Schijndelseweg 46, Sint-Oedenrode
Inleiding.
Het KLEINSEMINARIE in Traditionalistische stijl met Neo-Romaanse elementen is gesitueerd om een binnenhof en is op vrije plattegrond gebouwd. Het bestaat uit drie vleugels uit 1923 naar ontwerp van pater E. Molengraaf en een uitbreiding uit 1933 van S. Switzar jr., bestaande uit een kapel en een verlenging van de west- en oostvleugels. Het complex heeft een rustieke ligging en is gelegen in een landschapspark met diverse waardevolle bomen van vóór de bouw, waaronder een haagbeuk en een iep, en een vijver uit later tijd. Het kleinseminarie is gebouwd door de Damianusstichting, die in 1896 te Grave is opgericht, als onderdeel van de Congregatie van de Paters der Heilige Harten. Het Damiaancollege is van 1923 tot 1971 in het gebouw gevestigd geweest. Sindsdien is het in gebruik als opvanghuis.
Aan het eind van de oorlog is het gebouw door de Duitse bezetter gevorderd en heeft in de strijd schade opgelopen die nog ten dele zichtbaar is.
Omschrijving.
De drie vleugels die samen het college vormen, zijn drie bouwlagen hoog en gelegen onder zadeldaken met breed overstek, belegd met verbeterde Hollandse pannen. De gebouwen zijn opgetrokken uit machinale baksteen en hebben een betonnen casco, en dito vloeren en fundering. De drie vleugels zijn onderkelderd. De gevels hebben bakstenen ornamentering en een hoge plint van kiezelcement. De westvleugel kent een middenrisaliet met topgevel onder zadeldak. Hier bevindt zich de dubbele toegangsdeur onder rondboogvormig bovenlicht. Links van de deur is een keramische gedenksteen aangebracht die herinnert aan de gereedkoming op 3 juni 1924. Aan de hofzijde kent deze vleugel eenzelfde, maar minder diepe middenrisaliet, die het trappenhuis herbergt. De zuidelijke vleugel heeft een geknikt grondplan en loopt door tot voorbij de westelijke vleugel. In de knik is een dwarsvleugel aangebouwd van drie traveeën lang, die aan de hofzijde is teherkennen aan een topgevel, dwars op de vleugel. In de oksel van beide bouwdelen bevindt zich een vierkante, drielaags toren onder tentdak, belegd met verbeterde Hollandse pannen. De toren kent een bakstenen ornamentering in de daklijst. Het kruis dat zich op de spits bevond, is verloren gegaan. De toren doet dienst als trappenhuis. De oksel van de zuid- en oostgevel bestaat uit een trappenhuis op trapeziumvormig grondplan dat doorloopt tot boven de dakrand en wordt bekroond met kantelen aan zowel de buitenzijde als aan de hofzijde. In de oksel van de oost- en noordvleugel is een vergelijkbare toren geplaatst als aan de zuidvleugel is aangebouwd. Ook hier ontbreekt het oorspronkelijke kruis op de torenspits. Naast de toren bevindt zich een risalerend trappenhuis op vierkant grondplan en onder plat dak met kantelen. De kantelen zetten zich voort over de gehele noordwand van de binnenhof.
De gevels worden geleed door gemetselde pilasters die zich bevinden op de scheiding van de traveeën en die doorlopen tot aan de derde bouwlaag. Elke travee kent een tweedeling, die op de eerste en tweede bouwlaag bestaat uit een tweetal rondboogvensters onder gemetselde wenkbrauwboog en op de derde verdieping uit twee vierkante vensters met ijzeren kozijnen. De tweedeling binnen de travee wordt benadrukt door een gemetselde pilaster tot aan de tweede bouwlaag. De gevels aan de binnenhof kennen daarentegen een traveeverdeling van gemetselde pilasters die doorlopen tot de tweede bouwlaag.
Alle rondboogvensters aan de binnenhof, met uitzondering van die van het oude gedeelte van de westvleugel, zijn voorzien van gebrandschilderde glas-in-loodramen met rijke detaillering van Dr. H. Oidtmann, in 1947 gerestaureerd door W.A. van Ben. Alle rondboogvensters aan de buitenzijde van de gebouwen zijn voorzien van ijzeren ramen, met uitzondering van die van het oude gedeelte van de westvleugel, daar zijn blanke glas-in-loodramen geplaatst.
Waar zuid- en oostvleugel bijeenkomen, is een galerij gebouwd met een open zijde, die in oostelijke richting loopt. Tegen de gesloten zijde zijn de werkplaatsen gebouwd. De houten overkapping kent bewerkte dwarsbalken. De indeling van het interieur is in hoofdlijnen intact gebleven; alleen op de zolderverdieping is de indeling gewijzigd. De refters op de begane grond zijn nog deels te herkennen. De gangen op de begane grond hebben granito vloeren met wanden en pilasters die in schoon metselwerk zijn opgeleverd. De pilasters lopen uit in rondbogen die de rechtgesloten betonnen zoldering dragen. In de gangen op de verdieping worden de plafonds gedragen door rechtgesloten spanten. De ruime trappenhuizen in de west- en noordvleugel en in de oksel van de zuid- en oostvleugel zijn uitgevoerd in schoon metselwerk met Neo-Romaanse detaillering in ondermeer de balustrades en de klimmende rondbogen.
De noordvleugel bestaat uit een tweelaags bouwwerk, waarin zijn ondergebracht de aula op de begane grond en een georiënteerde driebeukige kapel op de verdieping. De aula is nu in gebruik als sporthal; de kapel wordt gebruikt voor opslag. Het gebouw is opgetrokken uit machinale baksteen en heeft een betonnen cascoconstructie. Het zadeldak van de kapel, alsook de lessenaarsdaken van de zijbeuken zijn belegd met verbeterde Hollandse pannen. De voorgevel kent een symmetrische opbouw met een middenrisaliet onder zadeldak. In de topgevel is een rondvenster aangebracht met natuurstenen omlijsting. De halfronde absis en halfronde noordelijke transeptarm hebben een tentdak. Uit de zuidgevel steekt de smalle vierkante klokkentoren omhoog, bekroond door een hoog, spits helmdak, belegd met koperplaat. Een ruitvormige galmopening is in het dak aangebracht.
In de driebeukige aula op de begane grond is de betonnen cascoconstructie van vierkante kolommen zichtbaar. In de noordwand bevinden zich hooggeplaatste rondboogvensters met ijzeren kozijnen. In de oostwand bevindt zich een toneelpodium met betonnen omlijsting. Het interieur van de sobere kapel is opgetrokken uit gele verblendsteen. Het tongewelf van de middenbeuk en het rechtgesloten plafond van de zijbeuken zijn gestuct en wit geschilderd. De middenbeuk telt vijf traveeën, die van elkaar worden gescheiden door een gemetselde pilaster, die doorloopt in een rib van het tongewelf. De middenbeuk wordt van de zijbeuken gescheiden door rondbogen tussen de pilasters. Ook in de zijbeuken zijn rondbogen geplaatst tussen de pilasters en de buitenwand. Middenbeuk en koor worden van elkaar gescheiden door een triomfboog. Het koor heeft een bakstenen gewelf. In de noordelijke wand telt elke travee van de zijbeuk een drietal rondboogvensters met ijzeren kozijn. In het tongewelf zijn tussen de ribben steeds drie rondboogvensters met steekkappen geplaatst. Het koorbalkon is van het middenschip gescheiden door een rondboog. In het voorportaal onder het koorbalkon bevinden zich de biechtstoelen. In de afgesloten noordelijke transeptarm was ruimte voor vijf celebratiealtaren. De altaren zelf zijn verwijderd. In de sacristie bevinden zich een grote houten credenstafel en een grote kluis.
Waardering.
Het Damiaancollege is van algemeen belang. Het heeft cultuurhistorische waarde als getuigenis van de ontwikkeling van het katholicisme, met name de stichting van opleidingsinstituten door orden en congregaties en tevens als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van een kleinseminarie. Het heeft architectuurhistorische waarde als goed voorbeeld van kloosterbouw op vrije plattegrond in Traditionalistische stijl met Neo-Romaanse elementen en als voorbeeld van het oeuvre van de architecten E. Molengraaf en S. Switzar jr. Het heeft bouwhistorische waarde vanwege de gebruikte materialen en de detaillering, met name wat betreft de betonnen cascoconstructie, de baksteenornamentering en de gebrandschilderde ramen. Het is compleet en gaaf behouden. Bovendien is het zeldzaam als voorbeeld van een kleinseminarie op vrije plattegrond, als variant op de carré-plattegrond van kloosters.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Seminarie(F) | Religieuze gebouwen | Kerk en kerkonderdeel | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Schijndelseweg | 46 | – | 5491 TB | Sint-Oedenrode | – | – | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | S | 1578 | – | Sint Oedenrode |
– | S | 1577 | – | Sint Oedenrode |
– | S | 1580 | – | Sint Oedenrode |
– | S | 1579 | – | Sint Oedenrode |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1923 | 1923 | – | vervaardiging |
1933 | 1933 | – | verbouwing |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Molengraaf, E. ; Noord-Brabant | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Switzar jr, S. ; Noord-Brabant | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Oidtmann, H. ; Noord-Brabant | glazenier | – |
Ben van, W.A. ; Noord-Brabant | glazenier | – |