Deelen/Klein-Heidekamp, Arnhem
Omschrijving
TERREIN met AANLEG. De bodem van het Klein-Heidekamp en omgeving bestaat uit zand en maakt deel uit van een relatief vlak deel in de door gletscherijs opgestuwde zuidelijke Veluwe. Het kamp ligt zuidelijk van de langs de zuidzijde van de Kemperberg, globaal oost-west lopende, rechte Koningsweg. Deze weg zou in rudimentaire vorm dateren uit het laatste kwart van de 17e eeuw - de tijd dat stadhouder Willem III koning van Engeland was. De Koningsweg is nog steeds als belangrijke verbinding en als een ruimtelijk structurerend element aanwezig, ook doordat hij als ontginnings- en nederzettingsbasis functioneerde. Oostelijk van de Kemperberg werden vanaf het midden van de 19e eeuw aan weerszijden van de Koningsweg, met name op gronden van de locale adel en / of grootgrondbezitters, (ontginnings)landgoederen gesticht met daarop (pacht)boerderijen. In de praktijk bleek het boeren op de schrale Veluwegronden niet gemakkelijk en vooral aan de zuidzijde van de Koningsweg werd de bosbouw al direct dominant en tevens werd hier de op ruime schaal wildjacht uitgeoefend. Klein Heidekamp werd aangelegd op de flauw naar het zuidwesten hellende zandgronden van de voormalige wildbaan ten zuiden van de ontginningsboerderij Dresden, tussen de Deelensche Weg en de huidige Clément van Maasdijklaan. Terwijl het noordelijk én het zuidelijk deel van dit terrein rond 1940 werden doorsneden door een aantal boslaantjes, werd gekozen voor het relatief dun begroeide hart van het terrein. Hier kwam een slechts ten dele op de bestaande boslanenstructuur aansluitend wegenpatroon tot stand, dat wordt gekenmerkt door de flauw gebogen, meest vloeiende lijnen en de soms abrupte knikken. Het totale netwerk heeft dankzij twee min of meer parallelle assen een overwegend grootste uitstrekking van noord naar zuid, wat mogelijk een gevolg is van gerealiseerde verbindingen tussen de bestaande boslaantjes. Haaks op de beide globaal noord-zuid lopende assen is er een via enkele 'bajonetachtige' verspringingen verlopende oost-westverbinding en verder zijn er wat tussenlaantjes en - met name in het noorden enige geknikte 'achterommetjes'. De nieuw aangelegde wegen werden vrijwel integraal (en vermoedelijk in verschillende patronen) beklinkerd, terwijl moeite werd gedaan de inrichting verder zo veel mogelijk te doen aansluiten bij het omringende landschap, onder meer door aanplant en plaatselijke verdichting van groen en de ruwe suggestie van een brinkstructuur. Deze inpassing maakte deel uit van de camouflagestrategie van de bezetter, die poogde wegen, groen en bebouwing zo veel mogelijk te doen opgaan in de bestaande of de voor de locatie kenmerkende vormen en structuren. Er werden tegelpaadjes van 30 x 30 cm betontegels naar en rond de bebouwing aangelegd. Het kamp werd omheind met in betonnen paaltjes aangebrachte draadversperringen, maar op enkele plaatsen zijn (al dan niet permanente) toegangen tot het terrein gerealiseerd. De echte ingang was die aan het oosteinde van de dwarsverbinding over het terrein, waar via de huidige Clément van Maasdijklaan een directe verbinding bestond met Groot-Heidekamp. Vermoedelijk mede als gevolg van de camouflage als villadorpje is een duidelijke, uit de Duitse tijd stammende appèlplaats nauwelijks aan te wijzen, maar tussen gebouw 1-3 (het commandogebouw) en gebouw 1-5 (het poortgebouw) bevindt zich thans nog een groen open terrein dat op de topografische kaart van omstreeks 1955 in een in het zuidoosten afgeronde ruimere vorm voorkomt, en dat als zodanig gefunctioneerd kan hebben.
Zowel het patroon van wegen en paden als een deel van het oorspronkelijk toegepaste materiaal is nog in het veld aanwezig of herkenbaar, terwijl ook het beoogde karakter van de aanleg nog goed herkenbaar is. Een deel van de hoofdverbindingen is voorzien van een asfaltslijtlaag, maar de kleinere wegen en de paden verkeren nog in een toestand die aan die van de jaren 1940-1945 herinnert. De hoofdtoegang, die wordt gekenmerkt door bakstenen hekpijlers en een muur, is nog aanwezig terwijl andere - al dan niet gewijzigde - toegangen nog goed als zodanig zijn te herkennen.
Klein-Heidekamp was in de eerste plaats bedoeld voor de huisvesting van (onder)officieren en het werd ingericht met enkele tientallen grotere en kleinere woningen, die in verschillende dichtheden waren bezet en die in een aantal gevallen als dubbele woningen waren uitgevoerd. De gebouwen werden vooral langs de speciaal hiertoe aangelegde wegen gesticht, maar hun concrete situering maakte een ad hoc indruk. Ze werden op verschillende afstanden van de wegen geplaatst, werden met de daknok in verschillende richtingen gepositioneerd en waren ook verschillend van plattegrond en volume. Tevens zijn de gebouwen zodanig uitgevoerd dat ze door hun dakvorm, beschilderde luiken, bijgebouwen en erven voor inheemse woningen en - beperkt - voor boerderijen konden doorgaan. Met name de verschillend uitgevoerde dakvormen - er werden vooral zadeldaken, wolfsdaken en schilddaken toegepast - en de niet uniforme kleurstelling van de pannendekking zorgden voor bouwwerkgebonden camouflage. Hiernaast werden ook esthetische aspecten niet vergeten. Enkele van de meest opvallende - en vermoedelijk met opzet in het oog springende - hiervan waren de ten dele in metselwerk uitgevoerde tuinaanleggen, zoals die aan de oostzijde van het hoofdgebouw op het kamp, de 'Geschwaderbefehlsstelle' en de als onderdeel van 'onschuldigheid' opgenomen tegelpaadjes en gazons.
Vele voor functionele doeleinden en / of als onderdeel van camouflage op het kamp tot stand gebrachte artefacten zijn nog in het terrein herkenbaar of zo goed als ongeschonden aanwezig. Het betreft hier uiteraard in de eerste plaats de gebouwen, maar ook de tuin- en terrasaanleg bij het hoofdgebouw en de tegelpaadjes vormen nog markante facetten van de uit 1940 daterende detailinrichting van Kleines Heidelager.
Midden op het terrein werd het ketelhuis van een centraal wijkverwarmingssystemen tot stand gebracht, dat als een van de oudste in Nederland kan gelden. Het kamp is hiertoe ondergronds voorzien van een netwerk van verwarmingsleidingen, waarvan op verscheidene plaatsen de putdeksels zichtbaar zijn. Additionele verwarming kon op locatie plaatsvinden via normale kachels of haarden. De elektriciteitsdistributie vond plaats vanuit het ongeveer tegenover het hoofdgebouw gelegen transformatorhuis; het verbruiksstroomtransport verliep - afwijkend van wat tegenwoordig gangbaar is - bovengronds. Voor wat betreft de (afval)waterlozing werd het septicsysteem gehanteerd: via een buizenstelsel met overloop- en bezinkputten, uitgevoerd in gietijzer, grespijp, metselwerk en beton, werd voor elk gebouw afzonderlijk een afvoer aangelegd. Het kamp omvatte een aantal ondergrondse bluswaterbunkers - dit laatste om ook bij vorst bluswater beschikbaar te hebben.
De verschillende oorspronkelijk ondergrondse systemen zijn in meer of minder complete en originele vorm nog aanwezig en deels ook nog operationeel; van de bluswaterkommen zijn er enkele nog goed herkenbaar, met water gevuld en dus bruikbaar. Het elektriciteitsnetwerk is - op het trafohuis na - na de oorlog echter vervangen; hier en daar resteert nog wel schakel- en bevestigingsmateriaal dat uit de bouwtijd zou kunnen stammen.
Waardering
TERREIN met AANLEG van Klein-Heidekamp, van algemeen belang als relatief gaaf onderdeel van een uit de Tweede Wereldoorlog stammend en door de Duitse bezetter opgezet groot militair vliegveld, vanwege: architectuurhistorische, stedenbouwkundige, historisch-geografische, techniekhistorische, krijgs- en cultuurhistorische en complex- en ensemblewaarden, die onder meer kunnen blijken uit de overwegend op locale vormen geïnspireerde traditionalistische bouwtrant, uit de voor de bouwtijd kenmerkende onderdelen en details, uit de in het concept verwerkte, deels reeds in het landschap aanwezige en deels daarop geïnspireerde elementen, uit het quasi-authentieke beloop en de dito uitvoering van wegen en paden, uit de relicten van technische innovatie, uit de in een kunstmatig opgezette villadorpachtige structuur met lineaire en brinkvormkenmerken en met tot in detaillering doorgevoerde camouflage, uit de samenhang van en met het totale militaire vliegveldconcept en de ruimtelijke hoofdlijnen en onderdelen van het kampement, en uit de onderlinge verwantschap van de hierbij toegepaste vormen.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Omschrijving van het complex
Complex van VLUCHTLEIDING- EN LEGERINGCENTRUM KLEIN-HEIDEKAMP onderdeel van Vliegveld Deelen, bestaande uit:
TERREIN met AANLEG
Gebouw 1-1 - BADHUIS
Gebouw 1-2 - KETELHUIS met KOLENOPSLAG
Gebouw 1-3 - COMMANDOGEBOUW
Gebouw 1-4 - ELEKTRICITEITSHUIS / TRANSFORMATORHUIS
Gebouw 1-5 - POORTWACHTERSHUIS en MUURWERK
Bij gebouw 1-5 (A4) - GARAGE / STALLING
Gebouw 1-6 - OFFICIERSWONING
Bij gebouw 1-6 (A15) - SCHUUR
Bij gebouw 1-6 (B1) - GARAGE / STALLING
Gebouw 1-7 - OFFICIERSWONING
Bij gebouw 1-7 (A5) - SCHUUR
Bij gebouw 1-7 (B2) - GARAGE / STALLING
Gebouw 1-9 - OFFICIERSWONING
Bij gebouw 1-9 (A6) - SCHUUR
Gebouw 1-10 - LEGERINGSBARAK
Gebouw 1-11 - LEGERINGSBARAK
Gebouw 1-12 - OFFICIERSWONING
Gebouw 1-13 - LEGERINGSBARAK
Gebouw 1-14 - LEGERINGSBARAK
Gebouw 1-15 - OFFICIERSWONING
Gebouw 1-17 - LEGERINGSBARAK
Gebouw 1-18 - LEGERINGSBARAK
Gebouw 1-19a/b - OFFICIERSWONING
Bij gebouw 1-19 (A8) - SCHUUR
Gebouw 1-20 - LEGERINGSGEBOUW
Bij gebouw 1-20 (B4) - GARAGE / STALLING
Gebouw 1-21 - GARAGE
Gebouw 1-22 - LEGERINGSBARAK MET HONDENHOK (E1)
Gebouw 1-23a/b - OFFICIERSWONING
Bij gebouw 1-23 (A9) - SCHUUR
Gebouw 1-24a/b - OFFICIERSWONING
Bij gebouw 1-24 (A10) - SCHUUR
Gebouw 1-26 - OFFICIERSWONING
Gebouw 1-27 - OFFICIERSWONING
Bij gebouw 1-27 (A12) - SCHUUR
Gebouw 1-28 - OFFICIERSWONING
Gebouw 1-29 - OFFICIERSWONING
Gebouw B-3 - GARAGE / STALLING
Onderdeel G-5 - BLUSWATERBUNKER
Onderdeel G-6 - BLUSWATERBUNKER
Het tweede gebouwencomplex van Fliegerhorst Deelen, 'Kleines Heidelager' - thans bekend als Klein-Heidekamp - kwam tot stand op geruime afstand van het eigenlijke rolveld, op een grotendeels open, savanneachtig terrein binnen het bosgebied ten oosten van de Deelensche Weg. De bouw vond in hoofdzaak plaats in de periode oktober 1940 tot en met april 1941. Tussen de Deelensche weg en de tegenwoordige Clément van Maasdijklaan ontwikkelde men een structuur van in hoofdzaak twee gebogen en geknikte, ruwweg noord-zuid lopende lanen, die op een aantal plaatsen onderling werden verbonden door eveneens gebogen of met een knik uitgevoerde lanen. Hiernaast kwamen enige paadjes tot stand. De bebouwing werd losjes rond de grotendeels beklinkerde lanen neergestrooid, onder handhaving van de relatief ijle begroeiing en met aanbrengen van jong opgaand groen. Het kamp straalde het karakter uit van een landelijke, maar ook wel enigszins villawijkachtige kern, met bebouwing rond enige brinkachtige structuren. Het voegde zich zo naadloos in de omgeving: de camouflage was op dit punt optimaal. Het wegennet is na de oorlog hier en daar gestroomlijnd en ook zijn enkele hoofdassen verhard met asfalt, maar het wegenpatroon zoals dat in 1945 werd aangetroffen is in hoofdzaak nog aanwezig. Klein-Heidekamp was in de eerste plaats gebouwd als onderkomen van de staf en het bevatte tevens de hoofdzetel van de gevechtsleiding van 'Nachtjagdgeschwader 1', de zogenoemde 'Geschwaderbefehlsstelle'. Verder bezat het onder andere een 'Kasino', een badhuis, een centraal ketelhuis, sportfaciliteiten - zoals een tennisbaan en een paardenstal - en enige bluswaterbunkers. Technisch bijzonder was de centraal gestookte verwarmingsinstallatie - een vroeg voorbeeld van wijkverwarming. De gebouwen waren voor een deel als 'Regelbauten' gerealiseerd, waarbinnen varianten in standaardmaten en met standaard dakvormen voorkwamen, maar ten dele zijn ze ook als 'Sonderbauten' aan de plaatselijke omstandigheden en behoeften aangepast. In vrijwel alle gevallen werden ze met zorg gecamoufleerd alsof ze landelijke functies vervulden of een dorpsvillakarakter bezaten. In de bebouwing komen verschillende plattegronden voor, maar er is zonder een enkele uitzondering slechts één bouwlaag toegepast, die bijna altijd is voorzien van een opgaande dakvorm. De meeste panden zijn traditionalistisch van stijl, met slechts wat 'noodzakelijke' moderne details, zoals scherfvrije twee centimeter dikke plaatstalen vensterluiken, gewapend betonnen plafonds en - in enkele gevallen - gewapend betonnen kelders. De vloeren zijn in de meeste gebouwen uitgevoerd in houten vloerdelen, maar afhankelijk van functies van ruimten is hier en daar ook beton, baksteen of tegelwerk toegepast. Karakteristiek zijn de circa 50 cm dikke bakstenen muren van het merendeel van de gebouwen en de met pannen gedekte, al dan niet afgewolfde zadeldaken en schilddaken. De plaatstalen luiken zijn vrijwel zonder uitzondering aan één kant in zandloper- of lijstpatroon geschilderd; de andere zijde, die in gesloten toestand naar buiten is gekeerd, is steeds effen groen. Na de oorlog zijn de meeste gebouwen aanvankelijk als manschappenverblijven ingericht; later kregen ze onder meer een functie als woonhuis. Een aantal van de plafonds is verlaagd en een deel van ramen, deuren en houten trappen werd vernieuwd en tevens is de technische infrastructuur ten dele vervangen. De verwarmingsinstallatie is deels nog aanwezig, al zijn de meeste radiatoren inmiddels vervangen. De ruimtelijke indeling van de panden - behalve die van vele zolders - bleef grotendeels intact; meer dan eens werd wel een wijziging gerealiseerd in de en-suiteverbinding van kamers en in de functie en toegankelijkheid van ruimten.
Naast de hierna afzonderlijk beschreven gebouwen en onderdelen omvat Klein-Heidekamp onder meer twee bakstenen hekpijlers aan de Deelenseweg, een van na de Tweede Wereldoorlog daterende tennisbaan (tussen gebouwen 1-18 en 1-19), een relatief jonge woning nabij de toegang aan de Deelenseweg en enige (meer of minder ingrijpend verbouwde) schuurtjes.
Waardering van het complex
Complex van een commandocentrum en (onder)officierslegering, van algemeen belang als relatief gaaf onderdeel van een uit de Tweede Wereldoorlog stammend en door de Duitse bezetter opgezet groot militair vliegveld, vanwege: architectuurhistorische, stedenbouwkundige, historisch-geografische, techniekhistorische, krijgs- en cultuurhistorische en complex- en ensemblewaarden, die onder meer kunnen blijken uit de op locale vormen geïnspireerde traditionalistische bouwtrant, uit de voor de bouwtijd kenmerkende onderdelen en details, uit de in het concept verwerkte, deels reeds in het landschap aanwezige elementen, uit de relicten van technische innovatie, uit de in een kunstmatig opgezette, villawijkachtige en / of landelijke structuur met brinkdorpkenmerken en de tot in detaillering doorgevoerde camouflage, uit de samenhang van en met het totale militaire vliegveldconcept en de ruimtelijke hoofdlijnen en onderdelen van het kampement, en uit de onderlinge verwantschap van de hierbij toegepaste vormen.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
– | Verdedigingswerken en militaire gebouwen | Open verdedigingswerk | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
– | – | – | – | Arnhem | Deelen/Klein-Heidekamp | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Verdedigingswerken en militaire gebouwen | Fort, vesting en -onderdelen | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | A | 1541 | – | Arnhem |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1940 | 1941 | – | vervaardiging |