Inleiding

Boerderij van het hallehuistype met een voorgeplaatst dwarshuis. De ambachtelijk-traditionalistisch vormgegeven boerderij dateert waarschijnlijk van 1880-1890 en heeft vermoedelijk rond 1910 een platte aanbouw verkregen aan de westzijde. Eveneens is een karakteristieke houten serre toegevoegd aan de oostzijde. De boerderij is gelegen tussen de open ruimte van de Brink en enkele open weidekampen achter de boerderij. De karakteristieke ligging wordt versterkt door de erfaanleg met klinker- en keibestrating alsmede de tuinaanleg bij het woonhuis bestaande uit een eenvoudige voortuin met ligusterhaag en grintperken alsmede een looppad in gele baksteen. Aan de oostzijde is de tuin onder meer ingericht met een bruine beuk en met enkele sierperken. De bescherming heeft betrekking op het gebouw en delen van het interieur.

Omschrijving

Boerderij bestaande uit schuur en dwarshuis. Het deels onderkelderde woonhuis heeft een gepleisterde plint, is in baksteen opgetrokken en heeft een schilddak belegd met kruispannen; twee nokhoekschoorstenen. De symmetrisch ingedeelde voorgevel heeft centraal een paneeldeur met een levensboom in het bovenlicht en een houten deuromlijsting (rechtsonder een gevelsteen met Jan Mulder); aan weerskanten twee licht getoogde schuiframen met hardstenen vensterbanken. De geprofileerde daklijst heeft een gietijzeren goot. Het opgemetselde dakkapel heeft een dubbel openslaand venster met oorspronkelijke roedeverdeling en wordt gedekt door een zadeldak met geschulpte windveer. De oostgevel heeft een vergelijkbare opbouw met daaraan toegevoegd een houten serre waarvan de stijlen en de kalven voorzien zijn van enig snijwerk; oorspronkelijke roedeverdeling; oostzijde met openslaande terrasdeuren; geprofileerde daklijst. De westelijke zijgevel heeft een keldervenster met horizontale diefijzers, daarboven een opkamer-raam; links in de gevel een vensters als in voorgevel. Tegen de woning aan en deels geintegreerd in de schuur is een platte aanbouw toegevoegd (rond 1910) waarin een enkele rechtgesloten zesruitsvensters en een deur met bovenlicht; geprofileerde gootlijst; schoorsteen in het riet.

De met riet gedekte schuur heeft een constructie van ankerbalkgebinten en heeft een zijbaander waarin loopdeur, scheef ingezette wang met vlechting; zijgevel met halfronde gietijzeren vensters, mest- en wagendeuren. Achtergevel met mestdeuren en enkele later ingebrachte betonramen. Oostgevel met mestdeuren, enkele betonkozijnen en halfronde gietijzeren stalvensters. Ter hoogte van de pompstraat een groter halfrond gietijzeren venster.

INTERIEUR: Centrale gang met geglazuurde siertegels; lambrisering van wit marmer; binnendeuren en omlijsting zijn gehout; plafond met stucwerk. Pronkkamer met houten schouw (zwart) en boezem waarop een zegenwagen (hoogrelief); plafond met rijk stucwerk; ramen met oorspronkelijk beslag, venster- en zitbanken alsmede blinden.

Waardering

Boerderij van architectuurhistorisch en stedebouwkundig belang vanwege de vormgeving, het materiaalgebruik en de bouwgeschiedenis. Daarnaast is de stedebouwkundige ligging tussen de Brink en de open weidekampen aan de achterzijde van de boerderij kenmerkend voor de nederzettingsstructuur.