Inleiding.

Aan de oostelijke zijde van Goedentijd staat de LOOIERIJ met aangebouwd WOONHUIS, deel uitmakend van de lintbebouwde structuur. De looierij en het woonhuis zijn gebouwd omstreeks 1875 in Ambachtelijk-Traditionele stijl. Het woonhuis is in of kort na 1945, vanwege de oorlogsschade, voorzien van een nieuwe voorgevel. Ook de indeling van de straatgevel van de looierij is toen deels gewijzigd. In beide gevallen zijn oude kozijnen herplaatst.

De looierij is sedert omstreeks 1950 niet meer als zodanig in gebruik en fungeert thans als berging annex opslagplaats. Het gebouw heeft slechts weinig verbouwingen ondergaan. Het aanzicht van de windluiken aan de straatzijde is echter veranderd, doordat er asfaltpapier tegen is gespijkerd. Het betreft de laatste tweelaags looierij in de gemeente.

Beschrijving.

Het object heeft een globaal rechthoekige plattegrond met een ca. één meter in de rooilijn uitspringende straatgevel van het woonhuis, telt één (woonhuis) en twee bouwlagen (looierij) plus kapverdieping en wordt gedekt door een zadeldak, belegd met oud Hollandse pannen. In het zuidelijke deel van het object is het woonhuis gesitueerd. De zij- en achtergevels zijn gemetseld in handvorm baksteen. De in machinale steen vernieuwde voorgevel heeft een symmetrische indeling met paneeldeur met bovenlicht, aan beide zijden geflankeerd door een T-schuifvenster. De zuidelijke gevel is voorzien van vlechtingen en sinds het dichtzetten van twee kleine lichten geheel blind. Het interieur heeft nog de oorspronkelijke indeling met centrale gang, met aan weerszijden twee kamers. De hal is voorzien van een decoratieve cementtegelvloer en herplaatste paneeldeuren. De looierij is opgetrokken in handvorm baksteen en heeft een bakstenen nathuis, waarin aan de straatzijde van links naar rechts drie getoogde houten vierruits vensters, een deur met vierruits licht, en een zesruitsvenster, de beide laatste uit omstreeks 1925. De plint is deels gecementeerd. Op de etage is het drooghuis ondergebracht. Zowel de straat- als de achtergevels bestaan ter plaatse hoofdzakelijk uit rijen windluiken, die aan de straatzijde echter gedeeltelijk door een laag asfaltpapier aan het oog onttrokken zijn. De noordelijke zijgevel is geheel opgetrokken in baksteen. Op de begane grond is een opgeklampte deur aangebracht, geflankeerd door twee vensters. Op de verdieping en de kapverdieping beide een opgeklampt openslaand laadluik onder gemetselde korfboog. Het onderste wordt geflankeerd door twee vierruit getoogde vensters; de bovenste door twee getoogde lichten. De gevel is voorzien van verschillende zware smeedijzeren muurankers en geheel begroeid met klimop. In het interieur van de looierij resten geen oorspronkelijke inventarisstukken. Op de balken van de balklaag staan de namen "A. Baeten" en "V. Baeten" geschilderd. De kap is voorzien van eiken stijlen en grenen dekbalken en gordingen. Tussen woonhuis en nathuis is het voormalige leeratelier gesitueerd, voorzien van een opgeklampte deur met gietijzeren deurknop.

Waardering.

De looierij is van algemeen belang. Zij heeft cultuurhistorische waarde als uitdrukking van de sociaal-economische ontwikkeling en is tevens een goed en herkenbaar voorbeeld van de technische en typologische ontwikkeling van de hoogbouw voor de leerindustrie. Het gebouw heeft architectuurhistorische waarden, het is van belang wegens het bijzondere materiaalgebruik en de samenhang van het exterieur en het interieur; ensemblewaarden. Het is gaaf bewaard gebleven.