Blok van vier WONINGEN zonder verdieping onder met pannen gedekt mansardedak; de eindwoningen springen aan de voorzijde geheel en aan de achterzijde gedeeltelijk iets uit en hebben aan de voor- en achterzijde over de gehele breedte een insteekkap (mansardekap) tegen puntgevels; de middenwoningen hebben tesamen een brede dakkapel met twee grote vensters aan de voorzijde en aan de achterzijde een gedeeltelijk hoger opgetrokken achtergevel met voor elk der woningen een rechtgesloten T-venster. De woningen hebben aan de voorzijde op de begane grond schuifvensters met 4-ruits bovenlicht en voor het overige rechtgesloten T-vensters. Zij hebben deuren met een gedeeld venster. De eindwoningen hebben een aan de voor- en zijkant open, inpandig portiek. De in baksteen opgetrokken woningen zijn wit geverfd met zwarte plint. De woningen met afzonderlijke (vrijwel) rechthoekige, door afscheiding omgrensde erven dateren uit ca.1910 en vormen een deel van de mijnwerkerskolonie "Hopel", welke in opdracht van de mijn Laura & Vereeniging werd gebouwd.