Hoofdgebouw, Nieuwegein
Omschrijving onderdeel 1: HOOFDGEBOUW, LANDHUIS OUDEGEIN.
Statig hoog uit de gracht oprijzend paviljoenvormig rechthoekig classicistisch landhuis uit 1633, onder hoog met leien gedekt tentdak met twee verdiepingen op onderhuis, gebouwd door de toenmalige eigenaar Adriaan Ploos van Amstel, heer van Tienhoven, het Gein en Jutphaas. Ploos van Amstel bouwde het huis op de fundamenten van een ouder kasteel, en herschiep tegelijkertijd de parkaanleg in renaissancistische trant, zoals die tot op heden gedeeltelijk is bewaard. Huis en park vormen sinds 1633 een eenheid, die wellicht in de invloedsfeer van Constantijn Huygens (en hiermede in de invloedssfeer van prins Frederik Hendrik) tot stand is gekomen; Ploos van Amstel was nauw met Constantijn Huygens bevriend. In het onderhuis is de oude 14de-eeuwse woontoren van het oude kasteel nog deels bewaard, getuige de 1,9 m dikke muren en de aanwezigheid van een zwaar tongewelf (westzijde). Het huis is opgetrokken onder invloed van het toen in zwang zijnde Hollands classicisme; invloed van Scamozzi is tastbaar aanwezig in de rechte zandstenen door geprofileerde omlijsting omgeven ingangspartij (zuidzijde) met door voluten gesteunde kroonlijst, die naar voorbeelden uit zijn voorbeeldboeken is ontworpen. In het boven de kroonlijst gesitueerde wapenveld in reliëf het wapen van de ridderhofstad. Tegen de oostgevel is een waterstoep gelegen met 17de-eeuwse eiken toegangsdeur naar de keuken; naast de stoep bevond zich oorspronkelijk een duivenhok. Op het dak drie opvallende, hoge schoorstenen, afgesloten door een siersmeedijzeren kroonstuk met bol (centrale schoorsteen) en windvaan. De voor- en achtergevel (respectievelijk zuid- en noordgevel) zijn respectievelijk in zes en vijf venstertraveeën verdeeld. De muurdammen aan de voorgevel zijn van ongelijke breedte, hetgeen wellicht verklaard kan worden uit de gebruikmaking van gedeelten van de voorganger van het huidige huis (gevel vertoont echter geen naad) of uit de indeling van de ruimtes inwendig. Oorspronkelijk was het huis omgaande van kruisvensters voorzien met korfbogen (bel-etage) en accoladebogen (verdieping). Waarschijnlijk werd het huis omstreeks 1801, toen het door vererving in bezit kwam van Willem de Geer, gemoderniseerd en verkreeg het aan de voor-, achter- en de drie traveeën brede linker(west-)gevel de thans aanwezige brede 15- ruits schuifvensters (bel-etage) en 12-ruits schuifvensters (verdieping) met strekken erboven; toen verkreeg de huidige achtergevel de huidige regelmatige travee-indeling waar brede muurdammen aan weerszijden van de centrale venstertravee deze travee in visueel opzicht benadrukken en deze gevel een symmetrisch aanzien geven. Vermoedelijk werden de vensters aan de achterzijde toen eveneens van de thans nog aanwezige persiennes voorzien. De vensters in de drie traveeën brede rechter (oost-)gevel werden toen door de huidige blindnissen dichtgezet. Het oorspronkelijke drielichts venster aan de rechterzijde van de voorgevel van het onderhuis werd toen vervangen door de huidige twee 6-ruits schuifvensters. De achtergevel verkreeg toen in het onderhuis de vijf op de traveeën gelegen 6-ruits vensters. Op de plaats van de eenvoudige ophaalbrug kwam de huidige vaste houten brug van vijf bogen op gebosseerde pijlers met eronder gesitueerde dienstbrug; toen werd ook ter plaatse in het onderhuis de huidige dienstingang gemaakt. Het bovendek wordt voorafgegaan door een hardstenen trap van 8 geprofileerde treden. Trap en bovenbrug werden in deze tijd voorzien van de thans aanwezige eenvoudige smeedijzeren balustrade. De dakkapellen (drie aan de voorzijde, een enkele op de centrale travee aan de achterzijde en rechterzijde en drie aan de linkerzijde) dateren in oorsprong uit de bouwtijd van het huis en bestaan uit een van een kloosterkozijn afgeleide variant van een in een enkel kozijn gevat met luiken voorzien ondervenster (twee maal 6-ruits openslaand) waarboven een 12-ruits bovenvenster. De kapellen zijn overkapt door een met leien gedekt schilddak met driezijdig overstek aan de voorzijde. De kleinere en hogergelegen dakkappel aan de linkerzijde heeft een kloosterkozijn met 4-ruits onder- en bovenvenster. In 1873 werd het huis gerestaureerd; toen werden inwendig een aantal wijzigingen aangebracht. Honderd jaar later, in 1971, werd het huis wederom gerestaureerd. Inwendig: in de keuken (onderhuis, oostzijde) een balkenplafond en plavuizenvloer uit de bouwtijd. Op de bel-etage aan de linkerzijde de zaal met forse 17de-eeuwse schouw met zuilen en halfzuilen in rood-wit geaderd marmer. De kapconstructie bestaat uit zes eikenhouten jukken met krommers. Uit de tijd van Willem de Geer (eigenaar van 1801 tot 1831) dateren de vier ovale dessus-de-portes in stuc in de hal met voorstelling van de vier jaargetijden. Toen werden op de bovenverdieping de twee lage grijs en zwart marmeren schouwen aangebracht in eenvoudige laat-Empire-vormgeving. Bij de restauratie in 1873 werd het stucplafond met florale motieven in de hal aangebracht. Toen werd eveneens de trap, die waarschijnlijk oorspronkelijk achter de hal lag, verplaatst naar de rechter voorzijde van het huis.
Waardering
Het hoofdgebouw is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang:
- vanwege de ouderdom;
- vanwege de gaafheid;
- vanwege de schoonheid;
- als gaaf bewaard voorbeeld van een in de invloedsfeer van het Hollands-classicisme opgetrokken hoofdgebouw van een Utrechtse ridderhofstad uit de eerste helft van de 17de eeuw;
- vanwege de verwevenheid met de in oorsprong 17de-eeuwse infrastructuur van het park en hiermee als gaaf bewaarde en zeldzame uiting van het gedachtengoed uit de eerste helft van de 17de eeuw met betrekking tot de architectuur van een ensemble van een riddermatig huis en park.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Omschrijving complex (Oudegein 1): HISTORISCHE BUITENPLAATS OUDEGEIN.
Het Gein, dat in oorkonden uit 1211, 1265, 1279 en 1282 als 'Villa Geine' of Gheyene' wordt vermeld, werd als buurschap in het jaar 1217 van de kerspel Eiteren afgescheiden en tot een afzonderlijk kerkdorp verheven. De welvaart was te danken aan de tolheffing op de Hollandse IJssel, die volgens een akte uit 1200 dan vanouds door de Utrechtse bisschop op de plaats genaamd Gein geheven werd. Voor de bescherming van deze tol was voor 1200 een toltoren of wapentoren gebouwd, de voorganger van het huidige huis Oudegein. Na 1200 werd de tol verplaatst, waarschijnlijk meer naar het zuiden. De toren bleef echter bestaan en vormt het begin van het ontstaan van een nederzetting, het dorp 't Gein. Toren en nederzetting waren een prooi voor brandschatters. Het huis werd in 1225 en 1332 verwoest vanwege de kwetsbare situering ervan in het grensgebied van Holland en het Sticht; het huis werd sterker dan tevoren weer opgebouwd, in 1355 weer verwoest, en erna door de eigenaar Berend Snoy wederom opgebouwd. De stenen fundamenten en een gedeelte van het onderhuis van Huis Oudegein dateren waarschijnlijk uit deze tijd, of zijn zelfs wellicht van vroeger datum. Ook delen van de aanleg gaan tot in de vroege Middeleeuwen terug: het tracé van het haaks op het voorplein gesitueerde deel van de oprijlaan (Kortelaan) en de naar het hoofdgebouw gelegen noordzijde van het voorplein en laan en rechte grachtarm ten westen van het huis gaan in oorsprong tot omstreeks 1200 terug en maken deel uit van de oorspronkelijke bedijking en verloop van het water rond de voormalige toltoren. In 1536 werd Oudegein als ridderhofstad erkend en gezien de voorwaarden die met deze erkenning gepaard gingen was het toenmalige huis omgracht. De ovaalvormige aanleg van de huidige omgrachte voorburcht met hofstede en de deels omgrachte boomgaard ten oosten hiervan en de omgrachting van het huis als zodanig waren toen reeds aanwezig. Oudegein ondergaat omstreeks 1633 een grote metamorphose wanneer de toenmalige eigenaar Adriaan Ploos van Amstel het huidige statige Hollands-classicistische landhuis laat optrekken, de hofstede laat verbouwen en een fijnmazige Renaissance parkaanleg van omgrachte lanen, boomgaarden, smalle rechte stroken bos en weiland - eveneens door water omgeven - tot stand brengt, die tot op heden het beeld van de parkaanleg bepaalt en die in zekere zin ook de oudste geschiedenis van Oudegein levend houdt: een aanleg van waterlopen en bedijking rond een versterkt huis. Na 1773, toen Oudegein in het bezit kwam van de familie De Geer - tot op heden eigenaresse van de buitenplaats - werd aan de oprijlaan en naar het voorplein het monumentale hekwerk in Lodewijk XV-stijl met wapenleeuwen en brug geplaatst. Na 1801, toen Oudegein in het bezit kwam van Willem de Geer, werd het huis gemoderniseerd en kreeg het de huidige brede meerruits vensters en toegangsbrug. Ook enkele delen van de parkaanleg, met name de gedeelten ten westen en zuiden van het huis, werden in deze periode door de tuinarchitect Hendrik van Lunteren op bescheiden wijze in landschapsstijl vergraven, echter zonder de formele kavelstructuur ter plekke veel aan te tasten. Door stedelijke uitbreiding van Nieuwegein kwam Oudegein in de stad te liggen. Met uitzondering van de oprijlaan, die in de jaren '70 van de 20ste eeuw een stuk werd ingekort, en de bouw van twee villa's in de noordwest- en noordoosthoek van het park, is de buitenplaats gaaf bewaard gebleven.
Het complex historische buitenplaats Oudegein bestaat uit de volgende samenstellende onderdelen: 1 HOOFDGEBOUW, LANDHUIS OUDEGEIN; 2 HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG; 3 BOERDERIJ OP VOORBURCHT; 4 BOUWHUIS; 5 TOEGANGSHEK EN BRUG AAN OPRIT; 6 BRUG EN HEK NAAR VOORPLEIN; 7 BRUG; 8 WERKPLAATS IN MOESTUIN; 9 STAL; 10 MOESTUINMUUR.
Op de bij de omschrijving behorende kaart zijn de complexonderdelen en omgrenzing aangegeven.
Waardering
Het complex historische buitenplaats Oudegein is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang:
- vanwege de ouderdom;
- vanwege de gaafheid;
- vanwege de symbiose van de historische lagen van de parkaanleg - Middeleeuwen, Renaissance, landschapsstijl - die tot op heden een belangrijke karakteristiek van de buitenplaats vormt;
- vanwege het gaaf bewaarde huis dat een goed voorbeeld is van een 17de-eeuwse Utrechtse ridderhofstad;
- als gaaf bewaard ensemble van Utrechts 17de-eeuwse ridderhofstad en aanleg;
- vanwege de ensemblewaarden;
- vanwege de schoonheid.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Landhuis | Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Oudegein | 1 | – | 3432 NC | Nieuwegein | – | – | Ja |
Oudegein | 1 | C | 3432 NC | Nieuwegein | – | – | – |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | A | 1740 | – | Vreeswijk |