Inleiding

RENTENIERSWONING met aangebouwd ACHTERHUIS waarschijnlijk gebouwd in 1895, getuige een op zolder aangetroffen balkje waarin dit jaartal staat gekrast. De opdrachtgever was landbouwer P. Schattenburg, die er tot 1903 heeft gewoond. Het in Ambachtelijk-traditionele trant opgetrokken pand met elementen uit de Overgangsarchitectuur is halverwege de jaren zeventig verbouwd. Met name is toen de verdieping opnieuw ingedeeld en de achterzijde voorzien van een dakterras.

In de tuin voor het huis, die van de openbare weg wordt gescheiden door een sloot staat een oude kastanjeboom (oorspronkelijk stonden er twee kastanjebomen). Een lange betonnen muur markeert aan de noordoostzijde de grens met het perceel van de ernaast gelegen monumentale boerderij "Hayemaheert".

Het pand maakt onderdeel uit van een rijtje soortgelijke woningen die alle schuin tegenover het station liggen, aan de rand van de wierde.

Omschrijving

Eén bouwlaag hoge RENTENIERSWONING opgetrokken in rode baksteen op een trasraam van rode klinkers afgezet met een rollaag. Het afgeknotte schilddak dat is bekleed met namaakleien (oorspronkelijk leien), heeft een kroonlijst, twee kleine houten dakkapellen onder een ingesnoerde spits met ijzeren ornament, en twee kleine dakramen. De voorzijde (zuidoost), waarin zich de hoofdentree bevindt, heeft afgesnoten hoeken en wordt verlevendigd door een drietal gevelbanden met siermetselwerk en door uitgespaarde metselmotieven in het trasraam en onder de kroonlijst. De hoofdentree bevindt zich in een doorgetrokken geveldeel met steekkapje (oorspronkelijk met ijzeren ornament). De entree bestaat uit een deels met decoratieve tegels beklede portiek onder een gemetselde rondboog met gemetselde balustrade, steunend op twee aanzetstenen; een dubbele paneeldeur met twee deurlichten onder een bovenlicht met strek; een hardstenen stoep (drie treden). Boven de entree een (vernieuwd) openslaand venster onder een segmentboog met een trommel gevuld met metselmozaïek. Het doorgetrokken geveldeel wordt afgesloten door een schouderboogvormige beëindiging met in het midden een met siermetselwerk gedecoreerde tuit. Aan weerszijden van de entree twee H-vensters onder een segmentboog van helderrode baksteen met een boogtrommel gevuld met metselmozaïek in drie kleuren baksteen; onder de houten onderdorpels een rechthoekig veld met driekleurig metselmozaïek. Een identiek venster bevindt zich in de afgesnoten hoeken en voorin de noordoost gevel.

Aan de zuidwest gevel een houten serre op rechthoekige plattegrond, steunend op bakstenen pijlers. Het schilddakje is bekleed met zink en heeft een mastgoot met decoratieve gootlijst. Binnen het met Neo-renaissance motieven gedecoreerde houtwerk zijn grote vensters geplaatst met decoratieve roedenverdeling. Links van de serre een gekoppeld H-venster onder een strek. In de noordoostgevel eveneens een gekoppeld H-venster onder een strek met eronder een dubbel keldervenster met diefijzers onder een rollaag.

Aan de achtergevel (noordwest) bevindt zich ACHTERHUIS met plat dak waarin dubbele openslaande glasdeuren (niet origineel), drie gekoppelde zesruits vensters en een deur met bovenlicht.

Waardering

Rentenierswoning uit 1895 van algemeen belang vanwege cultuur- en architectuurhistorische waarde

- als voorbeeld van een symmetrisch opgezette rentenierswoning uit het einde van de 19de eeuw

- vanwege de kleurige detaillering en materiaalgebruik

- vanwege de redelijk hoge mate van gaafheid van het exterieur

- vanwege de beeldbepalende ligging aan de rand van de wierde, tegenover het station

- vanwege de ruimtelijk-visuele relatie met de ernaast gelegen monumentale boerderij.