Rijksstraatweg 247, Wassenaar
Omschrijving onderdeel 1: HOOFDGEBOUW
Inleiding
In oorsprong aan de zuidoostzijde van het voorplein van het verdwenen kasteel gesitueerde 17de-eeuwse bouwmanswoning met L-vormige plattegrond is het HOOFDGEBOUW (1) in verschillende perioden tot stand gekomen. Sinds de 18de eeuw fungeerde deze tevens als rentmeesterswoning met stal en ontleent zijn hudige aanzien in hoofdzaak aan veranderingen die plaats hebben gevonden in 1906 en 1928, toen het het karakter kreeg van het hoofdgebouw op de buitenplaats. In deze periode is ook het melkhuisje toegevoegd. Het hoofdvolume is het restant van een 18de-eeuws langhuis voor de pachter met aan de zuidoostzijde een gedeelte voor de verpachter, voorzien van een onderkelderde opkamer. Deze splitsing is als zodanig nog herkenbaar, alleen de kelder is verdwenen. Omstreeks 1760 is door Carel George van Wassenaer van Obdam (1733-1800) tegen de zuidoostzijde de dwarsvleugel vervangen door een paviljoen, waarvan de pendant vermoedelijk niet is gerealiseerd. Stilistisch vertoont de rentmeesterswoning overeenkomst met het tegenovergelegen koetshuis (3). In 1906 vond voor de huurder A. van Hoboken van Hoedekenskerke een ingrijpende verbouwing plaats waarbij ten koste van de kelder een ruime hal werd gemaakt, die uitkwam op de dwarsgeplaatste gang aan de achterzijde van het huis. De twee vertrekken links ervan werden samengevoegd tot eetzaal. Aan de achterzijde werden een serre en een bijkeuken met erboven een balkon bijgebouwd. Er kwam een trappenhuis voor het personeel en op de verdieping werden kamers gemaakt. De zuidwestgevel werd verhoogd met een klokgevel en boven de bijkeuken kwam een kinderkamer met daarop een balkon, beide in Oudhollandse stijl. Bij een verbouwing in 1928 in opdracht van mevrouw A. van Dusseldorp-Ruys is door D. Roosenberg de serre vervangen door een nieuwe serre/tuinkamer en vond een modernisering plaats, die vooral herkenbaar is door de toepassing van stalen kozijnen.
Omschrijving
De samengestelde hoofdmassa heeft in hoofdvorm een langgerekte, Z-vormige plattegrond. Het langgerekte éénlaagse middendeel wordt gedekt door een schilddak, waarop aan de achterzijde (zuidoost) een afgeplat schilddak aansluit. Aan de zuidwestzijde bevindt zich een tweelaags paviljoen onder een mansardevormig geknikt tentdak, bekroond door een zinken piron. Aan de zuidoostzijde sluit hierop een tweelaags deel aan dat wordt gedekt door een plat dak met aan één zijde een lessenaarsdak en een éénlaags deel met balkon. Het langgerekte hoofdvolume heeft aan de tuinzijde (zuidoost) diverse één- en tweelaagse aanbouwen, merendeels onder plat dak. De met gesmoorde Hollandse pannen gedekte daken zijn afgewerkt met loden nok- en hoekkepers. Er bevinden zich diverse schoorstenen, sommige met windkap. Het hoofdvolume wordt aan de noordoostzijde afgesloten door een dwarsgeplaatst éénlaags bedrijfsgedeelte onder schilddak. Tegen de noordwestgevel is een klein melkhuisje onder lessenaarsdak geplaatst. De gevels zijn opgetrokken in grauwe baksteen (kruisverband) met rollagen, dan wel aan de onderzijde met getoogde strekken boven de gevelopeningen. De overwegend rechte gevelopeningen hebben bij het hoofdvolume zesruits schuiframen en het paviljoen meerruits schuiframen met aan de bovenzijde getoogde bovenlichten. Het in 1928 gewijzigde deel is voorzien van stalen kozijnen in verschillende vormen met hardstenen lekdorpels. De aan de pleinzijde gelegen voorgevel (noordwest) is een door een geprofileerde houten gootlijst afgesloten langsgevel, die ter plaatse van de geheel rechts gesitueerde entree met een bouwlaag is verhoogd. De gootlijst volgt hier het beloop van het rondboogvormige twaalfruits schuifraam. De (vroeg 20ste-eeuwse) entree eronder bestaat uit een paneeldeur met ruitjes, voorzien van roedenverderdeelde zij- en bovenlichten. Links daarvan bevindt zich tussen twee oorspronkelijke zesruits schuiframen een vroeg 20ste-eeuwse dubbel openslaande éénruits terrasdeur met luiken en bovenlicht, voorzien van een gietijzeren levensboom. Links ervan (in de middenas van de gevel) bevindt zich de oorspronkelijke entree met gewijzigde paneeldeur en achtruits bovenlicht, afgedekt door een keperboogvormig gepleisterd ouder bouwfragment (een wapenschild met krans in haut-reliëf). Erboven doorsnijdt een door een spiegelboog afgedekt zolderluik met vier ruiten de gootlijst. Links ervan bevindt zich een erker in historiserende trant met links daarvan een oorspronkelijk zesruits schuifraam, waarna de gevel wordt afgesloten door de entree naar de voormalige keuken, bestaande uit een paneeldeur met achtruits bovenlicht. In het dakvlak erboven bevinden zich aan weerszijden van het genemde luik twee dakkapellen met dubbel openslaande ramen, waarvan de twee middelste kopieën zijn van de buitenste. Tevens zit een identieke dakkapel in het noordoostelijke dakschild. Aan de pleinzijde en aan de zuidwestzijde heeft het paviljoen tussen een hardstenen plint en een zwaar hoofdgestel een middenrisaliet, waarin zich op de begane grond en verdieping één venster bevindt. Drie van de vensters zijn voorzien van persiennes. De schuiframen hebben op de begane grond twaalfruits roedenverdeling en op de verdieping zesruits. Twee dakschilden hebben een 18de-eeuwse dakkapel met voluutvormige wangen en spiegelboogvormige afdekking. Rechts van het paviljoen sluit aan de zuidoostzjde een tweelaags deel met lijstgevel aan, waarin een iets risalerende klokgevel is opgenomen. Deze wordt bekroond door een rondboog, die de omlijsting vormt van een roedenverdeeld schuifraam. Op de eerste verdieping bevindt zich een 18de-eeuws schuifraam, vergelijkbaar met die van het paviljoen. De gevel eindigt met een tweelaagse aanbouw, die wordt afgesloten door een balkon met balustrade. Op de begane grond bevinden zich vier vroeg-20ste-eeuwse vensters met roedenverdeling en luiken. De uitbouw heeft op de begane grond aan de tuinzijde (zuidoost) rechts een smal venster met diefijzers en op de verdieping twee vensters met getoogde kozijnen, luiken en gewijzigde ramen. Het balkon is via een tweelaags bouwdeel met klokgevel toegankelijk via een dubbele deur onder een getoogd vierruits bovenlicht. Rechts ervan bevindt zich een roedenverdeeld raam. Rechts van de uitbouw bevindt zich een drietal uitbouwen onder plat dak van verschillende hoogte. Het hoofdvolume is aan de tuinzijde verhoogd met één bouwlaag onder plat dak, waarvoor zich links een raam- en deurpartij bevindt. Rechts van de erker bevindt zich een rond venster. Tegen de rechter zijgevel van de uitbouw bevindt zich een kleine houten erker, die doorgaat tot de eindgevel van het hoofdvolume. Haaks op deze eindgevel is het dwarsgeplaatste 18de-eeuwse stalgedeelte onder een lessenaarsdak geplaatst. De uit rode baksteen opgetrokken gevels hebben een wit gesausde plint. Beide kopgevels hebben een zolderluik. De noordwestelijke kopgevel heeft tevens een opgeklampte dubbele staldeur. De langsgevel (noordoost) heeft onder meer een opgeklampte staldeur en twee gietijzeren segmentboogvormige stalvensters. In het verlengde van de noordwestelijke kopgevel bevindt zich een tuinmuur (zie 3), waar tegen de noordwestzijde een vroeg 20ste-eeuws melkhuisjje onder lessenaarsdak is geplaatst, toegankelijk via een opgeklampte deur in de linker kopgevel. De langsgevel heeft een gietijzeren rondboogvormig venster met roedenverdeling. Van het gesloopte vertrek tegen het stalgedeelte aan de zuidwestzijde resteert de rode plavuizen vloer en de opgeklampte deur naar het stalgedeelte. Deze ruimte fungeert nu als veranda, bestaande uit latwerk met een zinken lessenaarsdak.
Interieur. De hal met marmeren vloer en lambrizering komt uit op een in boordoostelijke richting lopende langgerekte gang. Rechts van de hal bevindt zich de zogenaamde rentmeesterskamer met lage lambrizering en marmeren schouw in Lodewijk XV stijl (circa 1760), binnenluiken, vroeg 20ste-eeuws parket met visgraatmotief. Tweede kamer van rechts is de keuken met vroeg 20ste-eeuwse schouw. De hal eindigt bij de eiken trap met tussenbordes, uitgevoerd met een lambrizering met witjes. De vroeg 20ste-eeuwse diensttrap ernaast heeft een leuning met gietijzeren balustrade. Links van de hal bevindt zich de voormalige vroeg 20ste-eeuwse eetkamer met sobere schouw en balkenplafond. De gang met wit/zwart marmeren tegels in geometrisch patroon heeft schuiframen met stalen roedenverdeling en komt uit bij een rechthoekige erker uit de jaren 20 van de twintigste eeuw, die associaties oproept met een scheepsboeg. Deze is toegankelijk door een getoogde opening met drie houten treden, geflankeerd door lage dwarsmuurtjes. In het stucplafond van de hal zijn in haut-reliëf tekens van de dierenriem aangebracht. Aan het einde van de gang bevindt zich eerst de voormalige woonkamer van het dienstgedeelte, die toegankelijk was via de erachter geelegen keuken. Deze keuken bevat nog de oorspronkelijke brede schouw met o.a. bloemtegels, waar in het begin van de 20ste eeuw een kleinere open haard is geplaatst. De voormalige woonkamer, toegankelijk via schuifdeuren, wordt geflankeerd door in stalen kozijnen gevatte vaste vitrinekasten. De eerste verdieping heeft de slaapkamer boven de rentmeesterskamer met stucplafond met zware profilering. In het stalgedeelte bevindt zich een waterpomp met hardstenen waterbak.
Waardering
De in meerdere perioden tot stand gekomen rentmeesterswoning met stal en melkhuis van de historische buitenplaats Zuydwijk is van algemeen belang vanwege de cultuur-, bouw en architectuurhistorische waarde als karakteristiek voorbeeld van een 18de-eeuwse rentmeesterswoning, gesitueerd op het voorplein van het verdwenen kasteel.
De rentmeesterswoning heeft een herkenbare hoofdvorm met een hoekpaviljoen uit het derde kwart van de 18de eeuw en is wat betreft de verschillende bouwhistorische onderdelen gaaf qua materiaalgebruik en detaillering van ex- en deels ook interieur.
De rentmeesterswoning heeft ensemblewaarde vanwege de ruimtelijke en functionele relatie met de overige complexonderdelen van de buitenplaats. Tevens is er de stilistische samenhang met het tegenovergelegen koetshuis.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Complexomschrijving
Inleiding
De HISTORISCHE BUITENPLAATS 'ZUYDWIJK' bestaat uit een HOOFDGEBOUW met RENTMEESTERSWONING, STAL en MELKHUIS (1), PARK- en TUINAANLEG (2), KOETSHUIS met STAL en TUIGKAMER (3), TUINMUUR met twee HEKPIJLERS (4), DRUIVENKAS (5), twee BRUGGEN (6, 7), TOEGANGSHEK (8), TUINMANSWONING (9) en BOERDERIJ (10). Het in oorsprong Laatmiddeleeuwse kasteel ZUYDWIJK dankt zijn huidige verschijningsvorm grotendeels aan veranderingen die vanaf het midden van de 18de en in de 19de eeuw in parkaanleg en bebouwing zijn doorgevoerd. De naam Zuydwijk komt reeds voor in de 14de eeuw, maar als kasteel "Suyk" wordt het voor het eerst vermeld in 1406 toen Gillis van Kralingen (1370-1441) het van Adriaen van Raephorst in leen kreeg. Zuydwijk was tevens een ambachtsheerlijkheid. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten (circa 1420) werd het kasteel verwoest, waarna blijkens een door A. Schoemaker (1729) vermelde stichtingssteen in 1480 herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Sinds 1518 is Zuydwijk in het bezit van het geslacht Van Wassenaer, door huwelijk opgevolgd door het geslacht De Ligne. Kaarten van Floris Balthasar (1615) en J. Dou (1647) tonen de situatie toen Jacob van Wassenaer van Duivenvoirde, heer van Obdam (1574-1623) eigenaar was, die het huis bewoonbaar heeft gemaakt en de tuinen verfraaid (Orlers 1610/1641). Zijn zoon Jacob (1610-1665) kocht in 1656 de heerlijkheid Wassenaer. Door deze 'eenheerigheid' is de geschiedenis van Zuydwijk en Wassenaar nauw met elkaar vervlochten, aangezien het dorp Wassenaar in het ambacht Zuydwijk lag en het kasteel Zuydwijk in het ambacht Wassenaar. De oudst bekende afbeelding, een tekening van Roelant Roghman (1647), laat een omgracht rechthoekig laatmiddeleeuws kasteel zien in een vrij ruïneuze staat. De ophaalbrug aan de noordoostzijde leidde naar een binnenplaats met aan de zuidwestzijde een donjon. Aan de noordoostzijde liep vanaf de Rijksstraatweg een toegangslaan via een nog bestaande brug (5) in zuidwestelijke richting naar het voorplein van het kasteel. Zijn zoon lt. Admiraal Jacob van Wassenaer (1610-1665) heeft zich eveneens gewijd aan de verbetering van huis en tuin. Door het huwelijk van diens zoon, Jacob Rijksgraaf van Wassenaar Obdam (1635-1714) met de dochter van Adolf Hendrik van Raesfeld, heer van Twickel, zouden Zuydwijk en Twickel vrijwel onafgebroken in één hand blijven. Van 1710 tot 1733 kwam onder leiding van diens zoon Johan Hendrik van Wassenaar Obdam (1683-1745) naar ontwerp van Daniel Marot een voor die tijd indrukwekkende formele tuinaanleg tot stand met parterre de broderie, doolhof, tuinmuur, badstoof en een complex met hagen en heesters waar zich een theater bevond. De oprijlaan werd in zuidwestelijke richting verplaatst. Het destijds vermaarde park is in de literatuur uitgebreid beschreven (Archief Twickel, A. Schoemaker, 1729; J.W. Hazebroek, 1734; Fermer 1759) en bekend van afbeeldingen (o.a. J. Lamsvelt 1712; H. de Winter 1738). Op het in 1711-1712 toegevoegde zuidelijke terrein werd in deze periode de geschulpte vijver gegraven. Tussen 1745 en 1770 werd het kasteel gesloopt en werd begonnen met een "nieuw huis", waarvan het nog bestaande paviljoen de aanzet vormt, vermoedelijk door neef Carel George van Wassenaer Obdam (1733-1800) die vanaf 1766 Zuydwijk in bezit had als diens Haagse buitenverblijf. Tevens werd de formele tuinaanleg aangepast in de toen net in opkomst zijnde vroeg landschappelijke stijl. De gewijzigde aanleg, in een zevental aquarellen vastgelegd door P.C. la Farque (1772), is deels nog traceerbaar. Sinds 1791 is het huis verhuurd en verdwenen de diverse tuinornamenten. Circa 1800 is de landschappelijke tuin met waterpartij ten westen van het huis aangelegd, die in 1872 door L.P. Zocher in opdracht van Jacob D.C. baron van Heeckeren van Wassenaar (1809-1875) in Late landschapsstijl is gemoderniseerd, evenals een deel bij de kasteelgracht. In 1906 heeft voor de huurder A. van Hoboken van Hoedekenskerke een ingrijpende verbouwing van het huis plaatsgevonden en vervolgens in 1928 voor mevrouw A. van Dusseldorp-Ruys. In laatstgenoemde periode is vermoedelijk ook de tuinaanleg in de Nieuwe Architectonische stijl ten zuidoosten van het huis tot stand gekomen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Zuydwijk door de bezetter in beslag genomen en zijn de betonnen bunkers gebouwd langs de oprijlaan. Momenteel is de buitenplaats eigendom van de Stichting Twickel en sinds 1985 in beheer bij de familie Hessels, die actief werkt aan het herstel en de versterking van de nog bestaande karakteristieken van het park. De eveneens bij Twickel in bezit zijnde Zuydwijkse molen (rijksmonument 38351) en de pachtboerderij Zuidhof, Rijksstraatweg 269 (rijksmonument 39396) zijn niet gevoegd bij de buitenplaats, maar maken wel deel uit van het landgoed Zuydwijk. Op de bij de omschrijving behorende kaart is de omgrenzing van het complex, alsmede de aanduiding van de verschillende onderdelen aangegeven.
Omschrijving
De ten zuidoosten van de Rijksstraatweg (A44) gelegen historische buitenplaats Zuydwijk ligt in de Zuydwijkse polder en bestaat uit twee rechthoekige terreinen, die vrijwel geheel door de oorspronkelijke watergang (tevens vaarsloot) worden omgeven. Aan de noorwestzijde wordt het begrensd door de parallelweg van de A44, terwijl aan de overige zijden het terrein overgaat in het weidse polderlandschap, welke zich uitstrekt tot de dorps- en stadsbebouwing van Voorschoten en Leiden. Vanaf de parallelweg loopt een door een toegangshek (7) gemarkeerde oprijlaan naar een ovaal voorplein. Direct ten zuidwesten van de entree bevindt zich de tuinmanswoning (8). Aan de noordwestzijde van het voorplein staat met de nokrichting haaks op het einde van de oprijlaan het koetshuis (3). Aan de overzijde (zuidoost) wordt het voorpleun gedomineerd door het hoofdgebouw (1), waarvan de nokrichting evenwijdig loopt aan dat van het koetshuis. Ten zuidwesten van het plein de deels in landschapsstijl vergraven restanten van de Laatmiddeleeuwse omgrachting van het verdwenen kasteel. Aan de noordoostzijde wordt het voorplein gemarkeerd door twee hekpijlers, waarvan het linker deel uitmaakt van een tuinmuur (4), die aansluit op de zuidoostgevel van het koetshuis. De noordoost/zuidwest lopende middenas komt aan het noordoosten uit op een boogbrug (6), die herinnert aan de Laatmiddeleeuwse entree. Het rechthoekige terrein tussen deze brug en de tuinmuur is een restant van een moestuin met boomgaard. Hier bevindt zich aan de oostzijde een muur met druivenkas (5). De 17de- en 18de-eeuwse parkaanleg met waterpartijen, lanen, hak- en loofhout bevindt zich vooral ten zuidwesten van het voorplein, maar ook ten noorden, waar zich de 19de-eeuwse parkaanleg van Zocher bevindt. Een tweede boogbrug (7) bevindt zich aan de zuidoostzijde van de langgerekte waterpartij die uitkomt bij de kasteelgracht. De noordoostzijde van de buitenplaats wordt afgesloten door een vroeg 20ste-eeuwse pachtboerderij (9) met daarbij behorende weilanden.
N.B. De bunkers direct ten noordoosten van de oprijlaan zijn voor de bscherming van ondergeschikt belang.
Waardering
De historische buitenplaats Zuywdwijk is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde als een representatief voorbeeld van een deels getransformeerde buitenplaats waarvan de nog herkenbare geschiedenis teruggaat tot de 14de eeuw en die nauw verbonden is met zowel de gemeente Wassenaar als het geslacht Van Wassenaer. De bouwkundige complexonderdelen zijn vrij gaaf in hoofdvorm en wat betreft materiaalgebruik en detaillering. Met name de complexonderdelen aan het voorplein markeren de oorspronkelijke historische situatie.
Tuinhistorisch is de historische buitenplaats Zuydwijk van grote waarde vanwege de nog herkenbare elementen van de parkaanleg uit de 17de tot en met de 20ste eeuw. Tevens is de historische buitenplaats Zuydwijk vooral tuinhistorisch van groot belang vanwege de in hoofdvorm herkenbaar gebleven midden 18de-eeuwse parkaanleg, welke één van de oudst bewaarde landschapsparken in ons land is. Als zodanig is tevens sprake van grote zeldzaamheidswaarde. Tevens heeft de tuinaanleg tuinhistorische warde omdat deze van belang is voor het oeuvre van de 18de-eeuwse architect D. Marot en de 19de-eeuwse tuinarchitect L.P. Zocher.
Er is sprake van een hoog ensemblewaarde door de deels stilistische, maar vooral ook ruimtelijke en functionele samenhang tussen de verschillende complexonderdelen, die past binnen de formele lanen en assenstructuur en aansluit op de situering van het verdwenen kasteel.
De historische buitenplaats Zuydwijk is landschappelijk en stedenbouwkundig van belang vanwege de herkenbare situering van het bos in het vlakke polderlandschap van de Zuydwijkse polder en als onderdeel van de Wassenaarse landgoederenzone tussen Leiden en Den Haag.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
– | Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rijksstraatweg | 247 | – | 2245 AB | Wassenaar | – | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | C | 1424 | – | Wassenaar |