Inleiding

VILLA "Dunenburg", in 1901 gebouwd door architect J.A.G. van der Steur voor B.J. Krol op een hoge duintop in het westelijk deel van het villapark Duin en Daal, dat in l897 was aangelegd. De villa is gebouwd naar voorbeeld van de Engelse landhuisstijl uit de 1880-er jaren, met name het zogenaamde Old English, gelet op onder meer de toepassing van een bay-window, tile-hanging en overstekende zolderverdiepingen met vakwerk in de geveltop. Tevens zijn elementen van rationalistische bouwtrant aanwezig, onder meer in de venstervormen en in de gekoppelde rondbogen en ongepleisterde strekken. N.B. Oorspronkelijk had men vanuit deze villa vrij uitzicht enerzijds naar zee, anderzijds naar de lager gelegen delen van Duin en Daal. Tegenwoordig (l990) is het uitzicht door hoog opgegroeide beplanting beperkt. Het interieur van de villa is in l954 gemoderniseerd; de oorspronkelijke plattegrond-indeling is daarbij evenwel bewaard gebleven. N.B. In l926 is tegen de noordoost zijde van het pand een garage aangebouwd, die buiten de bescherming valt.

Omschrijving

Het pand is gebouwd op een vrijwel rechthoekige plattegrond met de woonvertrekken op het westen gericht en de entree, hal en dienstruimten op het oosten. De villa bestaat uit twee bouwlagen met een zolderverdieping onder verschillende elkaar snijdende zadeldaken van verschillende hoogten, zodat naar Engels voorbeeld een gevarieerd silhouet verkregen wordt.

De zadeldaken zijn voorzien van een overstek, bedekt met rode kruispannen en worden op meerdere plaatsen door hoogopgaande schoorstenen doorbroken.

Het merendeel van de deuren en vensters heeft bovenramen met een roedeverdeling. De vensters hebben lekdorpels in baksteen met hoeken van natuursteen.

De villa is opgetrokken uit baksteen en wit gepleisterd met uitzondering van de plint van bruinrode baksteen in halfsteens verband, de borstwering bij de hoofdingang in staand verband, de ontlastingsbogen boven de vensters, de vensterbanken en de rollaag langs het balkon.

De westgevel heeft in het midden een bay-window, dat wil zeggen een trapeziumvormige erker over twee verdiepingen met zowel op de begane grond als op de verdieping drie vensters, de onderste voorzien van luiken. Het gedeelte daartussen was oorspronkelijk met tile-hanging (halfronde leien) bekleed; tegenwoordig is het afgedekt met lood. Boven de erker springt de zolderverdieping naar voren, aan de zijkanten rustend op houten geprofileerde schoren. De zolder wordt afgedekt door een zadeldak met overstek. In de geveltop bevindt zich te midden van vakwerk een vierkant venster met vier ramen voorzien van roedenverdeling.

Het rechter deel van de westgevel heeft op de begane grond een dubbele deur, voorzien van luiken, met rondboogvormig bovenlicht en strek. Op de verdieping is in het verlengde van het gevelvlak een dakkapel geplaatst, afgedekt door een zadeldak met schuifraam en vakwerk in de geveltop.

Aan deze rechterzijde van de westgevel komt het dakschild naar Engels voorbeeld verder naar beneden dan bij het linkerdeel.

De westgevel bevat in het linker deel op de begane grond een serre met twee gekoppelde rondbogen, de linker voorzien van een dubbele deur, de rechter van een dubbel, openslaand raam; beide hebben een bovenlicht. De verdieping springt een stuk terug en heeft een dubbele deur die opent op een balkon dat boven de serre is aangebracht.

De serre heeft in de noordgevel op de begane grond twee dubbele openslaande ramen onder gekoppelde rondbogen, identiek aan de deur- en vensteropeningen in de westgevel. Links van de serreramem bevindt zich in de noordgevel een openslaand keukenraam met luiken, eveneens voorzien van bovenlicht en strek in de vorm van een rondboog. De verdieping aan de noordzijde heeft twee schuiframen; de geveltop een dubbel zesruitsraam te midden van vakwerk.

De oostgevel is in het midden voorzien van een uitgebouwd gedeelte onder plat dak waarin het trappenhuis is ondergebracht. Dit trappenhuis wordt verlicht door een groot venster dat is opgebouwd uit drie langgerekte ramen, van rechts naar links aan de onderzijde in getrapte vorm in lengte toenemend. De ramen hadden oorspronkelijk een houten roedenverdeling, tegenwoordig zijn zij voorzien van glas-in-lood. Links van het grote venster zijn twee toiletraampjes boven elkaar geplaatst; rechtsonder een kelderraam. De zuidgevel bevat rechts de hoofdingang met een uit eikehouten planken samengestelde deur, met smeedijzeren beslag en gehengen, in een licht naar vorenspringende omlijsting. Deur en omlijsting zijn geheel in de stijl van de Arts-and-Crafts vormgegeven. De omlijsting bestaat uit een borstwering - hoger dan de plint - van ongepleisterde baksteen, afgedekt met een rollaag van schuin geplaatse bakstenen met hoekstukken van natuursteen; daarboven, op beide hoeken een pilaster met kapiteel, voorzien van een ijzeren lantaarn; ter weerszijden van en boven de deur bevinden zich door roeden onderverdeelde ramen. Het geheel wordt met een geprofileerde lijst afgesloten, bekroond door een ongepleisterde strekse boog. Voor de deur bevindt zich een stoep van baksteen.

Links van de voordeur is een rondboog venster geplaatst, voorzien van luiken. Op de verdieping bevinden zich twee rechthoekige vensters ter weerszijden van een tegeltableau met daarop de naam van het huis: "Dunenburg". De geveltop heeft een dubbel zesruitsvenster te midden van vakwerk.

Waardering

Villa Dunenburg uit 1901 is van algemeen belang wegens architectuur- en cultuurhistorische waarde als representatief voorbeeld van een in de Engelse landhuisstijl opgetrokken villa, gebouwd omstreeks 1900 (onder invloed van het zogenaamde Old English, gecombineerd met rationalistische details); als representatief voorbeeld van het werk van architect J.A.G. van der Steur; vanwege de gaafheid van hoofdvorm, detaillering en het toegepaste materiaal.

De villa heeft grote situationele- en ensemblewaarde als beeldbepalend op een hoge duintop gesitueerd onderdeel van één van de oudste villaparken van Noord-Holland, Duin en Daal, een villapark waarvan bovendien de structuur en aanleg grotendeels gaaf bewaard gebleven zijn.