De Haar, Haarzuilens
Omschrijving onderdeel 2: HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG.
De historische parkaanleg van kasteel de Haar is in grote lijnen ontworpen ten tijde van en kort na de restauratie van het hoofdgebouw (1894-circa 1910). Het concept van het park van kasteel de Haar was oorspronkelijk veel groter dan het park dat daadwerkelijk is uitgevoerd; ook het huidige open land ten westen van de Rijndijk, die nu de westgrens van een groot deel van de aanleg markeert, zou deel uitmaken van de parkaanleg. In dit oorspronkelijke concept zou het kasteel een centrale plaats innemen in een ontworpen landschap met verschillende zichtlijnen op punten in de omgeving. Onderdelen van de toenmalige bestaande infrastructuur, daterend uit de vijftiende en latere eeuwen, zijn ingepast in de nieuwe landschappelijke transformatie van het gebied.
Aan de aanleg van het groots opgezette tussen 1894 en circa 1910 gerealiseerde park ligt een intensief en langdurig ontwerpproces ten grondslag dat tot een groot aantal afwijkende ontwerpen en schetsen heeft geleid en in de ontwerpfase en erna verschillende wijzigingen heeft ondergaan. De tot stand gekomen aanleg is te onderscheiden in een Noorderpark en een Zuiderpark, die compositorisch met elkaar zijn verbonden maar door de openbare weg (Bochtdijk) worden gescheiden. Een belangrijk motief dat beide parken met elkaar verbindt is de uitgestrekte vijverpartij, door de tuinarchitect Copijn in 1894 in zijn bij de uit dat jaar daterende overzichtskaart behorende "Description" een "rivierarm" genoemd "die het park van voor tot achter doorstroomt". De compositie van het park bestaat voorts uit een waaiervormige structuur van zichtassen geconcipieerd vanuit het kasteel, met name vanaf de entree, verder vanuit de torens en vanaf de zuidgevel. Deze zichtassen strekken zich uit over de coulissen van het ontworpen en vormgegeven parklandschap, over de meer in formele trant aangelegde tuinen direct rond het kasteel en over de lange oprijlaan (aan weerszijden met dubbel beuk en eik beplant), de Zuylenlaan. Vanuit het kasteel liep een aantal zichtlijnen in noordoostelijke en noordwestelijke richting oorspronkelijk door tot over de grenzen van het park. Zij waren onder andere gericht op kerktorens van dorpen in de omgeving. Het merendeel van deze zichten is thans dicht gegroeid. Het Noorderpark, waar zich het kasteel en bijgebouwen bevinden, kent de grootste variëteit aan doorzichten en in formele trant aangelegde deeltuinen. Het Zuiderpark, dat qua oppervlakte ongeveer even groot is als het Noorderpark, is voor een groot deel gemodelleerd rond een enkel doorzicht vanuit de zuidzijde van het kasteel: het doorzicht bestaat uit een ruime en diepe parkweide in landschapsstijl met boomgroepen als coulissen, met glooiend bodemprofiel en geflankeerd door een grootschalige vijverpartij in landschapsstijl en stroken parkbos (sinds 1974 doet een groot deel van het Zuiderpark dienst als golfterrein). Tevens is het Zuiderpark een wandelpark: een wandeling van serpentinevormig verlopende wandelpaden voert langs de randen van het park en deels door het open parkgedeelte en rondom de vijverpartij. Deze wandeling is verbonden met de wandeling door het Noorderpark via de rustieke brug in beton met hek over de Bochtdijk (zie complexonderdeel 28). De werkzaamheden aan de aanleg van het Zuiderpark begonnen in circa 1905 en het park kreeg pas in 1909 zijn huidige gedaante. De bonnekaart uit 1908 laat zien dat in dat jaar alleen het oostelijke deel van het Zuiderpark nog in een staat van wording verkeerde. Een belangrijk karakteristiek van de aanleg van het Noorder- en Zuiderpark is verder de beslotenheid van het park naar het omringende landschap. Copijn zegt hierover in zijn "Description": "Boven alles moet het kasteel omringd worden door een forse groenmassa, die het een achtergrond geeft en waartegen de contouren van het slot zich kunnen aftekenen en waardoor deze imposante bouwmassa als het ware omkadert wordt. Het bos te noorden van het kasteel ondersteunt dit ontwerp terwijl het tegelijkertijd de Noord- en Noordwestenwinden opvangt".
De scheiding tussen het Noorder- en Zuiderpark door de Bochtdijk kreeg in het Noorderpark het profiel van een aarden schutterswal, die net hoog genoeg was "om een knielende boogschutter bescherming te bieden" (Joseph Cuypers); tegelijkertijd maakt deze wal het mogelijk de openbare weg aan het gezicht te ontrekken, waardoor het Noorder- en Zuiderpark ongemerkt in elkaar over lijken te gaan.
Architect van het totaalconcept van het park was Henri G. Copijn, die hiervoor op 3 februari 1896 het contract ondertekende. Dit contract vermeldt ondermeer: "De werkzaamheden starten op 1 maart 1896 volgens het getekende plan van H.G. Copijn, onder de directie van de restauratie-architect P.J.H. Cuypers".
Twee jaar eerder, in 1894, had Copijn al het basisontwerp gemaakt en verwerkt tot een grote overzichtskaart (Coll. J. Copijn, Groenekan). In de bij de kaart behorende "Description" geeft Copijn een indruk van de achterliggende gedachten voor het ontwerp en voor het verschil in karakter tussen het Noorder- en Zuiderpark: ".... Het ontwerp geeft een helder beeld van de diverse uitgangspunten met betrekking tot de onmiddellijke omgeving van het kasteel, de openbare weg en het dorp en met behulp van de grote geplande laan, de Zuylenlaan. Het verschil in karakter kan men op de kaart zien. Het zuidelijke deel, met zijn grote waterpartij, zijn bebossing en omsloten plekken, vormt een park in landschapsstijl op de wijze, die de Engelsen met 'pleasure-ground' aanduiden. Het noordelijke deel aan de oost- en noordzijde van het kasteel is een groot 'parc à bétail' (een aanleg met veeweiden), een echt Engels park waar de eentonigheid van de weiden wordt onderbroken door bosquetten, boomgroepen en solitaire bomen. De bomen, verspreid geplant in de weiden zijn Iepen, Eiken, Linden, Notenbomen en Esdoorns. De kleine slootjes zijn zoveel mogelijk verborgen door beplanting en een onregelmatige aanleg. Een kleine beek of rivier kabbelt rustig door het landschap en lijkt zich te verbinden met de waterpartijen in het andere deel van het park. Deze continuïteit wordt onderbroken door het verschil in niveau (meer dan een meter) van het waterpeil tussen beide delen. Toch wordt zij wel gesuggereerd door de waterloop met beplanting te verbergen. De verschillende pachtboerderijen, zichtbaar vanuit het kasteel, verlevendigen de kleuren of nuances in het landschap. Enkele slingerpaden maken het mogelijk om dat deel van het park te doorkruisen. De vergezichten vanuit het kasteel, geleid door de beplanting, lijken zich te verliezen in de verte. Dit deel van het park is op deze wijze practisch geheel bestemd voor economische doelstellingen, terwijl tegelijkertijd het landschap verfraaid wordt.....".
Het Zuiderpark omschrijft Copijn als een "parc paysager" en als "pittoresque" waarvan de zanderige bodem de gelegenheid geeft om heldere waterpartijen en droge wegen en paden aan te leggen en waar alles weelderig zal groeien: "...ook kan het terrein heel goed heuvelachtig worden vormgegeven...", hetgeen ook is gebeurd.
Ongetwijfeld hebben P. Cuypers en zijn zoon J. Cuypers een stempel op het ontwerp van Copijn gedrukt. Van de laatste twee zijn een aantal ontwerpen voor het park bekend, met name van de in geometrische stijl aangelegde deeltuinen rond het kasteel, die in het algemeen slechts in afgeleide vorm in het ontwerp van Copijn zijn terug te vinden. In ieder geval hebben P. en J. Cuypers een indringende rol gespeeld bij het ontwikkelen van het concept voor het ontwerp door Copijn en wellicht ook op de invulling daarvan. De diverse fortificatie-elementen rond en langs de deeltuinen van het Noorderpark zijn van hun hand.
Uit de onderlinge correspondentie van Copijn, vader en zoon Cuypers en de eigenaar zou de gevolgtrekking gemaakt kunnen worden dat bij de schepping van het Noorderpark een soort stalenboek van internationale en historische tuinen en tuintypen voor ogen stond. Het verband tussen de tuinen en lanen moest gemaakt worden door een "Engelsch park". Het kasteel diende omgeven te worden door "Middeleeuwse tuinen en wel volgens de regelmaat van de 15de eeuw". Onder laatstgenoemde tuinen worden de tuinen in Renaissance tuinstijl terzijde van de laan van het poortgebouw naar het chatêlet bedoeld. Deze tuinen bevatten een 'Oosterse tuin' oftewel een Palmentuin. Intermediair tussen kasteel en Zuiderpark werd de zogenaamde Romeinse tuin aangelegd. Ten westen van het naar de regels van de Frans classicistische tuinarchitectuur aangelegde 'Grand Canal', de menagerietuin, een kleinschalige aanleg in Franse vroeg landschappelijke stijl. Aan de westzijde van het park, op ruime afstand van het kasteel werd op bestaande tuinbouwgronden aan de Eykstraat, tussen de nieuw aangeplante bosrand en het nieuw aangelegde dorp Haarzuilens, de grote moestuin aangelegd, met ten noorden daarvan een boomgaard. De moestuin herbergde een zeer ruime wintertuin, waarvan de gietijzeren omkassing in 1996 werd afgebroken. Er was bij de tennisbaan een doolhof naar voorbeeld van het doolhof op Hampton Court (gereconstrueerd in 2001) en een "Monticule en spirale", een serpentine-heuvel van 8 à 9 meter hoog met hagen en rozen. Beide onderdelen werden door Copijn ("Description") als voorbeelden van Middeleeuwse tuinkunst beschouwd. Even voor het einde aan de westzijde van de grote en opmerkelijke brede oprijlaan met een laanbeplanting van dubbele beuk aan weerszijden, de Zuylenlaan, werd aan de oever van de aldaar gelegen waterpartij de rotstuin aangelegd, die nog grotendeels bewaard is gebleven. Het ontbreken van de in die tijd populaire Japanse of Chinese tuin geeft echter aan dat volledigheid van tuinstijlen en typen niet de overwegende ambitie was. Waarschijnlijk was evenals bij het kasteel een demonstratie van de invloedrijkheid, rijkdom, glorie, legendarische afstamming en ouderdom van de dynastie van de Van Zuylens een van de motieven voor deze gevarieerde gelaagdheid en uitgestrektheid van het park.
Voorts speelde oorspronkelijk ook het idee een rol om het park, evenals het kasteel, gedeeltelijk te restaureren volgens toenmalige romantisch-historiserende restauratie-opvattingen. De tuinarchitect Leonard Springer die in 1893 als eerste voor een ontwerp voor het park werd uitgenodigd, kreeg ondermeer de instructie mee om de openbare wegen (Bochtdijk) en lanen te eerbiedigen. Uiteindelijk bleef alleen het tracé van de Bochtdijk bewaard en de karakteristiek van het verloop van de Haarlaan, die als 'tweede' oprijlaan aan het noordelijk einde haaks omgaat naar het chatelet; wel werd de Haarlaan gedurende het uitvoeringsproces een stuk in westelijke richting verlegd.
In de directe nabijheid van het kasteel werden geometrische tuinen met een decoratief karakter aangelegd. Zij kwamen tot stand gedurende een periode van ruim twintig jaar en werden in die periode verschillende malen gewijzigd. Hun tegenwoordige vorm werd rond en na 1910 gerealiseerd. Ontwerp en uitvoering stammen van H. Copijn, mede op basis van verschillende ideeën van Dr. P.J.H. Cuypers en zijn zoon Ir. Jos.Cuypers, die hiervoor ook schetsen leverden.
De volgende geometrisch deeltuinen zijn te onderscheiden:
- Romeinse tuin, aangelegd door H. Copijn mede op basis van ideeën van Dr. P.J.H. en Ir. Jos. Cuypers; de Romeinse tuin direct ten zuiden van het kasteel ontleent zijn naam aan de vorm van zijn hoofdstructuur, een Romeinse renbaan. Geometrische tuin met paden, grasparterres, gazons, vazen, tuinornamenten en historische beplanting. Het gazon ligt verdiept. Oorspronkelijk was in het midden een vierkant, verhoogd beplantingsvak met een rond, verhoogd vak aan de noord- en zuidzijde. Halverwege de tuin leiden stenen trappen naar twee symmetrisch gespiegeld gekandelaberde lindenbomen, die nog dateren uit de tijd van het hier gesitueerde oude dorp Haarzuilens. De in de tuin geplaatste monumentale kapitelen van klassieke zuilen verwijzen naar de Romeinse tijd en de legendarische afstamming van het geslacht van Zuylen (Colonna). Aan de zuidzijde wordt de tuin afgescheiden door de schutterswal, die aan de oostzijde uitmondt in een bakstenen bastion met schietgleuven;
- Rozentuin en Palmentuin: een in de hoek van de haaks verlopende oprijlaan en kasteelgracht gelegen ensemble van deeltuinen in neorenaissance stijl bestaande uit de in 4 vakken verdeelde rozentuin aan de zuidzijde en de in twee vakken verdeelde Palmentuin (ook wel Buxustuin genoemd). De tuinen worden van elkaar gescheiden door een berceau met in het midden een gebroken zuil ter nagedachtenis aan de overleden zoon Hélin (zie onder). De huidige kruisvormige indeling van de Rozentuin, met in het hart het prieel uit circa 1910, dateert uit 1965 en werd aangelegd in opdracht van Gabriëlle van Zuylen onder instructie van de Engelse tuin- en landschapsarchitect Russel Page. Ook de rozenboog in het midden van de rozentuin dateert uit deze periode. Aan de zuidzijde een herinneringsmonument, opgericht in 1912-1913 naar aanleiding van de dood van de zoon van het echtpaar van Zuylen, Hélin. Bij deze gelegenheid werd de oorspronkelijke aanleg van de Rozentuin, die uit een patroon van 3 lobben bestond, veranderd in een stervorm met in het hart een cirkel; dit patroon bleef tot in 1965 bewaard.
Enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog werd de beplanting van de Palmentuin vernieuwd. De huidige indeling van de Palmentuin dateert uit 1914. De door een pad en pergola omgeven tuin bestaat uit twee gelijke vakken met een patroon van guirlandes en voluten in buxus, waartussen steenslag. De delen worden gescheiden door een pad dat in het centrum een rond rozenperk met vaas als gedenkteken voor de in 1997 overleden baronesse Marie-Helène de Rothschild-van Zuylen.
De in 1900 aangelegde Rozen- en Palmentuin vervingen het complex van moestuinen dat door vader en zoon Cuypers in de jaren '90 van de 19de eeuw hier was aangelegd.
- Tussen de Rozentuin en Romeinse tuin is aan de oprijlaan, tegenover de stalgebouwen, de buitenmanege gesitueerd, omgeven door stroken heesterbeplanting en parkbos met linden, beuk, kastanjes en plataan. Deze manege is in feite de oudste aan de laan gelegen 'deeltuin'. De baan staat aangegeven op de bonnekaart uit 1908; in dit jaar waren de rozen- en palmentuin nog met bos beplant.
Overige deeltuinen in het Noorderpark:
- 'Grand canal'; het kanaal dat naar afmeting on-Nederlands van allure is werd op de as van de noordelijke toren van het kasteel aangelegd en tussen 1912 en 1915 tot zijn huidige proportie verlengd. Het vormt het centrale motief in deze zogenaamde Franse tuin. Joseph Cuypers merkt hier in 1902 het volgende over op: "De gezichts lijn vanuit het eindpunt Noordelijk in den Franschen tuin naar den hoofdtoren gericht, loopt bijna zuiver Noord-Zuid en deelt het kasteel zoowel in plan als in opstand in twee deelen van gelijken in houd, maar niet volkomen gelijk van vorm; de toren zelf is het toppunt van beide driehoeken (...) Omgekeerd is nu vanuit het kasteel het uitzicht naar den grooten vijver met de daarin springende fontein vrijgebleven". Omstreeks 1965 werd in opdracht van Gabriëlle van Zuylen onder instructie van Russel Page de bosvakken aan weerszijden van het kanaal omlijst door rechte hagen met haagbeuk.
- In 1904 werd ten westen van het 'Grand canal' in de Franse tuin de huidige tennisbaan aangelegd onder supervisie van Copijn.
- Gebastioneerde tuinen ten oosten van het Chatelet en ten oosten van het kasteel, genaamd respectievelijk de Kleine en Grote Cour; omstreeks 1894 gereedgekomen door keermuren en bastions en gracht omgeven deeltuinen tussen het Chatelet en het kasteel. De Kleine Cour werd door Copijn in Middeleeuwse trant aangelegd met spaarzame beplanting, gazon, eenvoudige bloemborders en waterput; de huidige inrichting van de kleine cour met borders met ondermeer Dahlia's dateert uit omstreeks 1965 naar ontwerp van Gabriëlle van Zuylen en Russel Page.
- Centraal op de Grote Cour een grote wagenwielvormige border als zodanig daterend uit het einde van de 19de eeuw: voor de doorsnede van de border was de mogelijkheid om met een zesspan rond de Cour te kunnen gaan bepalend. De inrichting van de border werd omstreeks 1965 enigszins gewijzigd naar ontwerp van Gabriëlle van Zuylen en Russel Page.
- Ten westen van het 'Grand Canal' de zogenaamde Menagerietuin; in historiserende Franse vroeg landschappelijke stijl door Copijn aangelegd parkgedeelte met een kleinschalig patroon van vijvers en slingerpaden. Cuypers vermeldt over dit parkgedeelte: "Noordelijk een bosch en vijvers bewoond door watervogels". De hokken voor watervogels werden omstreeks 1980 verwijderd; toen werd de aanleg van de Menagerietuin ook enigszins vereenvoudigd.
- Het noordelijke gedeelte van het Noorderpark, gelegen tussen de elkaar snijdende wegen Rijndijk en Polderweg, werd als open landschap ingericht en kreeg de naam Klein Limburg. De Polderweg stamt uit de tijd van de parkaanleg en is schuin over de strokenverkaveling aangelegd. Met boomgroepen langs de beide wegen en op het open land en met laanbeplanting in het verlengde van het centrale padenstelsel vanaf het kasteel is het bestaande landschap van de slagenverkaveling getransformeerd tot één grote landschappelijke open eenheid, die een verwijzing inhoudt naar de toenmalige beeldvorming van het Limburgse landschap en die de noordelijke afronding vormt van de grootse aanleg van De Haar.
Omstreeks 1965 werd in het Noorderpark op de plaats van de zogenaamde ossenwei een tweede hertenkamp, de zogenaamde Grote Hertenkamp aangelegd. Een deel van het Zuiderpark werd toen als ossenwei ingericht tot 1974, toen dit park deels als golfterrein in gebruik werd genomen.
Tussen de Bochtdijk en de hoofdoprijlaan, de rechte Zuylenlaan, vanouds de zogenaamde Kleine Hertenkamp.
Het Noorder- en Zuiderpark wordt doorsneden door een patroon van wandelpaden en lanen deels met halfverharding en deels verhard. Al naar gelang het gebruik dit voorschreef is er een verschil in de breedte van de paden: de wandelpaden zijn relatief smaller dan de lanen en de paden die ook geschikt moesten zijn voor wagens en werkverkeer.
Het padenpatroon van het Zuiderpark verloopt voornamelijk in curven. Het padenpatroon in het Noorderpark kenmerkt zich door een variatie van rechte lanen en in curven verlopende paden. Het paden- en lanenpatroon is niet alleen het element dat de hoogtepunten die het park biedt verbindt, maar vertegenwoordigt ook een grote sierwaarde. Met name geldt dit voor de wandelpaden die zich als een sierlijk lint door het park slingeren.
Het park van De Haar kent een rijk assortiment aan bomen en heesters. De lanen zijn voorzien van een laanbeplanting van beuk, eik, kastanje en linde. In de parkweiden solitairen en 'clumps' met ondermeer eik, beuk, kastanje, linde, acacia, es en els. In de nabijheid van de vijverpartijen tevens moerascypres en rododendrons. In de bosvakken een gevarieerde beplanting van ondermeer eik, beuk, kastanje, naaldhout, taxus en hulst.
Waardering
De HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG van Kasteel De Haar is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang:
- vanwege de ontstaansgeschiedenis;
- als zeldzaam gaaf bewaard voorbeeld van een aanleg in landschapsstijl van Hendrik Copijn, aansluitend op de geometrische delen van de aanleg en liggend in het landgoed van De Haar;
- vanwege het belang van de aanleg voor de geschiedenis van de tuin- en landschapsarchitectuur;
- vanwege de, ook in detail, gaaf bewaarde structuur;
- vanwege de voor Nederland ongebruikelijke omvang;
- vanwege de esthetische kwaliteit van het ontwerp.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Omschrijving van het complex
Complex HISTORISCHE BUITENPLAATS KASTEEL DE HAAR bestaande uit HOOFDGEBOUW KASTEEL DE HAAR (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), TOEGANGSPOORT MET TOEGANGSBRUG (3), DIENSTGEBOUW MET STALPLEIN MET WATERPUT (4), CHATELET MET KLEINE VOORBURCHT OF COUR MET PUT EN DUBBELE BRUG NAAR HET KASTEEL (5), DUIVENTOREN MET BRUG (6), FRANSE BRUG (7), GROTE VOORBURCHT (GROTE COUR/COUR D'HONNEUR) (8), KERK OF KAPEL OP KERKEILAND MET TWEE BRUGGEN (9), TUINSIERADEN IN DE ROZENTUIN (10), TUINSIERADEN IN DE PALMENTUIN (11), TUINSIERADEN IN DE ROMEINSE TUIN (12), BASTIONS TUSSEN ROMEINSE TUIN EN ZUYLENLAAN (13), SIERSMEEDIJZEREN BRUG (14), TUINSIERADEN AAN DE WESTZIJDE VAN DE ZUYLENLAAN, IN PARKDEEL IN LANDSCHAPSSTIJL (15), RUSTIEKE BRUG TUSSEN KASTEELGRACHT EN VIJVER IN LANDSCHAPSSTIJL (16), ENTREEHEK TER AFSLUITING VAN DE ZUYLENLAAN (17), PORTIERSWONING AAN DE ZUYLENLAAN (18), TUINSIERADEN IN FRANSE TUIN (19), MOESTUINMUUR MET TOEGANGSPOORT MET SPIJLENHEK (20), RUSTIEKE BRUG TUSSEN FRANSE TUIN EN GROTE HERTENKAMP (21), TENNISHUISJE (22), BRUG LIMBURG (23), GROTE HERTENKAMP MET HERTENVERBLIJF (24), PLATTE BRUG (25), RUSTIEKE BRUG IN BETON IN HET ZUIDERPARK (26), RODE BAKSTENEN BRUG OP BOCHTDIJK (27), RUSTIEKE BRUG IN BETON MET HEK OVER DE BOCHTDIJK (28), BOSWACHTERSWONING (29), TWEE DIENSTWONINGEN (30), BRUG (31), BANK (32), FONTEIN (33), HEK (34).
Het vijfhoekige middeleeuwse huis werd in de loop van de veertiende eeuw gesticht op een hoger gelegen stroomrug langs een dode arm van de Rijn. De Haar wordt voor het eerst in 1391 vermeld. Het kasteel werd onder leiding van dr P.J.H.Cuypers gedurende de jaren 1892-1912 geheel gerestaureerd, waarbij hij het middeleeuwse kasteel, dat nog in hoofdlijnen bewaard was gebleven, als uitgangspunt nam. Dit kasteel, dat in het begin van de vijftiende eeuw zijn typische vijfhoekige vorm kreeg, was gezien zijn grootte en opzet al een bijzonderheid ten tijde van de bouw. De restauratie omvatte niet alleen de herbouw van het kasteel maar ook de realisering van een uniek interieur, de creatie van een uitgestrekt landschappelijk park met in de kern verschillende geometrische tuinen en de aanleg van een dorp aan de rand van het park, dit alles op het ruim 450 ha. grootte landgoed. Tevens werd de dorpskerk door Cuypers gerestaureerd en deels herbouwd.
De inrichting van het kasteel, met zijn vaste decoratieve elementen als beeldhouwwerk, houtsnijwerk, lambriseringen, behangsels, marmeren en natuurstenen vloeren, tegelplateaus, glas-in-loodramen, smeedijzer, brons- en koperwerk behoort tot de hoogtepunten van de Europese interieurkunst van rond 1900 en is sinds zijn ontstaan onveranderd gebleven. In tegenstelling tot wat bij zovele andere historische huizen in Nederland het geval is, is deze aankleding van binnenruimten grotendeels gaaf bewaard. Als zodanig vertoont het complex een unieke en onverbrekelijke samenhang tussen kasteel, interieur, bijgebouwen en omgeving, in casu tuinen, park en historisch landgoed. Ook de van oorsprong reeds aanwezige kapel of kerk en het dorp werden in deze visie betrokken, zodat men van een 'Gesamtkunstwerk' kan spreken.
In samenwerking met elkaar creëerden de bouwmeester Dr P.J.H. Cuypers en de opdrachtgever baron Etienne van Zuylen van Nyevelt op basis van de middeleeuwse ruïne een monument van negentiende-eeuwse bouwkunst met verschillende betekenislagen. Tot in de kleinste details komt hierin de nauwe verwevenheid van thema's als de ridderlijke middeleeuwen en de verdediging van het geloof, de verering van de Vrouw en de familiegeschiedenis van de van Zuylens tot uiting. Bijzonder voor Nederland is het omvangrijke park, dat rond 1900 onder leiding van de tuinarchitect Henri Copijn en mede naar ideeën van vader en zoon Cuypers werd aangelegd en in zijn eclectische verschijningsvorm met zowel geometrische patronen als uitgestrekte delen in landschapsstijl geheel aansluit bij de ideeënwereld van de bouwheer en zijn bouwmeester.
De Haar beschikt over een grote variatie aan militaire, defensieve details, opgenomen in het park. Cuypers verwoordde deze toepassing van fortificatie-elementen als 'een raffinement aan voorzorgmaatregelen in de interne rangschikking, een systematische irregulariteit omdat in de tijd van de bouw iedere kasteelheer het beter wilde doen dan zijn buurman'. Hij legde tevens een direct verband met zijn eigen tijd: 'Die oerzorg ter verdediging is nu in onze moderne tijd verplaatst en gericht op de behoeften van de moderne samenleving. In geval van kasteel De Haar in het bijzonder, betekende dit, dat de wens om de herinnering te eren van de glorieuze voorouders van zijn tegenwoordige kasteelheer een centrale rol speelt.' Na de voltooiing van het hoofdgebouw werden de bijgebouwen in verschillende fasen gerealiseerd: de volgende fase betrof de voorburcht of Châtelet, grotendeels onder leiding van ir. Jos.Cuypers [eerste fase 1910; volgende fase enkele jaren later; het Châtelet werd nooit geheel voltooid, zoals blijkt uit de tanding in de meest westelijke muur], en het Stalplein [verschillende fasen: stallen, koetshuis, wasplaatsen en garages]. De serres met wintertuin [in 1996 afgebroken] en de kerk. Ook de tuinen werden in verschillende fasen aangelegd: de Kruisvijver of Grand Canal is na 1920 vergroot, terwijl de Romeinse Tuin, de Rozentuin, het Noorderpark en het Zuiderpark in het begin van de twintigste eeuw gereed kwamen. De rozentuin onderging een belangrijke wijziging na de vroegtijdige dood van de oudste zoon van baron Etienne in 1912 en heeft sindsdien het karakter van een herinneringstuin gekregen.
Tijdens de restauratie en herbouw vergrootte van Zuylen het landgoed van De Haar door de aankoop van oorspronkelijk tot het kasteel behorende gronden tot een oppervlakte van ca. 450 ha. en werd er een nieuw dorp gepland omdat de oude huizen van Haarzuilens plaats moesten maken voor de groots opgezette parkaanleg van het Noorderpark. De oorspronkelijk, zeer grootscheepse plannen, waarbij het kasteel een centrale plaats in het landgoed zou krijgen werden slechts gedeeltelijk voltooid. Oorspronkelijk was het park ongeveer twee maal zo groot als het huidige park uitgedacht. Het parkgedeelte aan de westzijde van het complex is nooit uitgevoerd.
Op de bij de omschrijving behorende kaart is de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de onderdelen aangegeven.
Waardering van het complex
De HISTORISCHE BUITENPLAATS DE HAAR is cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang:
- als voorbeeld van een voor Nederland uniek complex van Kasteel of hoofdgebouw, Châtelet, bij- en dienstgebouwen, historische tuinen, tuinsieraden en parkaanleg, dat naar omvang, gevarieerde samenstelling en verscheidenheid van de onderdelen, tot stand is gekomen tijdens één restauratie- en herbouwperiode. Dit complex kan alleen vergeleken worden met enkele internationale voorbeelden.
- vanwege de bij de buitenplaats behorende geometrische tuinaanleg, die een representatief voorbeeld is van het werk van de tuin- en landschapsarchitect Hendrik [Henri] Copijn, tot stand gekomen in nauwe samenwerking met Dr. P.J.H. Cuypers en Ir. Jos. Cuypers.
- vanwege de bij de buitenplaats behorende parkaanleg in landschapsstijl, die een representatief voorbeeld is van het werk van de tuin- en landschapsarchitect Hendrik [Henri] Copijn.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Historische aanleg | Kastelen, landhuizen en parken | Tuin, park en plantsoen | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kasteellaan | 1 | – | 3455 RR | Haarzuilens | – | BY | Ja |
Stalplein | 1 | – | – | Haarzuilens | – | – | – |
Stalplein | 2 | – | – | Haarzuilens | – | – | – |
Stalplein | 3 | – | – | Haarzuilens | – | – | – |
Stalplein | 4 | – | – | Haarzuilens | – | – | – |
Stalplein | 6 | – | – | Haarzuilens | – | – | – |
Stalplein | 7 | – | – | Haarzuilens | – | – | – |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Kastelen, landhuizen en parken | Tuin, park en plantsoen | – | Landschapspark |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | D | 678 | – | Vleuten |
– | D | 341 | – | Vleuten |
– | D | 574 | – | Vleuten |
– | D | 520 | – | Vleuten |
– | D | 271 | – | Vleuten |
– | D | 340 | – | Vleuten |
– | D | 571 | – | Vleuten |
– | D | 334 | – | Vleuten |
– | D | 794 | – | Vleuten |
– | D | 333 | – | Vleuten |
– | D | 1119 | – | Vleuten |
– | D | 35 | – | Vleuten |
– | D | 38 | – | Vleuten |
– | D | 1120 | – | Vleuten |
– | D | 39 | – | Vleuten |
– | D | 325 | – | Vleuten |
– | D | 81 | – | Vleuten |
– | D | 793 | – | Vleuten |
– | D | 78 | – | Vleuten |
– | D | 753 | – | Vleuten |
– | D | 675 | – | Vleuten |
– | D | 656 | – | Vleuten |
– | D | 438 | – | Vleuten |
– | D | 655 | – | Vleuten |
– | D | 446 | – | Vleuten |
– | D | 629 | – | Vleuten |
– | D | 752 | – | Vleuten |
– | D | 628 | – | Vleuten |
– | D | 751 | – | Vleuten |
– | D | 575 | – | Vleuten |
– | D | 52 | – | Vleuten |
– | D | 51 | – | Vleuten |
– | D | 447 | – | Vleuten |
– | D | 576 | – | Vleuten |
– | D | 677 | – | Vleuten |
– | D | 361 | – | Vleuten |
– | D | 434 | – | Vleuten |
– | D | 676 | – | Vleuten |
– | D | 270 | – | Vleuten |
– | D | 324 | – | Vleuten |
– | D | 84 | – | Vleuten |
– | D | 34 | – | Vleuten |
– | E | 450 | – | Vleuten |
– | E | 448 | – | Vleuten |
– | E | 7 | – | Vleuten |
– | E | 1380 | – | Vleuten |
– | E | 1194 | – | Vleuten |
– | E | 1379 | – | Vleuten |
– | E | 8945 | – | Vleuten |
– | E | 6 | – | Vleuten |
– | E | 1193 | – | Vleuten |
– | E | 1 | – | Vleuten |
– | E | 3 | – | Vleuten |
– | E | 11 | – | Vleuten |
– | E | 449 | – | Vleuten |
– | E | 6272 | – | Vleuten |
– | E | 15 | – | Vleuten |
– | E | 9294 | – | Vleuten |
– | E | 9293 | – | Vleuten |
– | E | 2106 | – | Vleuten |
– | E | 9 | – | Vleuten |
– | E | 10 | – | Vleuten |
– | E | 8952 | – | Vleuten |
– | E | 8 | – | Vleuten |
– | E | 32 | – | Vleuten |
– | E | 6269 | – | Vleuten |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1894 | 1910 | – | vervaardiging |