529716, Arnhem

Inleiding

Gebouw I A ligt vrijstaand ten oosten van de toegangsweg tot Vrijland-Noord en aan de noordwestzijde van de centrale oost-west weg, globaal tussen de gebouwen 15(a) en 8. Het grote bouwwerk met zijn segmentboogvormige dak strekt zich met de grootste lengte uit van oost naar west en deze lengte staat loodrecht op de huidige toegangsweg. Gebouw I A is een in 1941 tot stand gekomen, relatief grote vliegtuighangar en is op macroniveau onderdeel van een grote militaire vliegveldstructuur uit de jaren 1940-45, op mesoniveau van een ijl complex van in rechthoekig-geometrische structuur geplaatste gebouwen, en maakt hierin op microniveau deel uit van enige relatief solitair en in directe aansluiting op die ruimtelijke structuur geplaatste panden. De hangar, het enige nog op Vrijland-Noord bestaande exemplaar uit de Duitse bezettingsperiode - is een zogenoemde 'Junkershalle', genoemd naar de ontwerpfirma: vliegtuigbouwer Junkers. Bijzonder aan het systeem van Junkers is niet alleen de vorm van hun hallen, maar vooral de wijze van constructie: de als grote schakels of segmenten uitgevoerde spanten konden per vrachtauto of met de trein worden aangevoerd, ter plaatse worden geassembleerd en zonder kraan worden opgericht en gestabiliseerd, waarna een hal kon worden afgemonteerd en eventueel ook worden voorzien van aanbouwen. De Junkershalle was in de Duitse tijd de belangrijkste hangar van de 'Fliegerhorst Deelen' en stond bekend als de 'Werfthalle'. Na de oorlog werd de Junkershalle, een op Europese schaal inmiddels schaars type, in dezelfde functie hergebruikt. Maar enkele jaren voor de eeuwwisseling heeft het gebouw zijn functie verloren en werd het aan zijn lot overgelaten, wat tot een snelle degradatie van vooral de beide aanbouwen ervan heeft geleid.

Omschrijving

Grote VLIEGTUIGHANGAR voor reparatiedoeleinden op overwegend rechthoekige plattegrond (ruwweg 50 x 60 m beslaand) en grotendeels gedekt door een met bitumineus materiaal bedekt en als boogsegment uitgevoerd dak; aan de noord-, zuid- en westzijde over de volle lengte en breedte van de hangar in ca. 50 cm dik muurwerk uitgevoerde bakstenen aanbouwen onder flauw hellende lessenaardaken. De oostelijke gevel / hoofdgevel is voorzien van een zestal grote rechthoekige metalen deuren, boven en onder in rails rollend, met hierboven (in de verder door metalen platen gesloten geveltop) een tussen de deuren en de daklijst uitgespaard, eenmaal getrapt licht, waarvan de glazen in verticale metalen roeden zijn gevat. De bovenrails zijn door middel van ijzeren portalen tot buiten de segmentboog verlengd. Links en rechts van de deuren metselwerk met in de aanbouwen twee vensteropeningen onder rollaag en met betonnen kalf, waarin boven vierruits valramen en onder dubbele houten naar binnen openende vierruits draairamen, beide beneden het kalf voorzien van plaatstalen luiken met in groen en wit geschilderd lijstmotief. De westgevel wordt op de begane grond geheel ingenomen door de bakstenen aanbouw; hierboven bevindt zich een met dat in de oostgevel vergelijkbaar licht. De onderkelderde aanbouw is op zijn beurt links voorzien van een kleine aanbouw met stroomvoorziening en telt verder 15 vensteropeningen onder rollaag en met bakstenen lekdorpels, waarvan er enkele later zijn gebruikt voor de montage van luchtkanalen; de overige (12) bevatten dubbele houten ramen in zesruitsverdeling. Ongeveer onder twee van de hergebruikte vensters (3e en 4e van rechts) een bakstenen trap naar kelderniveau. Verder is er een tweetal brede getoogde toegangsopeningen onder hanenkam, waarin verticaal beplankte houten deuren met deels gebogen gehengen. In de noordgevel van de aanbouw een vermoedelijk later ingebrachte toegangsopening onder betonnen latei met grote houten deur. Op het dak van de westelijke aanbouw een tweetal bakstenen schoorstenen. De zuidgevel (van de zuidelijke, slechts met een 'vouw' in het dak in de hal overgaande aanbouw) bevat ongeveer in het midden een vergelijkbare toegangsopening en verder links en rechts hiervan zes vensteropeningen onder rollaag en met betonnen kalf, waarin boven vierruits valramen en onder dubbele houten naar binnen openende vierruits draairamen, alle beneden het kalf voorzien van plaatstalen luiken met in groen en wit geschilderd lijstmotief; de korte westgevel telt vier relatief kleine vensters met dubbele vierruits ramen. In de oksel van westelijke en zuidelijke aanbouw is later een kleine bakstenen ruimte met dubbele deuren bijgebouwd. De dito noordgevel is voorzien van vergelijkbare vensteropeningen, maar mist een toegangsopening. De westelijke gevel van deze aanbouw bevat links een getoogde en rechts een rechthoekige toegang met bovenlicht en verticaal in vijven verdeeld raam, beide met in visgraatmotief beplankte deur; asymmetrisch tussen deze twee een vensteropening onder rollaag en met betonnen kalf, waarin boven een vierruits valraam en onder dubbele houten naar binnen openende vierruits draairamen, en beneden het kalf voorzien van plaatstalen luiken met in groen en wit geschilderd lijstmotief. Op het dak een bakstenen schoorsteen. Het interieur bestaat in de eerste plaats uit een grote ongedeelde en ongeveer vierkante centrale ruimte die wordt overspannen door een uit een viertal uit profielijzeren vakwerksegmenten samengestelde boogspanten, op ongeveer 10 meter uiteen geplaatst en onderling enige malen verbonden door middel van vakwerkliggers. Hier bovenop is regelwerk aangebracht dat een houten beschot draagt, waarop de feitelijke dakbedekking is aangebracht. De spanten gaan op in de binnenmuren van de noordelijke en zuidelijke aanbouwen en vinden uiteindelijk steun in profielijzeren en betonnen of bakstenen constructies in respectievelijk onder die aanbouwen. De daken van de drie aanbouwen worden en werden gedragen door houten spantsystemen, maar een groot deel hiervan is inmiddels ingestort. Ondanks dat is een belangrijk deel van het interieur redelijk intact en bevat het voor de bouwtijd kenmerkende onderdelen en details, zoals een deel van het verwarmingssysteem, tegelwerk, deuren, deurposten en geschilderde lambriseringen.

Waardering

VLIEGTUIGHANGAR, van algemeen belang als zeer zeldzaam en goed herkenbaar onderdeel van een uit de Tweede Wereldoorlog stammend en door de Duitse bezetter als onderdeel van een groot militair vliegveld opgezet legerkamp, vanwege: architectuurhistorische, stedenbouwkundige, technisch-historische, krijgs- en cultuurhistorische en complex- en ensemblewaarden, die onder meer kunnen blijken uit de toepassing van materialen en (prefab)technieken in een voor die tijd nieuwe en gepatenteerde vorm, uit de voor de bouwtijd kenmerkende onderdelen en details, uit de kunstmatig opgezette en sterk bij de reeds vooraf bestaande ruimtelijke inrichting aansluitende geometrische nederzettingsstructuur en de hierbinnen - althans voor zover dat in de drie grote aanbouwen van het hoofdvolume redelijkerwijs mogelijk was - tot in detaillering doorgevoerde camouflage, uit de samenhang van en met het totale militaire vliegveldconcept en de ruimtelijke hoofdlijnen en onderdelen van het kampement, en uit de onderlinge verwantschap van de hierbij toegepaste vormen.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
529716
Complexnaam
Deelen/Vrijland-Noord
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Omschrijving van het complex

Complex van een TECHNISCH EN FACILITAIR CENTRUM VRIJLAND-NOORD ten dienste van vliegtuigen, onderdeel van Vliegveld Deelen, bestaande uit:

TERREIN met AANLEG

Gebouw I A - VLIEGTUIGHANGAR JUNKERSHALLE

Gebouw IV A - VLIEGTUIGHANGAR

Gebouw 1 - SCHUUR

Gebouw 2 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 3 - MILITAIR ADMINISTRATIEGEBOUW

Gebouw 4 - EXPEDITIEGEBOUW

Gebouw 5 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 7 - KANTINE EN ONTSPANNINGSGEBOUW

Gebouw 8 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 9 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 10 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 11 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 12 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 13 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 14 - KETELHUIS MET KOLENOPSLAG

Gebouw 15 - TRANSFORMATORHUIS / ELEKTRICITEITSHUIS

Gebouw 15a - TRANSFORMATORHUIS / ELEKTRICITEITSHUIS

Gebouw 18 - LEGERINGSBARAK

Gebouw 19 - MILITAIR GEBOUW

Gebouw 20 - MILITAIR GEBOUW

Gebouw 21 - BUNKER

Gebouw P 4 - SCHUUR

Het vierde gebouwencomplex van Fliegerhorst Deelen kwam tot stand op de gronden behorend tot de voormalige ontginningsboerderij Vrijland, met name op het noordelijk deel daarvan - vandaar de huidige naam Vrijland-Noord. Vrijland-Noord is in hoofdzaak gebouwd in de relatief korte periode februari tot mei 1941, ondanks het feit dat hier van veel 'Sonderbau' sprake was. In de Duitse tijd was Vrijland-Noord bekend onder de prozaïsche naam 'Die Werft'; het dicht tegen het eigenlijke vliegterrein gelegen complex werd als het technisch hart van de luchthaven gebouwd en omvatte tal van mechanisch- en materiaaltechnische disciplines. De functies van vele gebouwen hadden dan ook direct of indirect betrekking op onderhoud en reparatie van vliegtuigen. Ook waren er behuizingen voor gerelateerde functies, zoals de boordradiomontage, de montage van boordwapens en de parachutevouwerij; uiteraard omvatte Vrijland-Noord ook diverse magazijnen. Vrijland-Noord kwam tot stand binnen de rechthoekige lanen- en veldenstructuur van het bestaande en reeds eerder gevorderde, uit de jaren '20 en '30 van de 20e eeuw daterende kloostercomplex van de Engelse 'St. Joseph's Foreign Missionary Society', dat op zijn beurt in zogenoemde paviljoenstructuur was gerealiseerd op de 19e-eeuwse ontginningen van Vrijland. De inpassing in deze - in het bijzonder in de noordelijke helft van het terrein - sterk geometrische ruimtelijke structuur - ook het kloostercomplex voegde zich hiernaar - vergde een totaal andere insteek dan die van de drie eerdere kampen, en Noord-Vrijland is dan ook 'overzichtelijk' ingericht, met ordelijk en haaks op de lanen en haaks op elkaar gesitueerde gebouwen op onderling ook nog relatief grote afstand. Het feit dat zo nadrukkelijk rekening is gehouden met de bestaande en sterk van de andere locaties afwijkende ruimtelijke structuur, onderstreept op uitzonderlijke wijze de betekenis die camouflage had bij de totstandkoming van het vliegveld en de kampementen. De bebouwing omvatte een flink aantal 'Sonderbau' van verschillend uiterlijk en van sterk verschillend formaat - maar op overwegend rechthoekige plattegronden. Een aantal panden vertoont kenmerken van landelijk bouwen in traditionalistische trant - maar dan wel met scherfvrije plaatijzeren luiken - en was op die wijze gecamoufleerd. Behalve gebouwen onder zadeldak en onder daken met wolfseind of (ingezwenkte) schilddaken, werden er twee verschillende hangars opgetrokken. De ene was van het zogenoemde Hobagtype, de andere - de enige op Vrijland-Noord nog bestaande Duitse hangar - was een zogenoemde 'Junkershalle', genoemd naar de ontwerpfirma: vliegtuigbouwer Junkers. Deze hal wordt gedekt door een brede boogsegmentvormige overkapping en is links en rechts voorzien van uitbouwen; hij was de belangrijkste hangar van 'Fliegerhorst Deelen' en stond bekend als de 'Werfthalle'. De meeste panden zijn traditionalistisch van stijl, met slechts 'noodzakelijke' moderne details, zoals scherfvrije twee centimeter dikke plaatstalen luiken, gewapend betonnen plafonds en soms ook kelders of souterrains. Karakteristiek zijn het circa 50 cm dikke muurwerk ('Feltmäßig verstärkt') van het merendeel van de gebouwen en de met pannen gedekte, al dan niet afgewolfde zadeldaken en schilddaken, die meest worden gedragen door houten kapconstructies op basis van spanten en sporen. De plaatstalen luiken zijn meestal slechts aan één zijde van beschildering in (zandloper- of) lijstpatroon voorzien; de andere kant, die in gesloten toestand naar buiten is gekeerd, is gewoonlijk effen groen. Na de oorlog zijn de gebouwen opnieuw benut - gewoonlijk in een functie die aansloot bij de oorspronkelijke - en zijn ook de zolders van enige gebouwen ingericht. Hiertoe zijn onder meer voorzieningen verbeterd en werden op zolderniveau langgerekte dakkapellen aangebracht. Vaak zijn tevens de plafonds verlaagd, is een gedeelte van ramen, deuren en houten trappen vernieuwd of gewijzigd, en is de technische infrastructuur vervangen. De ruimtelijke indeling - behalve die van de meeste zolders - bleef meestal intact, al hebben hier en daar wel wat toevoegingen plaatsgevonden. Verder heeft al zeer kort na de oorlog verdichting van de bebouwing plaatsgehad: er zijn onder meer enkele grotendeels ijzeren hangars en ook enige bakstenen panden bijgebouwd. Van deze laatste zijn er op Vrijland-Noord enkele in twee bouwlagen uitgevoerd. De laatste jaren hebben meer en meer gebouwen hun operationele militaire bestemming verloren en in enkele gevallen heeft dit tot snelle degradatie ervan geleid, met name in het geval van de Junkershalle.

Naast de hierna afzonderlijk beschreven gebouwen omvat Vrijland-Noord verder onder meer de grote Hangar H2 (ten oosten van Hangar 1 - de Junkershalle), een aantal na de oorlog gebouwde bakstenen barakken (zoals de nummers 23, 24, 22, 29 en 30), het woonhuis 17 (ongeveer halverwege aan de zuidzijde van de noordelijke oost-west gerichte weg) en een aantal bluswaterbunkers (zoals G7 iets ten oosten van gebouw 5, en G8 iets ten zuidwesten van gebouw 8). Tot slot van deze niet uitputtende opsomming telt het terrein enkele platforms en opstelplaatsen voor vlieg- en voertuigen en vele betonnen omheiningpalen met recent prikkeldraad of andere vormen van afrastering. Na de oorlog werd een krappe helft van het terrein - in hoofdzaak in het zuidelijke deel - opnieuw in particuliere hand gegeven en werd de bestaande boerderij ter plaatse weer in gebruik genomen. Het zuidoostelijk deel met de vroegere hoofdingang van het vliegveld en ook de voormalige kloostergebouwen werden eerst weer betrokken door de eigenaren, maar in 1957 vertrok de congregatie en kwam het in handen van defensie, en tot op de dag van vandaag zijn de gebouwen onderkomens voor militaire functies. Met de splitsing in de jaren '50 werd een onderscheid tussen Vrijland-Noord - het beschermde complex - en overig Vrijland een feit.

Waardering van het complex

Complex van een technisch en facilitair centrum ten dienste van vliegtuigen, van algemeen belang als relatief gaaf onderdeel van een uit de Tweede Wereldoorlog en in beperkte mate ook nog enkele jaren daarna stammend en hoofdzakelijk door de Duitse bezetter opgezet groot militair vliegveld, vanwege: architectuurhistorische, stedenbouwkundige, historisch-geografische, techniekhistorische, krijgs- en cultuurhistorische en complex- en ensemblewaarden, die onder meer kunnen blijken uit de op locale vormen geïnspireerde traditionalistische bouwtrant, uit de voor de bouwtijd kenmerkende onderdelen en details, uit de in het concept verwerkte, reeds eerder in het artefactiële landschap aanwezige elementen, uit de relicten van technische innovatie, uit de aan de vooraf bestaande schaakbordstructuur aangepaste en tot in detaillering doorgevoerde camouflage, uit de samenhang van en met het totale militaire vliegveldconcept en de ruimtelijke hoofdlijnen en onderdelen van het kampement, en uit de onderlinge verwantschap van de hierbij toegepaste vormen.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
– Verdedigingswerken en militaire gebouwen Bijgebouwen oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
– – – – Arnhem Deelen/Vrijland-Noord – Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Verdedigingswerken en militaire gebouwen Bijgebouwen – –
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
– A 1294 – Arnhem
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1941 1941 – vervaardiging
Naar boven