Dressuurstal Brakkenstein, Nijmegen
2. Het STALGEBOUW
Inleiding
Het STALGEBOUW is gebouwd in 1916 door A. Jacot (1864-1927) in de stijl van de heroriëntatie op traditionele bouwwijzen met elementen van de Engelse landhuisstijl en van het werk van K.P.C. De Bazel. De vorm van de plattegrond, het rieten dak met de dakkapellen en de ontluchtingskokers en de onderdoorgang met het klokketorentje lijken beïnvloed te zijn door Melkerij "Oud-Bussem" van K.P.C. De Bazel uit 1903. Het stalgebouw heeft evenals de melkerij een symmetrische U-vormige aanleg met een accent in het midden, traditionalistische kenmerken zoals het klokketorentje en een zorgvuldige afwerking van de details.
Het stalgebouw ligt op enige afstand van de villa, waarbij de voorgevel (westgevel) van de stal tegenover de rechter zijgevel (oostgevel) van de villa ligt. De gebouwen worden verbonden door een met bomen omzoomde laan en een pad over het gazon, dat precies in de as van de onderdoorgang ligt. Aan de noordzijde van de noordvleugel liggen twee buitentoegangen tot de kelder, die d.m.v. muurtjes, hekpijlers en smeedijzeren hekken zijn afgeschermd. Het voorplein van het gebouw wordt afgesloten door een recent geplaatst smeedijzeren hekwerk, waarin een moderne gemetselde bloembak is opgenomen. Deze constructie komt niet voor bescherming in aanmerking. In 1976 heeft in het gebouw een brand gewoed, waarbij vooral de rechter vleugel werd aangetast. Hier zijn o.a. het bovenste gedeelte van de muren en de kap verloren gegaan. In 1978 is de schade hersteld. De gietijzeren "stands" die oorspronkelijk in de rechter vleugel stonden en waarvan het onderste, houten gedeelte was verbrand zijn toen buiten tegen de rechter zijgevel gezet. Binnen zijn nieuwe boxen geplaatst.
Omschrijving
Het STALGEBOUW heeft een nagenoeg U-vormige plattegrond, die bestaat uit een langgerekte middenvleugel met kortere haaks hierop staande zijvleugels. De zijvleugels steken aan de achterzijde (oostzijde) iets uit, maar te weinig om van een H-vormige plattegrond te kunnen spreken. De middenvleugel heeft in het midden een hoge rondboogvormige onderdoorgang. Aan weerszijden van deze poort bevinden zich drie stallen. De noordvleugel, die oorspronkelijk onderdak bood aan het koetshuis, de zadelkamer, de tuigkamer, het verblijf van de stalknecht en de hooizolder, is thans in gebruik als woonhuis. In de zuidvleugel, die oorspronkelijk als paardenremise en garage werd gebruikt, zijn thans ook paardenboxen geplaatst.
Het stalgebouw heeft één bouwlaag onder een samengesteld, overstekend, rietgedekt dak met rode terracotta rietvorsten, dat bestaat uit een zadeldak en twee haaks hierop staande wolfsdaken. Tegen de achtergevels van de beide zijvleugels zijn open constructies geplaatst met zadeldaken, voorzien van een hanebalk en een makelaar, die rusten op gepaarde houten zuilen en waarvan de dakschilden gedeeltelijk overlopen in het dak van de middenvleugel. Het dak van de middenvleugel heeft aan de west- en de oostzijde een groot overstek, dat rust op gepaarde houten zuilen waardoor galerijen zijn ontstaan. Aan de zuidzijde is het overstek, dat hier op enkele houten zuilen rust, nog groter zodat hier plaats is om wagens of paarden te stallen. Ter plaatse van de dubbele inrijdeur in de zuidvleugel bevindt zich een rondboogvormig afgesloten doorgang die in het dak is opgenomen. De zuid- en de noordvleugel hebben aan de zijde van het voorplein een opgelichte dakkapel in de vorm van een recht afgesloten Vlaamse gevel. De noordvleugel heeft aan de buitenzijde twee van dergelijke dakkapellen. Ter plekke van de onderdoorgang in de middenvleugel, waarvan de rondboog in het rieten dak is opgenomen is het dak iets hoger. Op de nok van deze verhoging staat een klokketoren, die bestaat uit een vierkante met zink beklede voet, een achtzijdige houten opbouw met rondboogvormig afgesloten openingen en een klok en een achtzijdig met zink bekleed tulpvormig dak met een smeedijzeren bekroning. Op de zinken voet is aan de voor- en de achterzijde een wijzerplaat met Romeinse cijfers geplaatst. Onder de wijzerplaat aan de voorzijde is in ijzeren tekens de tekst: "A D 1916" bevestigd. Aan weerszijden van de klokketoren bevinden zich op de nok drie vierkante ventilatiekokers met zinken schoepen en tentdakjes met een ijzeren bekroning. Onder de kokers bevinden zich zowel in het voor- als het achterschild in het rieten dak opgenomen, halfronde dakkapellen met 2-ruits raampjes. Iedere stal heeft dus twee dakkapellen en één ventilatiekoker. In de nok van beide zijvleugels bevinden zich twee gemetselde schoorstenen met uitspringende hoeken en een gekorniste, geprofileerde natuurstenen rand. De schoorstenen zijn getooid met vierkante ijzeren kappen met een ijzeren bekroning. Het stalgebouw is opgetrokken in rode baksteen op een door een rollaag afgesloten trasraam en gemetseld in staand verband. De deuropeningen worden afgesloten door houten lateien met geknipte loodslabben. De houten opgeklampte deuren hebben bovenin veelruits ramen met een ijzeren roedenverdeling en zijn voorzien van smeedijzeren duimgehengen. De duimen zijn ingelaten in natuurstenen duimstenen, waarvan er drie per deur zijn. De vensters zijn afgesloten door strekken, die aan de bovenzijde zijn voorzien van een uitspringende laag horizontaal geplaatste bakstenen. De vensters hebben hardstenen lekdorpels. De gevels worden afgesloten met een houten lijst.
De dakoverstekken worden gedragen door houten, Toscaanse zuilen op zandstenen basementen. Dubbele zuilen staan op één basement en hebben één afdekplaat. De zuilen dragen houten onderslagbalken, waarop dwarsbalken liggen, die in de muur zijn ingelaten.
De symmetrisch ingedeelde VOORGEVEL van de MIDDENVLEUGEL is zeven traveeën breed en heeft in het midden een doorgang met een rondboogvormig afgesloten opening. De doorgang is overkluisd door middel van een gemetseld kruisgewelf. In de onderdoorgang bevinden zich onder de halfronde muurvlakken links en rechts spaarvelden waarin resp. een stichtingsteen en een zandstenen muurfontein zijn opgenomen. De zandstenen stichtingssteen draagt als inschrift: "VICTOR/ JURGENS JR./ 20 JUNI 1916". De muurfontein bestaat uit een rondboogvormig afgesloten nis met een stenen watermond en een halfcirkelvormig bassin met een bol uitzwenkende band tussen een geprofileerde plint en lijst. De doorgang wordt aan de voorzijde afgesloten door een dubbel houten draaihek met bewerkte, gedraaide spijlen.
De onderdoorgang wordt aan beide zijden geflankeerd door drie gedeelde staldeuren, waarvan de bovendeur een 12-ruits raam met ijzeren roedenverdeling bevat.
De symmetrisch ingedeelde ACHTERGEVEL van de MIDDENVLEUGEL is nagenoeg op dezelfde wijze vormgegeven als de voorgevel. De gedeelde deuren hebben hier echter geen ruitjes, maar worden geflankeerd door rechthoekige stalvensters, die zijn voorzien van 6-ruits ramen met een ijzeren roedenverdeling. De vooruitspringende hoekpartijen, d.w.z. de korte zijden van de zuid- en de noordvleugel, hebben resp. twee gekoppelde vensters en een deur. In de linker zijgevel van de noordvleugel bevindt zich een klein tralievenster. De NOORDVLEUGEL heeft aan de zijde van het voorplein van links naar rechts een dubbele deur, een deur die aan beide zijden wordt geflankeerd door een tralievenster en een deur onder het dakoverstek van de middenvleugel. In de Vlaamse gevel bevindt zich een hooiluik met 6-ruits raam. De deuropening van de dubbele deur is bij de verbouwing tot woonhuis voorzien van twee 8-ruits glasdeuren achter de oorspronkelijke houten deuren. Op de hoek van de zuid- en de westgevel is een rijk geornamenteerde smeedijzeren lantaarn bevestigd.
De korte WESTGEVEL van de noordvleugel heeft twee door een onderdorpel en strek gekoppelde en door een halfsteens muurdam gescheiden tralievensters met enkelruits ramen en bovenlichten. Hierboven bevinden zich in de topgevel onder het wolfseind twee op dezelfde wijze gekoppelde kleine venstertjes.
De lange NOORDGEVEL van de noordvleugel heeft van links naar rechts een venster met enkelruits raam en bovenlicht, tweemaal twee gekoppelde vensters met ramen en bovenlichten van hetzelfde type als in de korte gevel en weer een venster met enkelruits raam en bovenlicht van hetzelfde type. De meest rechtse van de gekoppelde vensters hebben glas-in-loodramen. Twee dubbele rondboogdeuren met veelruits ramen en ijzeren roedenverdeling geven toegang tot de kelder. De deuropeningen worden omlijst door drie halfsteens rollagen. In de twee Vlaamse gevels bevinden zich kleine venstertjes. Alle vensters in de noordgevel en de korte westgevel zijn, afgezien van de vensters in de Vlaamse gevels, voorzien van luiken, die ter hoogte van de bovenlichten horizontale lamellen hebben.
De ZUIDVLEUGEL heeft aan de zijde van het voorplein van links naar rechts één gedeelde deur en twee dubbele staldeuren. In de Vlaamse gevel bevinden zich twee vensters. Op de hoek van de noord- en de westgevel is een rijk geornamenteerde smeedijzeren lantaarn bevestigd.
In de korte WESTGEVEL bevindt zich een dubbele staldeur. Hierboven bevinden zich in de topgevel onder het wolfseind twee kleine vensters van hetzelfde type als in de westgevel van de noordvleugel.
De ZUIDGEVEL onder het grote dakoverstek heeft van links naar rechts twee kleine liggende vensters met 2-ruits ramen, een muurfontein bestaande uit een rondboogvormig afgesloten stenen nis met kraan en een rechthoekig gemetseld bassin met een natuurstenen rand. Rechts van de fontein bevindt zich een dubbele staldeur met een halfrond veelruits bovenlicht. De rondboog heeft een natuurstenen sluitsteen. Tussen de vensters zijn twee gietijzeren "stands" geplaatst, die oorspronkelijk binnen stonden. De stands dragen het opschrift: "MUSGRAVES/ LONDON/ BELFAST/ PATENT".
Het INTERIEUR van de MIDDENVLEUGEL verkeert grotendeels in oorspronkelijke staat. De wanden van de zes stallen zijn tot ca. 2m. hoogte wit gepleisterd. Daarboven bestaan ze uit schoon metselwerk. Deze muurvlakken worden gescheiden door een band van afwisselend wit geschilderde en ongeschilderde bakstenen en een rollaag. In de hoek bevindt zich een hoekaanrecht van zwarte natuursteen met twee drinkbassins en een smeedijzeren ruif. In de hoek boven het aanrecht is de wand betegeld met smalle geel geglazuurde tegels. De deuropeningen zijn voorzien van stootranden en worden afgesloten met gepleisterde lateien. De stalruimte loopt door tot in de kap, waar de dakkapellen in de vorm van halfronde steekkappen voor licht en de ventilatiekokers voor lucht zorgen.
Het INTERIEUR van de NOORDVLEUGEL is bij de verbouw tot woning vrijwel geheel gewijzigd. De houten lambrizering van de zadelkamer is hierbij in de kelder geplaatst.
Het INTERIEUR van de ZUIDVLEUGEL is na de brand van 1976 gedeeltelijk gewijzigd.
Waardering
STALGEBOUW, gebouwd in 1916 door A. Jacot.
- Van architectuurhistorische waarde als goed en vrijwel gaaf voorbeeld van een stalhouderij, gebouwd in de stijl van de heroriëntatie op traditionele bouwwijzen met elementen van de Engelse landhuisstijl en van de architectuur van K.P.C. De Bazel. Het stalgebouw heeft hoogwaardige esthetische kwaliteiten in het ontwerp zoals een bijzondere en zeldzame hoofdvorm, goede verhoudingen en een rijke detaillering.
- Van ensemblewaarde als functioneel onderdeel van het landgoed Brakkenstein.
- Van stedenbouwkundige waarde vanwege de vrije ligging aan een groot gazon tegenover de zijgevel van de villa Brakkenstein.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
BRAKKENSTEIN
Inleiding
Het LANDGOED BRAKKENSTEIN bestaat uit de volgende beschermde complexonderdelen:
1. De VILLA
2. Het STALGEBOUW
3. De TUINMANSWONING
4. Het SCHELPENHUIS
5. De WATERPUT
6. De TOEGANGSHEKKEN
7. De PARKAANLEG
Het LANDGOED BRAKKENSTEIN wordt voor het eerst genoemd in stukken uit het midden van de 17de eeuw als Brakkenstein op het Hoogveld'. In 1712 wordt het goed gekocht door de brouwer W. Knippinck. Het landgoed is achtereenvolgens eigendom van de families Van Rappard (1752) en Quack (1804). Op oude kaarten (Van Suchtelen 1757 en Tranchot 1806) vertoont het landgoed een sterrenbosstructuur. Het landgoed was vermoedelijk in gebruik als jachtgebied. De naam Brakkenstein is afgeleid van het woord brak', dat jachthond betekent.
Rond het midden van de 19de eeuw komt Brakkenstein in bezit van J.R.P. Tulleken. Hij laat in 1865 de villa bouwen. Nadat het landgoed nog enige tijd in bezit was geweest van de familie van Hövell tot Westerflier, werd het in 1915 aangekocht door Victor Jurgens, een neef van Frans Jurgens die drie jaar eerder het nabijgelegen Huize Heyendael had laten bouwen. Verscheidene leden van de oorspronkelijk uit Oss afkomstige fabrikantenfamilie Jurgens kochten in het gebied ten zuidoosten van Nijmegen bestaande landgoederen en lieten er villa's en jachthuizen bouwen. Op het landgoed Brakkenstein stond een oudere villa, het in 1865 door J.R.P. Tulleken in een aan het neoclassicisme ontleende stijl gebouwde Huize BRAKKESTEYN. Links van de villa bevond zich het koetshuis. Dit koetshuis was gebouwd tegen een vermoedelijk ouder gebouwtje met spitsboogvensters, dat oorspronkelijk dienst deed als kapel. Na zijn verhuizing naar Brakkestein liet Victor Jurgens, die een groot paardenliefhebber was, in 1916 ten oosten van de villa een nieuwe stalhouderij bouwen, waarin een koetshuis, een zadelkamer en een woning voor de stalknecht waren opgenomen. Het stalgebouw werd ontworpen in de stijl van de heroriëntatie op traditionele bouwwijzen met elementen van de Engelse landhuisstijl en het werk van K.P.C. De Bazel door A. Jacot (1864-1927), bekend van het Hirsch-gebouw op het Leidseplein in Amsterdam. In dezelfde stijl werden eveneens naar ontwerp van Jacot een tuinmanswoning, een waterput en de toegangshekken gebouwd. Het voornaamste toegangshek ligt vrijwel aan het begin van de oprijlaan die schuin naar het huis loopt, onder een hoek van ca. 45 . Het andere toegangshek ligt bij de noordwestelijke ingang van het park, aan het einde van de Driehuizerweg. De tuinmanswoning ligt rechts voor het toegangshek aan het begin van de oprijlaan. De put ligt rechts voor de villa. Het voormalige koetshuis en de kapel werden in 1928 door architectenbureau Schaap uit Arnhem samengetrokken en verbouwd tot kinderspeelhuis of tuinhuis, dat verwijzend naar de muurbedekking, het schelpenhuis wordt genoemd. Tussen 1930 en 1932 werd het park in opdracht van Victor Jurgens door Samuel Voorhoeve (1880-1948) heraangelegd in Landschapsstijl, waarbij overigens de oorspronkelijke sterrenbosstructuur gehandhaafd bleef en als onderlegger fungeerde. Voorhoeve was in deze periode in Nijmegen en in Berg en Dal voor vier andere leden van de familie Jurgens werkzaam. Na de oorlog werd in Huize Brakkesteyn en in het schelpenhuis de Kliniek voor Neurologie van Prof. Prick gevestigd. Vanaf 1967 heeft de villa een horecabestemming. De tuinmanswoning en het schelpenhuis worden bewoond door particulieren. Het stalgebouw heeft haar functie behouden. De paardenboxen en de paardenremise worden nog steeds gebruikt voor paarden. In de voormalige garage (rechter vleugel) zijn nu ook paarden gestald. Het koetshuisgedeelte, de zadelkamer, de tuigkamer en de woonruimte van de stalknecht en de hooizolder erboven (linker vleugel) zijn verbouwd tot woning. Achter het stalgebouw bevindt zich een buitenmanege en in het park liggen twee zandbakken'. Tussen 1969 en 1971 is in de zuidoostelijke hoek van het park in opdracht van de Katholieke Universiteit een botanische tuin met alpinum aangelegd. De tuin is ontworpen door J. Brinkman en W. Schacht (alpinum). Het landgoed Brakkesteyn is gelegen in het zuiden van Nijmegen op een ruitvormig terrein, dat in het zuiden wordt begrensd door de strook sportvelden langs de d'Almarasweg, in het westen door de Driehuizerweg, in het oosten door de spoorlijn naar Roermond en in het noorden door de B-faculteiten van de Katholieke Universiteit.
Omschrijving
Het park wordt aan vier zijden omgeven door lanen met beukenbomen. De twee verst van elkaar gelegen punten van het ruitvormig terrein worden van het zuidwest naar het noordoost verbonden door een beukenlaan. De hoofdingang bevindt zich in de zuidwestelijke punt van de ruit. In het midden van de diagonaal sluiten aan weerszijden lanen aan onder een hoek van 45 . De lanen behoren tot de sterrenbosstructuur. Tussen de lanen bevinden zich golvende paden, die tot de aanleg van Voorhoeve behoren. Alle bouwwerken bevinden zich in de zuidwestelijke hoek van het park, daar waar ook de hoofdingang is gesitueerd. De witgepleisterde eclectische villa wijkt in stijl af van de andere complexonderdelen, die ca. vijftig jaar later tot stand zijn gekomen. De onderdelen die in 1916 zijn gebouwd, het stalgebouw, de tuinmanswoning, het toegangshek en de waterput vertonen onderling een grote samenhang. Het stalgebouw en de tuinmanswoning bijvoorbeeld zijn beide opgetrokken in rode baksteen, hebben een rieten kap en zijn op dezelfde wijze gedetailleerd. De pijlers van de waterput zijn op dezelfde wijze vormgegeven met speklagen van zandsteen en baksteen als de pijlers die het ingangsportiek van de tuinmanswoning flankeren. Het schelpenhuisje is een hybride bouwwerk, dat uit twee bouwvolumes met een verschillende stijl bestaat en in 1928 ingrijpend is verbouwd. Het linker met schelpen bezette gedeelte heeft een rieten dak en vertoont invloeden van de Engelse landhuisstijl, het rechter gedeelte vertoont met zijn spitsboogvensters invloed van de neogotiek.
Waardering
COMPLEX samengesteld uit de VILLA uit 1865, Het STALGEBOUW, de TUINMANSWONING, de WATERPUT en het TOEGANGSHEK uit 1916, ontworpen door A. Jacot, het SCHELPENHUIS dat in 1928 is verbouwd en de AANLEG, bestaande uit een ouder sterrenbos, waarin door S. Voorhoeve in 1930-1932 een park in landschapsstijl is aangelegd.
- Van architectuurhistorische waarde als goed en gaaf voorbeeld van een landgoed met een oudere villa in een aan het neoclassicisme ontleende stijl en bijgebouwen in de stijl van de heroriëntatie op traditionele bouwwijzen, waarvan alle onderdelen esthetische kwaliteiten hebben in het ontwerp zoals goede verhoudingen en een bijzondere detaillering, maar met name het stalgebouw een bijzondere en zeldzame vormgeving heeft.
- Van architectuurhistorische waarde als onderdeel van het oeuvre van A. Jacot.
- Van tuinarchitectuurhistorische waarde als een goed en gaaf voorbeeld van een park in landschapsstijl met esthetische kwaliteiten in het ontwerp van de aanleg en haar onderdelen, dat is gerealiseerd in een ouder sterrenbos.
- Van ensemblewaarde vanwege de hoogwaardige kwaliteit en de gaafheid van de bebouwing en de historisch-ruimtelijke relatie met de groenvoorziening.
- Van cultuurhistorische waarde als een bijzondere uitdrukking van een culturele en landschappelijke ontwikkeling namelijk de transformatie vanaf de tweede helft van de 19de eeuw van bestaande, aanvankelijk als jachtterrein gebruikte landgoederen, gelegen in het gebied ten zuidoosten van Nijmegen in buitenplaatsen met hoofdzakelijk een woonfunctie voor welgestelde families uit Nijmegen en wijde omgeving. Park Brakkenstein heeft inmiddels zeldzaamheidswaarde gekregen, omdat het het enige vrij gaaf bewaard gebleven landgoed van behoorlijke omvang in de gemeente Nijmegen betreft.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Koetshuis (G) | Handelsgebouwen, opslag- en transportgebouwen | Opslag | oorspronkelijke functie | – |
Stalhouderij | Handelsgebouwen, opslag- en transportgebouwen | Opslag | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Driehuizerweg | 283 | – | 6525 PL | Nijmegen | Brakkenstein | – | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | B | 5237 | – | Hatert |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1916 | 1916 | – | vervaardiging |
1978 | 1978 | na brand in 1976 | verbouwing |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Jacot, A.J. ; Gelderland | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Jurgens, Victor jr. ; Gelderland | opdrachtgever | – |
Musgraves ; Gelderland | ijzergieter | – |