Inleiding

RENTENIERSWONING met oudere aangebouwde SCHUUR gebouwd in 1930 in opdracht van K.J. Jeltsema uit Nieuwolda. De architect was E. Rozema uit Appingedam, die het pand ontwierp in een regionale variant van de Amsterdamse Schoolstijl. Het schilderwerk was in handen van de heer Bulder uit Nieuwolda-Oost en de gebruikte stenen waren afkomstig uit de steenfabriek te Scheemda. Het huis kwam op de plaats van een andere woning waarvan de schuur bestaan bleef en geïntegreerd werd in het nieuwe ontwerp. Het pand verkeert nog in redelijk gave staat en heeft nog een aantal fraaie interieuronderdelen. In de loop der jaren is onder meer het keukenvenster vervangen door een nieuw venster.

Het huis is markant gelegen aan de doorgaande weg door Nieuwolda. Een HEK bestaande uit pijlers van gesinterde baksteen en grindbeton, waartussen ijzeren stangen, en een dubbel en een enkel beweegbaar hek met ijzeren regels, scheidt de ondiepe voortuin van de openbare weg.

Omschrijving

RENTENIERSWONING opgetrokken in een bruin-rood gesinterde baksteen. Het zadeldak, gedekt met een zwarte verglaasde verbeterde Hollandse pan, heeft een rechthoekige overstekende goot en op de nok een gemetselde schoorsteen met gebogen beëindiging. De topgevel aan de voorzijde (zuid) heeft vlechtwerk en een hoefijzervormige metseldecoratie in geel-bruine baksteen, met in de top een decoratieve ijzeren naaldvormige bekroning. De vensters van het woonhuis hebben houten rolluiken.

In de voorgevel een groot venster met driedelig bovenlicht van gekleurd glas-in-lood; twee vensters met tweedelig bovenlicht met gekleurd glas-in-lood, waarvan één in een afgesnoten hoek; boven deze vensters loopt de goot door met halfronde betonnen beëindiging. In de topgevel een driezijdige erker met drie ramen (oorspronkelijk met gekleurd glas-in-lood), onder en boven afgedekt met een grindbetonnen plaat; eronder decoratief metselwerk in gele baksteen. Op de beide hoeken van de voorgevel een bloembak opgebouwd uit gesinterde baksteen en grindbeton.

In de westgevel een staand venster met bovenlicht van gekleurd glas-in-lood; een (vernieuwd) keukenvenster (oorspronkelijk openslaand) met eronder en dubbel keldervenster met diefijzers onder rollaag en koekoek met ijzeren rooster. In het midden van de westgevel een uitspringend geveldeel onder een aangekapt plat dak, waarin de hoofdentree. De hoofdentree bevindt zich in de zuidzijde van het uitspringende deel en bestaat uit een iets terugliggende gelakte deur met smal deurlicht en decoratief lijstwerk, onder een grindbetonnen luifel, waarop een betonnen ornament; voor de entree een gemetselde stoep met natuurstenen treden en bordes, met zijmuurtje van gesinterde metselwerk en grindbeton; bij de entree een gevelsteen met "K.J.J. en E.B. 1930". Boven de entree een langwerpig staand gekleurd glas-in-lood venster. Op de hoek met de westzijde uitspringende gemetselde gevelbanden onder een brede betonlatei en twee grindbetondecoraties. Aan de westzijde van het geveldeel een drie langwerpige staande vensters met gekleurd glas-in-lood, gescheiden door smalle muurdammen met grindbetondecoraties. Aan de noordzijde een liggend venster onder een betonlatei en een langwerpig staand venster, beide met gekleurd glas-in-lood. Bovenin het uitspringende geveldeel, aan alle drie zijden, ontluchtingspijpjes van keramiek.

In de achtergevel (noord) een (vernieuwd) keukenvenster (oorspronkelijk openslaand); in de topgevel een drie vierruitsvensters samengevat onder een betonlatei; in de top een smal staand tweeruits venster met betonlatei. Aan de achtergevel een uitgebouwd gemetseld portaal onder een plat dak, met aan de westzijde een (vernieuwde) deur met gemetselde stoep met zijmuurtje, een aan de noordzijde een rondboogvenster met glas-in-lood.

In de oostgevel twee staande vensters met bovenlicht van gekleurd glas-in-lood; een doorgetrokken geveldeel in geel-bruine baksteen met plat dakje, met op de begane grond een dubbel venster met gekleurde glas-in-lood bovenlichten en erboven drie smalle staande vensters van gekleurd glas-in-lood onder een betonlatei, gescheiden door muurdammen met betondecoraties.

Aan de westzijde van de achtergevel de oudere aangebouwde SCHUUR met muurankers. De schuur is aan drie zijden opgetrokken in een rood-bruine baksteen en aan de voorzijde in een gesinterde bruin-rode baksteen met geel-bruin vlechtwerk (1930). Het aangekapte dak met wolfeind is gedekt met een zwarte Hollandse pan en heeft een goot op gemetselde klossen. Aan de voorzijde (zuid) dubbele houten garagedeuren onder een doorlopende betonlatei. Aan de oostzijde een opgeklampte deur met bovenlicht en rollaag, en drie getoogde ijzeren schuurvensters met roedenverdeling. In de achtergevel vijf getoogde ijzeren schuurvensters met een getoogde deur in de topgevel. Aan de westzijde een opgeklampte deur, twee getoogde ijzeren schuurvensters met roedenverdeling en een klein getoogd vierruits w.c venster.

In het INTERIEUR zijn onder meer van belang: in de vestibule een bank van blauwe (gewatteerde) geglazuurde tegels (door timmerman Mulder); de lambrizering van geglazuurde blauwe (gewatteerde) tegels; de granito vloer; de dubbele tochtdeuren met deurlichten met roedenverdeling. In de hal de houten bordestrap met buitenleuning van multiplex met handlijst; de granito vloer; de tochtdeur met deurlicht met roedenverdeling naar de achtergang. In de voorkamer de marmeren schouw in oker-bruin met gegolfd front; de suitedeuren met deurlichten met roedenverdeling tussen houten zijkasten. Op de zolder de beschoten houten kap.

Waardering

Rentenierswoning met aangebouwde (oudere) schuur en hek van algemeen belang vanwege cultuur- en architectuurhistorische waarde

- als voorbeeld van een rentenierswoning met hek uit 1930 en oudere aangebouwde schuur

- vanwege het opvallende materiaalgebruik en de detaillering

- vanwege een aantal fraaie interieuronderdelen

- vanwege de redelijke mate van gaafheid van het exterieur

- vanwege de markante ligging aan de doorgaande weg door Nieuwolda