O.L.V. van Lourdes, Mariënvelde
Inleiding
KERKGEBOUW uit 1932, behorende bij het complex dat de volgende onderdelen kent: kerkgebouw, pastorie met tussenlid en baarhuisje.
Omschrijving
Het KERKGEBOUW bezit een plattegrond in de vorm van een Latijns kruis. De nok van het door één zadeldak gedekt middenschip, zijbeuken en koor is niet exact oost-west gericht. De koorpartij is meer zuidoostelijk verschoven en de toegangspartij is noordwestelijk gericht, evenwijdig aan de Pastoor Deperinkweg. De eveneens van een zadeldak voorziene transeptarmen zijn in het dak van het hogere middenschip aangekapt. Een door een tentdak gedekte forse hoektoren grijpt gedeeltelijk in de voorgevel. Het gehele kerkgebouw is met verbeterde Hollandse pan belegd, alleen de toren is voorzien van leipannen in maasdekking. Alle uiteinden van de eindnokvorsten zijn voorzien van apostelkruisjes. Rechts van de toren bevindt zich de ingangspartij die aansluit op het voorportaal dat door een lager dan het middenschip gedekt zadeldak met ongelijke dakvlakken wordt bedekt. Het portaal is ook smaller dan de breedte van het kerkschip. De achtergevel laat eveneens een afsluiting zien die trapsgewijs smaller en lager wordt ten opzichte van het middenschip. Opgenomen in de zuidoosthoek, is de sacristie gesitueerd die evenals de kerk is voorzien van een zadeldak. De vele in hoogte variërende dakvlakken bezitten alle overstekende dakgoten die naar een eindgevel zijn omgehoekt. Alleen de nok van het dak van het middenschip en het zuidoostelijke dakvlak van de sacristie zijn voorzien van een schoorsteen. De kerk is opgetrokken in lichtgele baksteen, gemetseld in Noors verband. Alle gevels van de kerk, pastorie en baarhuis bezitten een trasraam in rode baksteen dat door een streklaag wordt afgesloten.
De VOORGEVEL wordt bepaald door de aanwezigheid van een vierzijdige toren die zich links in de gevel bevindt. Met de rechter zijgevel en achtergevel is de toren met respectievelijk het voorportaal en de linker zijbeuk verbonden.
Boven het trasraam komen drie spitsboogvormige vensters voor die door betonnen imposten worden geflankeerd en daarmee onderling met elkaar zijn verbonden. De vensters worden door twee-steens bogen afgesloten en omvatten het verdiept, direct in het muurwerk geplaatste raam dat rust op terugspringende onderdorpeltegels. Boven deze trits van vensters is halverwege de hoogte van de toren een lichtspleet aangebracht die in het midden door overhoeks geplaatste bakstenen in tweeën wordt gedeeld. De lichtspleten rusten op een uit gemetselde onderdorpel. Geheel boven wordt de lichtspleet door een natuurstenen console afgesloten. De top van de toren is aan vier zijden identiek en is bezet met in beton uitgevoerde vooruitspringende onderdelen zoals de omlijstingen van de galmgaten en -borden waarboven het uurwerk is opgenomen dat ook is gevat in een raamwerk. De hoeken van de toren zijn bezet met stenen blokken boven en onder gevat tussen imposten. De torenhelm met overstekende dakrand rust op korte teruggeplaatste kolommen waardoor een plastisch effekt van de haast zwevende spits wordt bereikt. Deze wordt door een kruis met windhaan afgesloten. De toren bezit aan de zijbeuk-zijde evenals aan de voorgevel een hieraan identiek portaal met afdak. Alleen de lichtspleet halverwege de hoogte van de toren is kleiner en enkelvoudig, maar voor het overige is de opzet van de gevel gelijk aan de voorzijde.
De ingangspartij van de kerk die zich rechts van de toren bevindt bezit een met verbeterde Hollandse pan gedekt lessenaarsdak dat door houten gebiljoeneerde korbelen en muurstijlen op natuurstenen consoles wordt ondersteund. Onder de consoles bevinden zich drie uitgemetselde bakstenen naast elkaar. Het portaal bevat opgeklampte dubbele deuren waarin een lichtspleet. Een twee-steens toog sluit de portaal-ingang boven af. Het kozijn rust op hardstenen neuten en dito onderdorpel. De dagkanten verspringen naar binnen toe en zijn boven en onder geklemd tussen een tweetal ten dele gebiljoeneerde natuurstenen gefrijnde hoekblokken. Rechts van de ingang is een steen ingemetseld waarop de naam van de architect is vermeld: 'Architect Ir. G.A.P. de Kort B.I.'. Het met rode tegels belegde bordes is door een rollaag omgeven en bereikbaar via twee treden aan de linkerzijde en rechts via vier treden. Boven het afdak van de ingang bevinden zich drie lancetvensters waarvan de middelste hoger is. Elk venster wordt geflankeerd door betonnen uitgemetselde aanzetstenen en afgesloten door 1½ steens spitsboog. De kozijnen rusten op uitgemetselde onderdorpeltegels. In de geveltop is een beeld van Onze Lieve Vrouw van Lourdes opgesteld, staand op een console voor een in kruisvorm uitgespaard muurvlak. Boven het beeld komt een soort in beton uitgewerkte gestileerde troonhemel voor. In de hoger en naar achter geplaatste sluitmuur van het middenschip dat aansluit het lagere portaal is een opgeklampt luik geplaatst dat boven en onder tussen een betonnen dorpel is geklemd.
De LINKER ZIJGEVEL (noordoostzijde) bestaat uit de gevels van het koor, de eindmuur van de transeptarm en het vier traveeën tellende middenschip.
Onder de in de koormuur voorkomende twee lancetvensters die van het type zijn als in de voorgevel van de toren, bevindt zich in de hoek met de transeptarm een laag platgedekte uitbouw met blinde gevels. De uitbouw vormt de zijruimte naast het priesterkoor en bezit alleen aan de koorsluitingszijde een klein ongedeeld paraboolvormig venster dat door een een-steens boog, voorzien van een impost wordt afgesloten.
De eindmuur van de transeptarm is door een hoog oprijzende steunbeer in het midden van de gevel in tweeën gedeeld. De steunbeer is evenals de overhoeks geplaatste steunberen op de hoeken van het transept voorzien van enkele versnijdingen die ter plaatse zijn betegeld. Hierboven bevindt zich een nis (waarin een beeld ontbreekt) die is gevat tussen een console en een troonhemel overeenkomstig de opzet in de voorgevel van de kerk. In de kruin van de gevel komt een door een 1½-steens boog afgesloten, opgeklampt halfrond luik met kraalschroten voor. Ter weerszijden van de middelste steunbeer is een groot paraboolvormig venster geplaatst dat door vier gemetselde montants in vijf lichten is verdeeld. De vensters in de eindmuur van de transeptarm zijn geplaatst in de kop van een in rode baksteen opgetrokken verdiept veld boven het trasraam dat verder blind is uitgevoerd. De onderdorpel van het venster bestaat uit tegels die boven een 1½ steens strek zijn geplaatst. Het verdiepte veld wordt afgesloten door een twee-steens boog die opgaand vanaf een impostblok, samenvalt met de boog van het venster. De schuine zijden van de puntgevel zijn voorzien van vlechtingen waar, langs de vertandingen klimmend uitgemetseld siermetselwerk is aangebracht. De gesneden gordingen van het overstekende zadeldak sluiten de gevel af. De zijmuren van de transeptarm zijn blind uitgevoerd. In de oksel tussen transeptarm en middenschip is een laagbouw aangebracht die dienst doet als verwarmingshok waarbij vermoedelijk oude dubbele paneeldeuren met lichtspleet zijn hergebruikt. Mogelijk betreft het hier een moderne uitbreiding van de in de exterieur uitgebouwde biechtstoelen.
Aansluitend naar de toren toe bevinden zich in het middenschip, tussen steunberen, vier vensters van het eerder genoemde type.
De ACHTERGEVEL (zuidoostzijde) bevat het rechtgesloten kooreinde dat trapsgewijs viermaal verspringt ten opzichte van het over de viering tot het koor doorgetrokken dak van het middenschip en in hoogte en breedte afneemt. De schuine zijden van de puntgevel zijn met een bies van strekken begrensd die echter niet tot de nok doorloopt maar even daaronder elkaar raken waardoor de basis wordt gevormd voor een driehoek die tegen de nok van het dak is gevlijd. Onder de nok bevinden zich alleen in de twee hoogste puntgevels een luchtrooster.
In de koorsluitingsmuur domineert een reeds eerder omschreven paraboolvormig venster de voor het overige deel gesloten gevel. Het in vijf lichten ingedeelde venster wijkt van de overige in zoverre af, doordat de twee zijlichten verder naar beneden zijn doorgetrokken. De onderdorpel waarop de drie middelste lichten rusten zetten zich uit de lagere zijlichten voort. De RECHTER ZIJGEVEL (zuidwestzijde) van de kerk vertoont enkele afwijkingen ten opzichte van de linker. In de hoek van transeptarm en koor is de door een zadeldak gedekte sacristie gesitueerd. Deze is tegen het smalle aan de linker zijgevel gespiegelde gangetje naast het priesterkoor gebouwd en heeft een identiek venster aan de koorsluitingszijde als besproken in de linker zijgevel. De sacristie bezit een rechthoekige plattegrond met een uitgebouwde bescheiden ingangspartij. De nok van het dak is evenwijdig aan die van de kerk. Tegen de voorzijde van de sacristie is de platgedekte uitbouw van de ingang gelegen. Het dak reikt tot onder de overstekende dakrand van de sacristie. In het dakvlak van de sacristie steekt een hoge schoorsteen die is voorzien van uitgemetseld siermetselwerk en wordt door een betonnen dekplaat afgesloten. De sacristie bezit aan de voorzijde een gietijzeren rechtgesloten 6-ruits (3x2) raam. De hoeken van de sacristie zijn uitgerust met een impost van het eerder genoemde type. Aan de zijde die evenwijdig ligt met de koorsluiting is een venster van het eerder beschreven type in het midden van de gevel geplaatst. Dit venster bezit in plaats van vijf, drie montants. In de geveltop komt een spitsboogvormig venster voor met een kozijn, waarin een draairaam, dat rust op een betegelde onderdorpel. Het venster is halverwege het onder de nok van het dak voorkomende siermetselwerk geplaatst. Beide vensters worden door een boog afgesloten en bezitten bij de aanzet van de boog ter weerszijden, een impost. Boven de rollaag van het met twee ventilatieroostertjes uitgeruste trasraam, in de as van de impost onder het venster komt nog een betonnen impost voor. De gevelafsluiting is voor het overige gelijk aan die van de koorsluiting. De ingangspartij van de sacristie, die haaks op de gevel van de kerk staan, ligt verhoogd en is bereikbaar via een trap met halfsteens gemetselde borstwering die wordt afgesloten door een rollaag en die aansluit bij de hoogte van het trasraam. Het deurkozijn dat rust op hardstenen neuten en onderdorpel, bevat een opgeklampte deur en bezit een ruitvorm in het midden. Voor de deur bevindt zich een bordes met identieke rode tegels als in de toegangen van de kerk en eerder besproken.
In de hoek van transeptarm en middenschip komt evenals aan de linker zijgevel een platgedekte uitbouw voor (t.b.v. voormalige biechtstoel) die echter later is uitgebreid tot garage. De opgeklampte zijdeur bezit een lichtspleet waardoor waarschijnlijk hier sprake is van een oorspronkelijk type deur.
Het INTERIEUR van de kerk wordt betreden via een portaal onder de orgeltribune en bezit dubbele opgeklampte deuren. De deuren ter weerszijden geven toegang tot de Mariakapel en het orgel.
Het twee traveeën tellende middenschip wordt door zeer smalle zijbeuken met dwarsgeplaatste spitsboogvormige tongewelven geflankeerd en dient enkel als rondgang. Het middenschip en het koor worden overkluisd door per travee twee graatgewelven, die ter plaatse van de nokas elkaar onder een schuine hoek raken. De overkluizing boven de viering bestaat uit een netgewelf met in het midden een hijsgat. De gewelven zijn evenals het muurwerk, in schoonmetselwerk uitgevoerd. De traveeën worden door bakstenen gordelbogen van elkaar gescheiden. De aanzet van de schei- en gordelbogen vindt trapsgewijs plaats aan vier zijden van de kolom en vormt als het ware een soort kapiteel. Per travee vormen twee spitsbogen, die hun gemeenschappelijke basis op een kolom hebben, de afscheiding met de zijbeuken. De twee boogopeningen in het middenschip corresponderen met de twee vensters (met modern gekleurd glas) in de buitenmuur.
Het muurwerk is opgetrokken in baksteen in Vlaams verband en de wanden boven het donkerrode door een rollaag afgesloten trasraam zijn merendeels voorzien van schilderingen. Onder de ramen is een schildering van de kruiswegstatie aangebracht met uitzondering van de travee voor de viering waar aan beide zijden van de kerk zich de biechtstoel bevindt achter drie paneeldeuren waarin glas in lood-ruitjes. De scheiboogmuur is eveneens voorzien van schilderingen. De eindmuur boven het ingangsportaal is ten behoeve van een orgeltribune met een paraboolvormige boog doorbroken. Deze vorm herhaalt zich driemaal achter elkaar in afnemende grootte in de koorsluiting en vormt aldus het decor voor het in deze koorsluitingsmuur geplaatste venster met gebrandschilderd raam waarin Maria in een vuurrode mandorla is weergegeven. Het samenstel van bogen wordt boven het trasraam door een doorlopende betonnen lijst onderling verbonden. De kleinste boog die het venster omvat bezit geel en groengekleurde bakstenen. In de grootste boog is in de kruin een geel kruis weergegeven. Deze boog wordt vooraf gegaan door een boog die als een soort triomfboog kan worden beschouwd en de scheiding tussen rechtgesloten absis en koor markeert. De boog is voorzien van rijke schilderingen waarop onder meer een zestal engelen te zien. Het koor bevat één travee dat door twee gedrukte keperbogen van een lage ruimte, met balkenplafond, aan beide zijden van het koor wordt afgescheiden. Alleen de ruimte rechts naast het koor is functioneel en geeft toegang tot de sacristie. De twee keperbogen rusten behalve op halve kolommen tegen de muurdammen, op een in het midden geplaatste betonnen kolom die evenals de half-kolommen is voorzien van een zwaar kapiteel. Vanaf het kapiteel van de vrijstaande kolom reikt een console waarop een beeld staat van Christus en Maria tussen twee grisaille vensters. Deze vormen de lichtbeuk in de verder met metselmozaïek uitgevoerde muurvulling van de scheiboogmuur.
De eindmuren van de twee traveeën tellende transeptarmen bevatten onder de van gekleurd glas voorziene vensters een vervolg van de schilderingen van de kruiswegstatie. Het muurvlak onder de gewelfkap is in het transept bezet met voorstellingen van de heilige Bonifacius, Catharina van Siëna, Stephanus en Franciscus van Assisi. De schilderingen worden van elkaar gescheiden door de graten die vanuit het naast elkaar gelegen gewelf ter plaatse van een console samenkomen die door fraai metselwerk wordt gevormd.
De zijmuur van het transept die haaks op het koor staat bevat behalve de getoogde opening, die toegang biedt tot de zijruimte met balkenplafond naast het koor, tevens een schijntoegang. Deze is voorzien van een zelfde toog als boven de toegang en in het muurwerk komt ter plaatse het trasraam voor. Tegen beide muren zijn de altaren geplaatst die resp. zijn toegewijd aan Maria en Jozef. De beelden staan op het altaar onder een in het beschilderde muurvlak uitgemetselde boog die vanaf een betonnen impost oprijst. Boven het Maria-altaar zijn scènes geschilderd die betrekking hebben op haar leven. De schildering boven het Jozef-altaar toont de H. Familie met op de achtergrond de kerk O.L.V. van Lourdes te Mariënvelde. In de boogvelden van de overliggende zijde boven de zijbeuken zijn eveneens schilderingen (engelen en daarbij behorende spreuken) aangebracht.
De vloer die oorspronkelijk is belegd met rode, oker, grijze en witte tegels vertoont een geometrisch patroon dat met zwart is afgebiesd. De kerkbanken met genummerde wangen staan op een houten vlonder die tot in de travee van het transept zich voortzet. De kerkvloer gaat via enkele treden en een bordes waarop communiebanken, over in het koor. De koorvloer is door een zwart granietenband omkaderd. Vanuit het middenschip links staat op het koor tegen de vieringspijler de preekstoel en voor de eindmuur van het linkertransept de doopvont.
De sacristie die middels de tussenruimte naast het koor op de kerk aansluit bezit behalve het oorspronkelijke balkenplafond ook nog twee kledingkasten en een kluis. Eerder is genoemd de aanwezigheid van twee spitsboogvensters en een deur naar buiten, naar de pastorie.
Waardering
De KERK is gebouwd door architect G.A.P. de Kort in 1932. De kerk maakt onderdeel uit van een complex met de pastorie en baarhuisje als onderdelen.
- van architectuurhistorische waarde vanwege de gaafheid van in- en exterieur. Het exterieur, met de markante naar de Art Deco-stijl verwijzende detailleringen in de toren, biedt een goed voorbeeld van een dorpskerk uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Zowel in- als exterieur zijn uitgevoerd in een expressionistische baksteenstijl waarbij de invloed van de Amsterdamse School duidelijk blijkt in siermetselwerk, de vorm van de paraboolvormige vensters en het decoratieve spel van de in hoogte variërende daken.
Het interieur van de kerk is voorzien van enkele fraaie oorspronkelijke (muur)schilderingen van de hand van K.W. Wenzel en een rijk uitgewerkte tegelvloer.
- van stedenbouwkundige waarde vanwege haar ligging op de grens met het buitengebied. De kerk vormt met indrukwekkende zadeldak en fraaie kerktoren een meer dan markant dorpsbeeld.
- van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een geestelijke ontwikkeling en als goed bewaard voorbeeld vanwege de bestemming, welke verbonden is met de religieuze ontwikkeling in Mariënvelde. Door de stichting van een kerk in het buitengebied van Zieuwent ontstond een nieuw dorp Achter-Zieuwent, dat later in 1964 naar de patrones van de kerk, Onze Lieve Vrouwe van Lourdes, Mariënvelde werd genoemd.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
Het complex bestaat uit de volgende drie onderdelen: KERKGEBOUW, PASTORIE met tussenlid en BAARHUISJE.
PAROCHIEKERK (R.K.), Onze Lieve Vrouw van Lourdes te Mariënvelde, gebouwd in 1932 met een door een tussenlid met de kerk verbonden PASTORIE en vrijstaand BAARHUISJE, ontworpen door architect G.A.P. DEKORT. Opdrachtgever voor de bouw van de kerk was het kerkbestuur van Zieuwent (waartoe Mariënvelde toen behoorde) dat daarmee aan de vraag van parochianen in het buitengebied tegemoet kwam om een eigen kerk in de nabijheid.
Het baarhuisje is als garage en ten behoeve van opslag in gebruik. Het kerkhof, noord/noordoostelijk van de kerk gesitueerd, komt niet voor rijksbescherming in aanmerking. De als rijksmonument voor te dragen objecten zijn in één en dezelfde stijl uitgevoerd waarbij verschillende invloeden herkenbaar zijn van Art Deco, Amsterdamse en Nieuwe Haagse School. De kerktoren vertoont in detaillering duidelijk stijlinvloeden van Art Deco. De toepassing van het gebruik van baksteen, met name in het interieur van de kerk, sluit aan bij de expressionistische uitingen van de Amsterdamse School.
Het complex is gelegen op de hoek Waalderweg en Pastoor Deperinkweg in de dorpskern. De kerk wordt door een klein plein van de straat gescheiden terwijl de pastorie aan de zuidoostzijde middels een haag en een modern opengewerkt hekwerk die een tuin begrenzen waarin kastanjebomen, van beide straten terug is gelegen. Het dorp Mariënvelde, vóór 1964 nog Achter-Zieuwent geheten, heeft haar naam te danken aan de patrones van de kerk. De kerk bevond zich aanvankelijk vrij en temidden van de Achterhoekse veengronden waaromheen zich later een dorpskern vormde.
Complexwaardering
Het uit drie onderdelen bestaande complex van KERKGEBOUW en de middels een tussenlid verbonden PASTORIE en vrijstaande BAARHUISJE is gebouwd in 1932 door de architect G.A.P. DE KORT.
- het complex is van architectuurhistorische waarde vanwege de goed bewaard gebleven hoofdvorm, met bijzondere detailleringen en divers materiaalgebruik van de samenstellende onderdelen. Het complex is als goed en rijk gedetailleerd voorbeeld van een parochiekerk met pastorie en baarhuis uit de eerste helft van de 20ste eeuw gebouwd in een stijl waarin verschillende invloeden van Art Deco, Amsterdamse School en Nieuwe Haagse School. De te beschermen onderdelen vormen een waardevol ensemble dat gelijktijdig en in een zelfde samengestelde stijlvorm tot stand is gekomen.
- van stedenbouwkundige waarde vanwege haar ligging op de grens met het buitengebied en op de hoek van de twee hoofdstraten in het dorp. Bovendien vormt dit complex door de afmetingen en silhouet een karakteristiek beeld in de dorpskern en valt het op door de kwaliteit van de bebouwing en de historisch-ruimtelijke relatie.
- van cultuurhistorische waarde als goed bewaard voorbeeld vanwege de bestemming, welke verbonden is met de religieuze ontwikkeling in Mariënvelde. Door de stichting van een kerk in het buitengebied van Zieuwent ontstond een nieuw dorp Achter-Zieuwent, dat later in 1964 naar de patrones van de kerk, Onze Lieve Vrouwe van Lourdes, Mariënvelde werd genoemd.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Kerk | Religieuze gebouwen | Kerk en kerkonderdeel | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Waalderweg | 3 | – | 7263 RX | Mariënvelde | – | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Religieuze gebouwen | Kerk en kerkonderdeel | – | Kruiskerk |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | V | 804 | – | Lichtenvoorde |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1932 | 1932 | – | vervaardiging |