Sint Martinus, Etten

Inleiding

R.K. KERK St. Martinus aan de Dorpsstraat te Etten gebouwd in 1923/24 ter vervanging van een Waterstaatskerk uit 1844, naar een ontwerp van J.T.J. Cuypers (1861-1949), een zoon van de bekende P.J.H. Cuypers. Het exterieur van de kerk is opgetrokken in een historiserende stijl waarbinnen weinig uitgesproken stijlkenmerken zijn aan te wijzen. De duidelijkste tendensen zijn die van het baksteen expressionisme en neo-gotische invloeden. In deze fase van het arbeidzame leven van J.T.J. Cuypers heeft de architect echter gebroken met een in strakke symmetrie uitgevoerd kerkgebouw en is zijn voorliefde voor een uitgesproken neogotische stijl aanzienlijk beteugeld. In tegenstelling tot het exterieur van de kerk is het interieur rijk uitgevoerd en is het best als een in neogotische stijl uitgevoerd interieur te kenschetsen.

In het kerkgebouw werden verscheidene elementen van de oude kerk opgenomen, bijvoorbeeld het beeld van de H. Martinus boven de ingangspartij. In 1987 werd een Mariakapel met afgeplat schilddak aangebouwd die slecht harmonieert met de kerk. Tevens is aan het transept een moderne (houten) garage toegevoegd. Kapel en garage vallen niet onder de rijksbescherming.

Het kerkgebouw is door de aanwezigheid van een voorplein en parkeerterrein aan de zuidzijde goed zichtbaar gesitueerd op de kruising Dorpsstraat/Oldenhave, op korte afstand van de oude kern van Etten gelegen. De St. Martinuskerk is evenals de middeleeuwse kerk van de Nederlands Hervormde gemeente aan de noordzijde van de Dorpsstraat gebouwd.

Omschrijving

KERKGEBOUW op grondplan van een Latijns kruis met projectie van een annex. De kerk bezit een 5/8-koorafsluiting. Het middenschip telt twee traveeën en bezit een brede middenbeuk die door een smalle zijbeuk ter weerszijden wordt geflankeerd. Functioneel dienen zij als zijpad door de boogopeningen in de recht op de zijmuur geplaatste muurdammen; ruimtelijk werken zij als ondiepe zijkapellen. Uitwendig komen deze elementen in de zijgevel als twee topgevels terug naast de hogere en bredere dwarsarm. Oostelijk hiervan gelegen komen nog twee topgevels voor die in hoogte en breedte verschillen. De asymmetrisch ingedeelde ingangsgevel bestaat uit een hoog oprijzende gevel van het middenschip met een aan de rechterzijde gesitueerde toren. Aan de linkerzijde is een lage meerhoekige kapel geplaatst. De in baksteen (staand verband) opgetrokken kerk wordt door een fors zadeldak met leien in maasdekking, gedekt. De gevels bezitten alle een trasraam en worden met uitzondering van de koorpartij onder de daklijst door een uitgemetselde streklaag omgord. De hoektoren (met kruis en windhaan) is eveneens van een zadeldak, waarvan de nok evenwijdig ligt aan het schip, van leien voorzien. Dit geldt ook voor de overige kapellen.

Hoog in het dakschild zijn aan de west- en oostzijde drie vlakgedekte dakkapellen geplaatst waarin een stolpraam en een flankerend draairaampje. Op het uiteinde van de nok van het dak bevindt zich tegen het verlaagde koor een schoorsteen.

De afwatering wordt door bakgoten verzorgd.

Ten opzichte van het brede schip, waarvan de nok over het ondiepe voorportaal tot de VOORGEVEL doorloopt, is het portaal smaller. De rechterhoek wordt door de plaatsing van de toren die tot hoog in de gevel een geheel vormt met de voorgevel, ingevuld en pas boven als toren met luigaten en dakje zich onderscheidt. De vlakke gevel bevat een ingangspartij temidden van uitgemetseld muurwerk waarin per zijde twee venstertjes met kathedraalglas zijn opgenomen. Twee schuine zijden als van een zadeldak met schouderstukken completeren de schijn(punt)gevel die door een nis waarin het (witte) beeld van de H. Martinus is geplaatst, wordt bekroond. De terugliggende dubbele kerkdeuren met kozijnen op hardstenen neuten en dito dorpel bevinden zich in een spitsboogvormig portaal met verspringende archivolten. Triplet spitsboogvensters, door éénsteens spitsbogen omgord en als type veelvuldig voorkomend, verzorgen halverwege de hoogte van de gevel de directe lichtinval in het schip. De gevel wordt boven door een klein venster dat aan de bovenzijde trapsgewijs inspringt, beëindigd. Verder bevindt zich in de gevel links van het kerkportaal nog een rechtgesloten deur onder uitgemetseld siermetselwerk. De toegang is via een moderne opgang voor invaliden bereikbaar.

De linkerzijde van de gevel bevat in de hoek met zijbeuk een driezijdige kapel met drie dakschilden die door een kleine nokas met de hoek is verbonden. Per gevelzijde zijn drie rechthoekige raampjes naast elkaar geplaatst met glas-in-lood. Identieke raampjes komen ook beneden in de toren voor en zijn eveneens gevat tussen lekdorpeltegels (zoals die in alle vensters voorkomen) en een rollaag. De voet van de toren is zowel in de west- als in de zuidzijde door zes omlopende uitgemetselde sierbanden van afwisselend strek- en koplaag versierd. Temidden van dit siermetselwerk is een deur gevat die identiek is aan de zijdeur van de voorgevel. Tussen de kop van de toren en de deur verzorgen twee boven elkaar gestelde rondboograampjes voor de toetreding van licht in de traptoren. De kop van de toren is aan twee zijden voorzien van twee rechthoekige spaarvelden waarboven twee galmgaten. De geveltop aan genoemde zijden zijn voorzien van twee driehoekige spaarvelden, waarbij alleen in de voorgevel een wijzerplaat is opgenomen. In de andere zijden is onder de daklijst een enkel galmgat geplaatst dat de breedte bezit van de torenzijde.

De LINKER ZIJGEVEL van de kerk wordt bepaald door de topgevels van de zijbeuktraveeën en de dwarsarm. De drie topgevels van de twee zuidelijke traveeën en dwarsschip zijn elk voorzien van triplet spitsboogvensters van het type in de voorgevel, en een lichtspleet in de geveltop die in alle topgevels voorkomt en van het type zijn als beschreven in de topgevel van de voorgevel. De westzijde kan aldus merendeels als spiegel dienen voor de oostzijde. Tegen de twee noordelijke traveeën zijn een ingangsportaal (met aansluitend voormalig tussenlid naar pastorie) en kapel gebouwd.

Het tussenlid dat nu als zaaltje in gebruik is, is ten opzichte van het ingangsportaal lager en smaller. De zij-ingang bevat een moderne deur. Het zaalgebouwtje bevat aan de westzijde drie halfronde vensters met glas-in-lood en een opgeklampte deur. Het venster op de korte zijde is later met een glas-in-loodraam (W. Mengelberg Zeist 1939) van elders ingeboet.

Tussen de dwarsarm en een annex ten westen van het koor bevindt zich in ieder van de twee hoeken met het middenschip (voorzien van een lancetvenster), een lage tweezijdige uitbouw die is voorzien van een dak waarvan de twee schuine dakschilden als een half-tentdak tegen de muur rusten. De uitbouwen bezitten twee kleine vensters van het type zoals dat voorkomt in de topgevel van de voorgevel. Tegen de koortravee is, zoals reeds vermeld, een aanbouw geplaatst voorzien van een zadeldak met eindschild dat grenst aan de koormuur. In de eindgevel die van de kerk is afgewend bevindt zich een opgeklampte deur met een enkelvoudige ruit.

De gevels van de koorpartij zijn gevat tussen, beneden een trasraam met twee uitgemetselde rollagen waartussen een streklaag en boven een geprofileerde lijst die vijf trapsgewijze uitmetselingen vertoont en waarop de goot rust. Op de hoeken van de schuingeplaatste koorzijden zijn steunberen opgesteld die via een drievoudige versnijding (met keramiektegels belegde afzaten) boven halve hoogte overgaan in lisenen. Ter plaatse van de lisenen wordt deze lijst onder het dak op vijf plaatsen onderbroken. De als spaarvelden te beschouwen muurvlakken van de koorafsluiting zijn voorzien van triplet lancetvensters van het type zoals dat voorkomt in de westgevel. Van de twee koorzijden bevat de westzijde drie afzonderlijk geplaatste lancetvensters waarvan de onderlinge tussenliggende ruimte ongelijk is terwijl in de oostzijde vier gekoppelde lancetvensters zijn geplaatst waarvan de middelste twee hoger zijn dan de beide flankerende vensters.

De RECHTERGEVEL, is zoals gezegd grotendeels overeenkomstig de linkerzijde. De uitgebouwde sacristie tegen de koortravee heeft aan de voorzijde vier gekoppelde lancetramen van gelijke grootte. Aan de rechterzijde komen tweemaal twee gekoppelde glas-in-lood raampjes met strek voor.

Van de twee kleine uitbouwtjes tussen de sacristie en dwarsarm bezit alleen de meest westelijk gelegen uitbouw twee smalle raampjes.

Zoals eerder aangegeven is het INTERIEUR aanzienlijk rijker uitgevoerd dan de buitenzijde en verkeert het in nagenoeg originele staat. Kleur en ornamentiek is kenmerkend voor de tijd van zijn ontstaan en staat bekend als "baksteen expressionisme". De vloer bestaat uit een veelkleurige tegelvloer in een vrij strak geometrisch motief. De wanden bestaan voornamelijk uit schoon metselwerk met een uitbundig gebruik van verschillende steen- en voegkleuren. In het algemene beeld wordt een sterke gelaagdheid verkregen door de wisselende kleurlagen, maar door een zeer gevarieerde aanpak van deze gelaagdheid met name in de langsgevels, door de verstoringen door het ornamentale gebruik van de baksteen, gecombineerd met de toepassing van beschilderde muurvelden is de samenhang soms afwezig. De openingen ten behoeve van het ruimtelijk gebruik in het muurwerk van de zijkapellen e.d. zijn alle spitsboogvormig.

De overwegend originele muurschilderingen, die een grote rol in het algemene beeld spelen (wanden van het koor, het gehele muurveld langs de triomfboog tussen schip en koor, enz.) zijn gemaakt door Wijnand Geraerds uit Warmond. In 1986 zijn veertien onbeschilderde muurvlakken door een plaatselijke schilder aangevuld.

De westwand van het schip opent middels een grote opening op de verdieping op de orgelgalerij, waardoorheen het grote triplet het schip verlicht. Verder meerdere venster- en deuropeningen, alles in originele staat met paneeldeuren, glas-in-lood vensters, enz. De koorwanden zijn voorzien van geglazuurde rode en groene baksteen. Aan de noordzijde bevindt zich een steen met de tekst: 'In Dominica Quasimodo anno domini 1924 Henricus Herfkens parochus Hujus Parochiae me posuit'.

Schip en bijbehorende ruimten worden afgedekt door houten spitsboogvormige tongewelven met nokrib en boogspanten. Deze zijn in een bijzondere constructie uitgevoerd. De boogspanten bestaan nl. uit gelamineerde of aaneengelijmde diverse lagen tellende houten planken. Deze constructie wordt 'Hetzerspant' genoemd en werd uitgevoerd door het bedrijf "Nemaho" uit Doetinchem (Eerste Nederlandsche Maatschappij voor Houtconstructie). Het gewelf van het schip wordt in vijven verdeeld door de drie gordelbogen die de traveeën aangeven. Het vermoedelijk blank gelaten houten gewelfvlak is voorzien van voornamelijk groene, gele en rode kleuraccenten van de ribben, langs de ontmoetingen van verschillende onderdelen en van de kruin. Dwarsschip en zijkapellen bezitten steekgewelven van verschillende hoogte. De geboorte van het gewelf ligt echter voor alle gewelven op gelijke hoogte. Alleen de koortravee is van een gemetseld graatgewelf voorzien, de absiscalotte wordt door een straalgewelf overkluisd. Beide delen zijn in kleurige baksteen toegepast.

Buiten van elders overgebrachte roerende elementen moet het voor deze kerk door de vader van J.T.J. Cuypers gestichte atelier in Roermond gemaakte hoofd- en Maria-altaar genoemd worden.

Waardering

R.K. KERK St. Martinus te Etten, gebouwd in 1923/24 naar een ontwerp van J.T.J. Cuypers, zoon van P.J.H. Cuypers.

- Van architectuurhistorische waarde vormt de St. Martinuskerk een goed en nagenoeg gaaf bewaard voorbeeld van een in baksteen opgetrokken kerkgebouw in een sober en helder uitgevoerd ontwerp. Het interieur van het gebouw valt op door de hoogwaardige esthetische kwaliteiten met een aan het baksteen expressionisme verwante stijl. Fraai onderdeel vormt daarnaast het beschilderde houten spitsboogvormige tongewelf. De 'Hetzerspanten' zorgen als gelijmde vollewand constructie voor een goede spanningsverdeling van een grote te overkluizen ruimte. Vanwege deze constructiewijze die in de tijd van de bouw van de kerk nog niet zo lang bestond is de kerk eveneens van belang.

Voor het interieur zijn verder van belang de tegelvloer, de schilderingen (wanden van het koor, langs de triomfboog van de hand van Wijnand Geraerds, boven de scheibogen) alsook de glas-in-lood ramen in koor en viering. Het kerkgebouw is van de hand van een belangrijke architect, J.T.J. Cuypers. Hij had belangrijke opdrachten in het hele land. De vaardigheid van de architect spreekt met name uit het expressieve interieur, dat in tegenstelling staat tot het op behouden wijze en veelal door tradities bepaalde vormgegeven exterieur in een soort zakelijk expressionisme.

- Van stedenbouwkundige waarde is de kerk vanwege de situering op de kruising van Dorpsstraat en Oldenhave, op korte afstand van de oude kern van Etten. Door de ruime ligging aan een voorplein en een aan de zuidzijde bevindend parkeerterrein is het kerkgebouw nadrukkelijk in het dorpsbeeld aanwezig.

- Van cultuurhistorische waarde vanwege zijn bestemming welke is verbonden met een religieuze ontwikkeling waaruit een opdracht voor de bouw van een katholieke kerk voortkwam in dit overwegend door protestantse gemeenten bevolkte gebied.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
523704
Provincie
Plaats

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Kerk Religieuze gebouwen Kerk en kerkonderdeel oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Dorpsstraat 19 7075 AC Etten Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Religieuze gebouwen Kerk en kerkonderdeel Kruiskerk
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
M 2606 Gendringen
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1923 1924 vervaardiging
Naar boven