Stadhuis. Sierlijk laat-gotisch bouwwerk op rechthoekige plattegrond, gebouwd 1534-1539 naar ontwerp van Rombout Keldermans. Het uit een kelderverdieping met twee verdiepingen bestaande gebouw draagt een hoog zadeldak, dat aan voor- en achterzijde afgesloten door trapgevels met veelhoekige en overhoekse pinakels. De door natuurstenen banden verlevendigde, bakstenen gevels bezitten vensters met natuurstenen kruiskozijnen en korfbogen, waarin traceringen met driepassen. Tussen vensters van de benedenverdieping ronde, bakstenen kolonetten, waarop gebeeldhouwde consoles, waarop oudtijds beelden hebben gestaan. Bordesstoep uit 1755 met schildhoudende leeuwen. Op de zuid- oosthoek een kaak. Inwendig beneden de voormalige vleeshal, door zandstenen zuilen in drie beuken verdeeld, en door kruisribgewelven overkluisd. Hierboven de Burgerzaal, oudtijds vierschaar, thans trouwzaal, met moer- en kinderbalken. Boven deze zaal de vroegere schepenzaal, met moer- en kinderbalken en tegen de noordwand een schouw uit 1636. Ten noordwesten van de Burgerzaal, thans Burgemeesterskamer, heeft een balkenzoldering met gebeeldhouwde sleutelstukken, die het stadswapen voorstellen. Rococoschouw uit 1762 met Justitiabeeld van de Zuid-Nederlandse beeldhouwer Walterus Pompe. Voor het stadhuis, aan weerszijden van het bordes twee hardstenen palen met schampijzers, bekroond door smeedijzeren lantaarns, vermoedelijk 1755. Het stadhuis werd gerestaureerd in 1941-1949, waarbij het bekronende, veelhoekige houten daktorentje in enigszins gewijzigde verhoudingen werd herbouwd, de bestemming der vertrekken werd gewijzigd en aan de noordzijde een secretariegebouw werd opgetrokken in quasi-17e eeuwse vormen.