Stadhuis. Gebouw op rechthoekige plattegrond aan de voet van de kerktoren. Baksteenarchitectuur met Bentheimerstenen sierdelen. Het bouwwerk wordt gedekt door een zadeldak tussen puntgevels. Gebouwd door Emond Hellenraet 1634'-40, verbouwd 1741 en ingrijpend gerestaureerd 1898-1900. De smalle gevels hebben hoofdgestellen, kruisvensters onder geprofileerde ontlastingsbogen met schelpvullingen en, in de noordgevel, een rijk versierd poortje (1634), bekroond door het stadswapen, geflankeerd door obelisken. De toppen van deze zijgevels zijn bij de restauratie gemaakt; oorspronkelijk had het gebouw een schilddak en lagere topgevels met balustraden. De, uit 1741 daterende, oostgevel heeft een zandstenen middenrisaliet met deur- en vensteromlijsting in Lod. XIV-trant en een gebogen fronton met stadswapen. Deur en bovenlicht het 1814. In deze voorgevel getoogde vensters, muurankers en gesneden consoles onder de kroonlijst. De westelijke gevel heeft nog een 17e eeuws karakter, met dien verstande, dat het hoofdgestel onder de dakvoet van de restauratie dateert. Op het dak gemetselde schoorstenen. Inwendig; sleutelstukken (XVII) en in de raadzaal een schouw (midden XVIII).