910 werden de grachten aan weerszijden van de toegangslaan gedempt. Rechts van het toegangshek verrees vervolgens een in Engelse cottagestijl uitgevoerd tuinmanshuis. Langs de Van Alkemadelaan werden tussen 1913 en 1916 twee Noorse hutten gebouwd. Vlak na 1918 werd aan de voet van de stenen trap de Oud-Hollandse tuin opnieuw aangelegd ter plaatse van een kaatsbaan, naar een ontwerp van Baronesse M.M. van Brienen. Er was al een Oud-Hollandse tuin aanwezig in 1915, bij de heraanleg is een ander patroon toegepast. Leonard Springer ontwierp de dubbele trap bij de Oud-Hollandse tuin. Omstreeks 1930 werd de voorgevel van zijn in de 19de eeuw aangebrachte pleisterlaag ontdaan en werd het klokkentorentje gewijzigd. Na het overlijden van de baronesse in 1939 kwam de buitenplaats in het bezit van haar neef Baron Michiels van Verduynen. Kort daarop werd in 1940 het huis Clingendael gevorderd door de Duitse bezetter en ingericht als hoofdkwartier van de door Hitler tot rijkscommissaris benoemde Seyss-Inquart. Tijdens de bezetting is de serre tot kamer verbouwd en zijn er pantserluiken voor de ramen geplaatst. Aan de periode 1940-1945 herinneren diverse bunkers op het landgoed Clingendael (en Oosterbeek), met als meest opvallende de schuilplaats en keuken (Sonderkonstruktion E 17) van Seyss Inquart aan de Benoordehoutseweg. De weduwe van de laatste baron, Douairière H.E. Michiels van Verduynen-Jochems bleef na de oorlog tot haar overlijden in 1968 op Clingendael wonen. Sinds 30 september 1954 is de gemeente Den Haag eigenaresse van de gehele buitenplaats en heeft het park een openbare functie als wandelpark gekregen. Op het zuidelijke deel van de buitenplaats werd een kinderboerderij, een rosarium, een bloementuin en een heidetuin aangelegd, die vanwege hun jaar van aanleg buiten de bescherming van rijkswege vallen. Van de oorspronkelijke 17de-eeuwse aanleg resteren de oprijlaan en een gracht aan de zuidwestzijde. Het huidige karakter van het park wordt bepaald door de vroeg-19de-eeuws aanleg in Landschapsstijl naar ontwerp van Zocher en de latere 19de en vroeg-20ste-eeuwse toevoegingen van het sterrenbos en de Oud-Hollandse en de Japanse tuin, welke nagenoeg intact zijn gebleven. Het huis, dat omstreeks 1980 is gerestaureerd, is sinds 1983 verhuurd aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen 'Clingendael' en is tevens in gebruik als congres- en studiecentrum.
De buitenplaats Clingendael maakt deel uit van de landgoederenzone aan weerszijden van de Rijksstraatweg tussen Den Haag en Leiden (de Laan van Clingendael is de voortzetting van de oprijlaan tot de Rijksstraatweg). Samen met Oosterbeek, de Bosjes van Zanen en het Duinbos vormt Clingendael tegenwoordig een 79 hectaren groot, openbaar wandelgebied.
Omschrijving
De omgrenzing van de historische buitenplaats staat aangegeven op de bij deze registeromschrijving behorende kaart en wordt in de omschrijving van onderdeel 2 van dit complex nader gespecificeerd (= parkaanleg). Het grondgebied van de buitenplaats Clingendael heeft een onregelmatige omtreklijn. Het wordt aan de zuidzijde begrensd door de terreinen van de ANWB (zuid-oosthoek) en defensie en de Wassenaarseweg; aan de oostzijde door de buitenplaats Oosterbeek. De Van Alkemadelaan vormt de grens aan de westzijde. De noordelijke begrenzing wordt gevormd door bos en met een gracht meelopende windsingel. De gegevens over de diverse onderdelen zijn vermeld bij de objectbeschrijvingen.
Waardering
De historische buitenplaats Clingendael is van algemeen belang vanwege de grote cultuurhistorische waarde, de (tuin)architectuurhistorische waarde, de ensemblewaarde, en de stedenbouwkundige en landschappelijke waarde:
- als een behoorlijk gaaf en karakteristiek voorbeeld van een in oorsprong laat-16de-eeuwse buitenplaats, waarvan de 17de-eeuwse kern nog aanwezig is in het buitenhuis, het koetshuis en de oprijlaan van het park;
- als een bijzondere uitdrukking van een typologische en landschappelijke ontwikkeling, die nauw is verbonden met de ontwikkeling van de landgoederenzone in de regio Den Haag/Wassenaar, waarin Clingendael een vooraanstaande positie vervulde;
- door de nauwe samenhang en de historisch-ruimtelijke relatie tussen zowel de samenstellende, gebouwde onderdelen als de aangelegde landschappelijke elementen;
- door de samenhang met de diverse andere buitenplaatsen in de nabije omgeving, die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en bepalend zijn voor het aanzien van de streek;
- door de kwaliteiten van de ontwerpen der samenstellende gebouwde en aangelegde onderdelen, de nog zichtbare en aantoonbare ontwikkelingen hierin en vanwege de bijzondere samenhang tussen delen van met name het in- en het exterieur van het huis;
- door de plaats die de diverse onderdelen van de buitenplaats innemen binnen het oeuvre van de betreffende (tuin)architecten;
- door de grote mate van gaafheid van meerdere der gebouwde onderdelen en de tuinaanleg.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
– | Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Clingendaal | 7 | – | 2244 VH | Wassenaar | – | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | E | 1274 | – | Wassenaar |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1570 | 1600 | – | vervaardiging |