527063, Ede
Omschrijving onderdeel 1: SCHOORSTEEN bij ketelhuis.
Inleiding
Op de binnenplaats van het oude fabriekscarré gelegen FABRIEKSSCHOORSTEEN, gebouwd in 1922 als een vrijstaande, oorspronkelijk 75 meter hoge schoorsteen en opgetrokken in ambachtelijk-traditionele bouwtrant. Eén van de twee fabrieksschoorstenen op het terrein, onder de werknemers aangeduid als "de dunne" (aangeduid onder nummer 1 op bijbehorende kaart). De schoorsteen stond oorspronkelijk via een rookkanaal aan de westzijde in verbinding met het ketelhuis. Door een uitbreiding hiervan in 1928 is de basis ingebouwd geraakt en tot op een hoogte van circa 12 meter aan het zicht onttrokken. Deze basis, die volgens het oorspronkelijke ontwerp bestond uit een zich verjongende plint met daarboven een geprofileerde lijst met rondlopend muizentandfries, kreeg een extra buitenmantel in donkerbruine baksteen. De pijp is ten tijde van de aanwijzing afgetopt en ontdaan van de originele kop met afdekmuts. Het ketelhuis zelf valt niet onder de bescherming. Op 10 mei 1940 zou de schoorsteen neergehaald moeten worden, omdat hij het Duitse leger een te duidelijk baken zou bieden. Wegens de snelle Duitse inval op deze eerste oorlogsdag werden alle soldaten weggeroepen en kon het werk niet voltooid worden. Vanaf de Grebbeberg probeerde de Nederlandse verdediging later nog een artilleriebeschieting, maar de granaten troffen geen doel.
Omschrijving
De schoorsteen is thans circa 50 meter hoog en bestaat uit een sobere, in felrode radiaalstenen opgemetselde ronde schacht met lichte valling. De buitenwerkse doorsnede van de originele plint bedraagt 6,25 meter. Om de schacht zijn 48 ijzeren trekbanden aangebracht. Aan de oostzijde bevindt zich in de plint nog de originele gietijzeren inspectiedeur.
Waardering
De FABRIEKSSCHOORSTEEN bij het ketelhuis is van algemeen belang:
- het object heeft cultuurhistorische waarden als bijzondere uitdrukking van het industrialisatieproces in vooral de Nederlandse kunstzijde-industrie en als karakteristiek voorbeeld voor de typologische ontwikkeling van fabrieksschoorstenen van de tweede industriële revolutie;
- het object heeft bouwhistorische waarde wegens de alleen in de schoorsteenbouw tijdelijk toegepaste trapeziumvormige radiaalstenen;
- het object heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarden als functioneel onderdeel van de oorspronkelijke centrale energievoorziening en de hiermee verband houdende weloverwogen situering op de binnenplaats van het fabriekscarré. Het schoorsteensilhouet is daarnaast van bijzondere betekenis voor het aanzien van dit industrieel ensemble aan de spoorlijn Arnhem-Utrecht;
- aangezien het overgrote deel van de bakstenen fabrieksschoorstenen reeds verloren is gegaan, is er ook sprake van een zeldzaamheidswaarde, mede gelet op de toepassing van de reeds eerder gememoreerde radiaalsteen.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Complex0mschrijving
Inleiding
Ten zuiden van de spoorlijn Arnhem-Utrecht gelegen KUNSTZIJDEFABRIEK, opgericht als de "N.V. Nederlandsche Kunstzijdefabriek", in de volksmond kortweg "Enka" genoemd. De geschiedenis van de Nederlandse kunstzijdeproductie kreeg een formeel begin op 8 mei 1911, toen op initiatief van scheikundeleraar dr. J.C. Hartogs in Arnhem de eerste kunstzijdefabriek werd opgericht. Hij introduceerde een nieuw procédé, waarbij uit de chemische reactie tussen gezwavelde cellulose en loog een viscosestroop ontstond, die verhardde wanneer ze door een zuurbad werd geleid en een draad gesponnen kon worden met vergelijkbare eigenschappen als zijde. De kunstzijde bleek een gewild product met veel toepassingsmogelijkheden, waardoor elders alras nieuwe fabrieken werden gebouwd, zoals te Breda en Nijmegen. De Enka-Arnhem besloot uit concurrentieoverwegingen een vier keer zo grote fabriek in Ede te gaan bouwen, waar ruime hoeveelheden zacht water, een gunstig plaatselijk loonpeil en een goed bereikbare locatie aan de spoorlijn Utrecht-Arnhem op goedkope grond (vml. Schraaljammerheide) voorhanden waren.
In 1919 liet dr. Hartogs de genieofficier Van den Bosch een eerste fabriek bouwen, destijds voor 2000 werknemers. Na diverse grote uitbreidingen, voornamelijk in 1925 en 1928, steeg het bebouwde oppervlak tot ruim 85.000 m² en groeide het aantal werknemers gestaag naar maar liefst 5.200 personen, waarmee de fabriek werd beschouwd als de grootste van Nederland. In enkele bouwfasen was een grootschalig complex neergezet dat gekenmerkt werd door een zeer planmatige opzet en efficiënte indeling. In januari 1922 startte de productie in Ede. De werkzaamheden bestonden uit een nat, chemisch proces en een aantal droge nabewerkingen zoals twijnen, conen en krimpen van de draden, waarna het product op spoelen, scheerbomen of cones naar de klant kon. Om minder afhankelijk te worden van de conjunctuurgevoelige textielbranche streefde men na de oorlog naar productdifferentiatie, getuige de productie van bijvoorbeeld viscosesponzen. Door fusies ging Enka op in de Algemene Kunstzijde Unie (AKU), en later AKZO en AKZO-NOBEL. O.a. wegens de toenemende concurrentie uit de lage-lonenlanden en de opkomst van goedkopere alternatieven voor viscose, moesten vele kunstzijdefabrieken hun deuren sluiten. De Enka staakte haar productie op 30 september 2002. Gedurende de 80 actieve jaren werden in Ede verschillende, later gepatenteerde uitvindingen gedaan (o.a. spinpomp), die van groot belang bleken voor de productie en verdere ontwikkeling van viscoseproducten. Door alle bedrijfssluitingen was Ede lange tijd de enige Nederlandse fabriek die nog viscosegaren maakte voor de textielindustrie. Thans is van de grote Nederlandse kunstzijdefabrieken alleen in Ede veel oorspronkelijke bebouwing bewaard gebleven.
Het bedrijf had vooral behoefte aan vrouwen en meisjes, die de voorkeur genoten voor het vele fijne werk. Zij konden niet ter plaatse worden geworven en moesten van ver weg worden aangevoerd. Er werd daarom een bedrijfsautobusdienst opgericht, de "N.V. tot de exploitatie van autobussen" (E.V.A.), die met in totaal 39 bussen en dagelijkse pendeldiensten op 120 bestemmingen uitgroeide tot de grootste busmaatschappij van Nederland. Omstreeks 1925 werden daarvoor garagefaciliteiten ten westen van de fabriek gebouwd, later uitgebreid met carrosserieafdeling, spuiterij, onderhoudswerkplaats en magazijn. Gelijktijdig kwamen er eind jaren twintig dagelijks ook nog 2000 meisjes naar Ede met speciale treinen uit Arnhem, Nijmegen, Utrecht en Amersfoort. Geschoolde, meest mannelijke werknemers werden in Ede gehuisvest. Gezinnen, bij voorkeur met veel dochters, werd huisvesting aangeboden. Enige tijd werden er in de omgeving diverse pensions speciaal voor meisjes ingericht. Voor de huisvesting van de vele nieuwkomers richtte de gemeente in 1919 de woningbouwvereniging "Vooruit" op, initiatiefnemer van het bekende, in de nabijheid gerealiseerde gelijknamige tuindorp, dat oorspronkelijk 300 woningen telde voor Enka-werknemers en hun gezinnen. Van meet af aan probeerde de Enka een sociaal vangnet te bieden, met redelijke beloningen en veel secundaire voorwaarden, zoals uitvoerige ondersteuning van het verenigingsleven, aandacht voor scholing en een eigen medische dienst. Ongevallen met dodelijke afloop in 1925 leidden het begin van de vrijwillige reddingsbrigade in, onder leiding van Dokter Heimans, een pionier in de bedrijfsartsenij. Hij werd een centrale figuur in het bedrijf en leverde een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden. De ENKA had reeds lang voor het tot stand komen van de Ziektewet in 1930 een eigen ziekengeldvoorziening. Ook het begrip pensioen bestond in een wat patriarchale vorm al sinds 1917 en kreeg in 1929 een definitieve vorm door oprichting van het Enka Pensioenfonds. Er waren fabriekscommissies om de wensen, ideeën en klachten van de medewerkers door te geven. Voor de medewerkers ontstond een grote reeks van Enka-verenigingen, waaronder een mandolineclub, toneelvereniging, inkoopverenging, biljartclub, wielerclub, kaatsclub, turnvereniging, speeltuinvereniging en het bekende Enka Mannenkoor. Al deze verenigingen zagen tussen 1925 en 1927 het licht en het bedrijf verleende in ruime mate faciliteiten. De verenigingen kregen het inmiddels overbodige pension de Reehorst als verenigingsgebouw toegewezen, later verbouwd tot veelzijdig recreatiecentrum. In 1955 werd voetbalvereniging de Rayontrappers opgericht, later herdoopt tot Blauw-Geel, de kleuren van de A.K.U.. Ook stichtte de Enka bijzondere lagere scholen en een middelbare school en werd het Enka-bad gebouwd, gevuld met warm water uit de fabriek.
De vroegste bebouwing van het fabrieksterrein bestond uit een carré van vier gesloten en naar binnen gekeerde vleugels rondom een open binnenplaats. Op de hoeken vier forse torens, de toegangspoort oorspronkelijk in het midden van de westgevel. De uitbreidingen omvatten o.a. een groot bouwblok ten westen van dit carré, samengesteld uit drie eveneens gesloten vleugels rondom een tweede binnenplaats. Door deze uitbreiding kwam de centrale toegang, in de vorm van een groot poortgebouw, aan de noordzijde bij het spoor te liggen, waar de fabriek zich door de torens en strak gelede gevelwanden als een moderne industriële vesting presenteerde. In 1928 werd het uit 1922 stammende en binnen het carré gelegen ketelhuis uitgebreid, waardoor de basis van de beeldbepalende schoorsteen ingebouwd raakte. In 1928 en 1941 werden in totaal drie transformatorhuisjes gebouwd waarvan de oudste drie schoorstenen heeft. Ten westen van het fabrieksterrein, aan de toegangsweg, verschenen in 1925 vier dubbele portierswoningen. Deze woningen sloten de garages in, die in 1925 waren gebouwd als onderkomen voor de bedrijfsbusonderneming.
Omschrijving
Het beschermde deel van de KUNSTZIJDEFABRIEK op het circa 40 hectare grote fabrieksterrein bestaat uit acht onderdelen: 1. Een op de binnenplaats van het oude fabriekscarré gelegen FABRIEKSSCHOORSTEEN uit 1922, aangeduid onder nummer 1 op bijbehorende kaart; 2. Een grote L-vormige westvleugel van de KUNSTZIJDEFABRIEK, die in 1928 in één bouwfase werd gerealiseerd. Van het oude fabriekscarré werd de noordwestelijke hoektoren uit 1919-1922 opgenomen als onderdeel van het nieuwe poortgebouw. De westvleugel omsloot een groot, rechthoekig en groen binnenplantsoen, waarmee werd voortgeborduurd op de ruimtelijke karakteristiek van het oude fabriekscarré, waar ook een binnenplaats aanwezig was. Aangeduid onder nummer 2 op bijbehorende kaart; 3. Een aan de zuidzijde van het oude fabriekscarré gelegen FABRIEKSSCHOORSTEEN, opgetrokken in 1927, aangeduid onder nummer 3 op bijbehorende kaart; 4. Een ten zuiden van de westvleugel gelegen bitterzoutmagazijn (MAGAZIJN) uit 1926, aangeduid onder nummer 4 op bijbehorende kaart, met aftakkend spoortracee; 5. Een vóór de westvleugel aan het spoor gelegen GEDENKTEKEN uit 1938, in de vorm van een ZITBANK, aangeduid onder nummer 5 op bijbehorende kaart; 6. Een eveneens vóór de westvleugel aan het spoor gelegen GEDENKTEKEN uit 1947, in de vorm van een FONTEIN met waterbak en omringende aanleg, aangeduid onder nummer 6 op bijbehorende kaart; 7. Een op het binnenplantsoen van de westvleugel gesitueerd gebouw van de geneeskundige dienst (EERSTE-HULPPOST) uit 1948. Aan de oostgevel is een GEDENKTEKEN bevestigd ter nagedachtenis aan in de oorlog omgekomen medewerkers, aangeduid onder nummer 7 op bijbehorende kaart; 8. Een voormalig was-, kleed- en schaftlokaal (WASINRICHTING, KLEEDGELEGENHEID, KANTINE), uit 1951. Het gebouw is gelegen op de binnenplaats van het oude fabriekscarré en via loopbruggen verbonden met de voormalige productiegebouwen en is aangeduid onder nummer 8 op bijbehorende kaart.
Van groot belang op het fabrieksterrein waren alle aan- en afvoerlijnen voor het transport van brandstoffen, grondstoffen en eindproducten. Daartoe dienden verscheidene fabrieksstraten, later belegd met Stelcon-platen, die de vestingachtige opstallen met elkaar verbonden en de open binnenplaatsen doorsneden. Verder waren vanaf het nabijgelegen stationsemplacement diverse spoorlijnen afgetakt opdat goederenwagons tot in het hart van de aanleg konden doordringen. Omdat het bij latere uit- of inbreidingen belangrijk was deze infrastructurele lijnen open te houden werden ze vaak in de vorm van straat- of spooroverbouwingen gerealiseerd. Daarnaast bepaalden verscheidene, tussen gebouwen opgezette transportsystemen en buizenstelsels (luchtafzuiging e.d.) voor een groot deel het karakter van de openbare ruimte op het fabrieksterrein.
Waardering
De voormalige "ENKA" KUNSTZIJDEFABRIEK is van algemeen belang. Het complex heeft cultuurhistorische waarden:
- als vroege exponent van de tweede industriële revolutie, gekenmerkt door een overgang naar chemisch bereide grondstoffen, een verwetenschappelijking van de productieprocessen, een rationalisatie van de arbeidsorganisatie en aandacht voor zaken als veiligheid, gezondheid en hygiëne. Dit kwam tot uitdrukking in de grote omvang, planmatige opzet, bouwwijze, architectuur en inrichting van de diverse fabrieksgebouwen, die tesamen een nieuwe fase in de Nederlandse economische ontwikkeling markeren, waarvan maar weinig andere voorbeelden bewaard zijn gebleven;
- als prominente vertegenwoordiger van de Nederlandse kunstzijde-industrie, die internationaal een belangrijke rol speelde en voor de nationale economie van groot belang was;
- vanwege het pionierskarakter van het bedrijf in economisch, maar ook sociaal, medisch en cultureel opzicht, waarbij ten behoeve van het welbevinden van bedrijf en personeel steeds meer voorzieningen werden getroffen op en buiten het fabrieksterrein.
Het complex heeft architectuur- en bouwhistorische waarden:
- vanwege de in de diverse onderdelen toegepaste, en indertijd vaak vernieuwende, bouwtechnische constructies, architectonische concepten, gehanteerde stijlvormen en bijzondere materialen;
- vanwege het belang van de gebouwen voor het oeuvre van met name de architecten J.M. van den Bosch en D. Masselink, beide verbonden aan de bouwafdeling van de Enka.
Het complex heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarden:
- vanwege de weloverwogen situering aan een goed bereikbare locatie bij de spoorlijn Arnhem-Utrecht op een indertijd nauwelijks ontgonnen heideveld. In stedenbouwkundig opzicht vormt het grootschalige, als een representatieve industriële vesting aangelegde fabriekscomplex een pendant van de al eerder gebouwde, eveneens grootschalige kazernementen aan de overzijde van het spoor;
- vanwege de functionele samenhang met en de betekenis voor de sociaal-economische (o.a. toeleveranciers, middenstand, aandacht voor veiligheid, gezondheid personeel), ruimtelijke (o.a. bouw Enkadorp, scholen, etc.) en culturele (o.a. verenigingsleven, Enkabad, Reehorst) ontwikkelingen in de gemeente.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Fabrieksschoorsteen | Boerderijen, molens en bedrijven | Industrie | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
– | – | – | – | Ede | Aan de Oostzijde van het Kleine schoorsteenplein, Ede, Ede | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Boerderijen, molens en bedrijven | Industrie | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | C | 5370 | – | Ede |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1922 | 1928 | – | vervaardiging |