Trappistenabdij O.L.Vrouw van Koningshoeve met brouwerij. In 1891-1894 door A.G. de Beer in neogotische stijl gebouwd kloostercomplex, bestaande uit drie vleugels, die een pandhof omgeven, waarvan de noordelijke zijde begrensd wordt door de abdijkerk. Langgerekte eenbeukige abdijkerk van 14 traveeën met driezijdige apsis omgeven door een kooromgang met negen straalkapellen. Westgevel met groot roosvenster in de trant van de 13e eeuwse gotiek, geflankeerd door twee torens met door hoekspitsen omgeven naaldspitsen. In de voorgevel van de kerk het jaartal 1894. De kerk heeft vensters, samengesteld uit twee lancetranen, waarboven een roosvenster, tezamen gevat in een spitsboognis. Rondboogfries onder de daklijst. Het interieur heeft stenen kruisribgewelven, opgaande van schalken met knopkapitelen en bezit in het paterskoor neogotische koorbanken van Slavonisch eikehout met beelden, afkomstig uit Turnhout. Rond de pandhof een kloostergang met stenen kruisribgewelven op lisenen met knopkapitelen. De kloostervleugels hebben vierkante hoektorens en een verlevendiging door liseenachtige steunberen en boogfriezen. De ingangspartij is opgenomen in een risalerend gedeelte met puntgevel en spitsboogvenster in de westgevel. Refter, uitgebouwd tegen de zuidvleugel: een driebeukige ruimte met kruisribgewelven op hardstenen zuilen met knopkapitelen. Kapittelzaal, in 1929 uitgebouwd tegen de oostvleugel. In de kapittelzaal twaalf neogotische houten apostel beelden, behorende bij van elders afkomstige kruiswegstatie-omlijstingen, die thans als omlijsting van portretten van Pausen, abten en bisschoppen in de gastenzaal dienst doen. Ten zuiden van het abdijcomplex de brouwerij, eveneens in neo-gotische trant met steunberen en boogfriezen, gedomineerd door een zware, rechthoekige poorttoren met balustrade. Meer zuidwaarts een kleinere poorttoren. De bescherming van de brouwerij strekt zich alleen uit tot de westelijke vleugel. Mechanisch torenuurwerk, elektrische opwinding.