Oostermeer, Amstelveen
Onderdeel 1
Omschrijving
HOOFDGEBOUW (Oostermeer). In de as van de toegangsbrug staat op het voorplein het hoofdgebouw van Oostermeer. Het ontwerp van het huis, alsmede de uitvoering van het snijwerk worden toegeschreven aan Ignatius van Logteren, mogelijk in samenwerking met Jan van der Streng. De uitvoering van het hekwerk met monogram wordt toegeschreven aan de meester-smid Joseph Uljé. Opdrachtgever was Willem Bus in 1728. Huis Oostermeer is een rood bakstenen gebouw op rechthoekige grondslag, bestaande uit een souterrain, bel-etage, verdieping en kapverdieping onder een schilddak met gesmoorde pannen en forse schoorstenen op de nokeinden. Het rechter dakschild is voorzien van een dakkapel met meerruitsdraairaam. Aan de achterzijde bevindt zich een forse, iets inspringende, vijfhoekige uitbouw met dezelfde nokhoogte. Het pand is tot halverwege de zijgevels voorzien van een hardstenen plint, met rechthoekige spaarvelden ter hoogte van het souterrain. De gevels worden beëindigd door een forse kroonlijst, die aan de voorzijde ondersteund wordt door consoles en op de uiteinden gedecoreerd is met een vaas met festoenen. Het meerzijdige schilddak van de uitbouw aan de achterzijde is aangekapt aan het dak van het hoofdvolume en eveneens voorzien van een flinke schoorsteen op het nokeinde, de bedekking is hetzelfde. Het dakschild is voorzien van een dakkapel met meerruitsdraairaam. De voorgevel is drie traveeën breed en wordt geleed door pilasters. In de iets uitspringende middenrisaliet bevindt zich de toegangsdeur met decoratief bovenlicht, voorafgegaan door een hardstenen trap van acht treden, daarboven een meerruitsschuifvenster en ter hoogte van de kap een decoratieve houten opbouw met spiegelboogvormige bekroning en valraam met geometrische roedenverdeling. De toegangsdeur en het venster daarboven zijn gevat in een rijk gesneden hardstenen omlijsting in Lodewijk XIV-stijl. Ter weerszijden van de middenrisaliet op de bel-etage en de verdieping meerruitsvensters waaronder bijzonder decoratieve gesneden lambrequins, eveneens in Lodewijk XIV-stijl. Links en rechts van de trap, ter hoogte van het souterrain rechthoekige spaarvelden. Onder de pilasters is de plint voorzien van een gesneden paneel met verfijnd bloemmotief. In de zijgevels meerruitsschuifvensters op de bel-etage en de verdieping en meerruitsdraairamen ter hoogte van het souterrain. In één van de smalle stroken van de achtergevel, terzijde van de uitbouw, is een deur opgenomen die toegang geeft tot het souterrain. Van de uitbouw zijn de buitenste traveeën blind, de middelste zijn voorzien van meerruitsschuifvensters op de bel-étage en de verdieping en meerruitsdraairamen ter hoogte van het souterrain. De vensters in de middelste travee zijn gevat in een decoratieve hardstenen omlijsting met Lodewijk-XIV-motieven. Het middelste raam op de bel-etage is daarbij voorzien van een bijzonder verfijnd hekwerk met het vergulde en gekroonde monogram van de bouwheer Willem Bus, WB. Voor de vensters op de verdieping is een heel eenvoudig hekwerk aangebracht. De 12-ruits-ramen zijn na 1920 vervangen door 42-ruits-ramen (foto collectie RACM 1920).
De afwerking van het interieur is bijzonder rijk uitgevoerd en van hoge kwaliteit. Het ontwerp en de uitvoering worden op basis van verwantschap met, onder meer, Amsterdamse voorbeelden toegeschreven aan Ignatius (snijwerk) en Jan (stucwerk) van Logteren. Zowel de plattegrond als de afwerking zijn sinds de bouwtijd omstreeks 1728 nagenoeg ongewijzigd gebleven. Stuc- en snijwerk zijn uitgevoerd in Lodewijk XIV-stijl. Achter de voordeur ligt de gang, belegd met marmeren platen en aan de beide lange zijden voorzien van twee maal een rijk gesneden deur naar de beide zijkamers. Boven de deuren spaarvelden met voorstellingen in stuc, die de vier seizoenen verbeelden. Aan het korte uiteinde van de gang geeft een dubbele deur met identiek snijwerk toegang tot de brede tuinkamer aan de achterzijde. Boven deze deur een stucvoorstelling van een vaas met weelderig boeket op een fantasiepiëdestal. Het stucplafond is voorzien van band- en rolwerk, rozetten en acanthusblad. De linker voorkamer, de eetkamer, is geheel betimmerd. In de betimmering zijn geschilderde behangsels opgenomen met arcadische landschappen, waarin kleine gezelschappen figureren. De linker wand van het vertrek is voorzien van een eenvoudige marmeren schoorsteenmantel, bekroond door een spiegel in een rijk gesneden, vergulde lijst. Daarboven is een geschilderd schoorsteenstuk aangebracht dat twee herders met schapen in een arcadisch landschap voorstelt. In de achterwand is een open pronkkast met porseleinetagère, kraan en spoelbak opgenomen, voorzien van fraai snijwerk. Hiernaast een achter een deur verborgen voedsellift. Het plafond heeft een patroon van zwaar, decoratief lijstwerk. Vouwluiken voor de ramen. De betimmeringen en het snijwerk dateren uit de bouwtijd, de geschilderde behangsels en het schoorsteenstuk zijn van latere datum, waarschijnlijk tweede helft 18de eeuw. De rechter voorkamer is eveneens geheel betimmerd. De wanden zijn bespannen met zeldzaam ornamenteel linnen behangsel uit de eerste helft van de 18de eeuw in een in hoofdzaak groen met beige kleurstelling. Tegen de rechter wand bevindt zich een eenvoudige marmeren schoorsteenmantel met daarboven een rechthoekige spiegel en een geschilderd schoorsteenstuk met weelderig bloemstuk. Het plafond heeft een patroon van zwaar, decoratief lijstwerk. Vouwluiken voor de ramen. De achthoekige zaal aan het einde van de gang is voorzien van een gesneden lambrisering en verder geheel gestuukt. De drie wandvlakken aan de tuinzijde zijn voorzien van meerruitsschuifvensters. Tegen de linker zijwand bevindt zich een eenvoudige marmeren schoorsteenmantel met daarboven een verzilverde spiegel, bekroond door een gestuukte voorstelling met twee putti. Tegen de rechter zijwand is eenzelfde spiegel aangebracht met een gestuukte voorstelling met putti erboven. De putti vertegenwoordigen de Vier Jaargetijden. In de schuine wandvlakken links en rechts van de achterwand zijn kasten opgenomen, die worden afgesloten door middel van een meerruitsschuifvenster. Boven de toegangsdeuren bevindt zich een stucvoorstelling, die twee putti verbeeldt met een karnton, daaronder de tekst MOVENDO. De wandvlakken worden afgesloten door een verfijnd uitgevoerde, gestuukte kooflijst, versierd met acanthusbladeren. Het plafond is gedecoreerd met een voorstelling in stuc van Diana en Bacchus. Deze voorstelling wordt omlijst door barok lijstwerk en bladmotieven. De centrale gang buigt voor de tuinzaal naar rechts, waar een trap toegang geeft tot de verdiepingen en het souterrain. In het souterrain bevindt zich onder de tuinzaal de keuken, die vrijwel geheel in oorspronkelijke staat verkeert. Dit deel van het huis is betrekkelijk laag en heeft een enkelvoudige balklaag. Ook hier de toegang voor het personeel.
Waardering
Het HOOFDGEBOUW (Oostermeer) is van algemeen belang:
- vanwege de ouderdom;
- vanwege de bouw- en ontwikkelingsgeschiedenis, die representatief is voor veel 18de eeuwse patricierswoningen;
- vanwege de gaaf bewaarde architectonische vormgeving en de hoge kwaliteit van het ontwerp van zowel het interieur als het exterieur, dat wordt toegeschreven aan Ignatius en Jan van Logteren en als gesamtkunstwerk van uitzonderlijk hoge waarde is;
- vanwege de gaaf bewaarde plattegrond en indeling, daterend uit de bouwtijd;
- vanwege de gaaf bewaarde en kwalitatief hoge interieurafwerkingen uit de bouwtijd (ca. 1728) en uit latere stijlfasen;
- vanwege het zeldzame, vroeg 18de eeuwse, ornamentele behang in de rechter voorkamer;
- vanwege de kenmerkende ligging binnen de oorspronkelijk vroeg-18de eeuwse, formele parkaanleg;
- vanwege de functioneel-ruimtelijke relatie met de andere onderdelen van de buitenplaats.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Omschrijving van het complex
HISTORISCHE BUITENPLAATS OOSTERMEER. In structuur en deels in detail gaaf bewaarde buitenplaats met HOOFDGEBOUW (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), BOUWHUIZEN (3A EN 3B), TOEGANGSBRUG met KEER- en KADEMUREN en BALUSTRADE (4), INRIJHEK (5), KOEPEL (6), TUINMUUR (7), WERKPLAATS/STAL (8).
De historische buitenplaats Oostermeer ligt aan de rivier de Amstel ten noorden van de dorpskern van Ouderkerk aan de Amstel. De naam is ontleend aan de ligging van de buitenplaats ten oosten van het Bankers- of Pancrasmeer, dat in het midden van de 19de eeuw drooggelegd werd.
De geschiedenis van de buitenplaats gaat tenminste terug tot 1722. In dat jaar kocht de Amsterdamse weduwe Josina Spruijt "eene hofstede met sijn heerschaps huijsinge en verder getimmerte daarop staande, mitsgaders plantagie en landerijen daaraan gelegen en behoorende, genaamt Oostermeer". De buitenplaats werd gesticht vanuit een boerderij met de naam Oostermeer, maar of er op het moment van de aankoop door Spruijt al een herenhuis aanwezig was, is niet duidelijk. Na Spruijt's overlijden in 1727 gaat het landgoed naar haar zoon Willem Bus. Deze liet het huidige huis Oostermeer en de flankerende bouwhuizen optrekken en was verantwoordelijk voor de aanleg van een grootse formele tuin achter het huis. Het blokvormige bakstenen huis met meerzijdige uitbouw aan de achterzijde werd opgetrokken in Lodewijk XIV-stijl. De tuin was aangelegd volgens dezelfde ontwerpprincipes en gedecoreerd met "superbe fraaye albasterde en anderen beelden, beneffens de verderen tuynsiradien". De ontwerper van de tuin is niet bekend. Volgens een veilingbericht uit 1757 waren de beelden in de tuin vrijwel allemaal van de hand van Ignatius van Logteren en diens zoon Jan. Op basis van deze wetenschap en stilistische kenmerken van de ontwerpen in aanmerking genomen, worden tegenwoordig ook het hoofdgebouw (in- en exterieur) en het entreehek met pijlers aan vader en zoon Van Logteren toegeschreven.
Na het overlijden van Bus in 1757 werd de buitenplaats publiek geveild. Het veilingbericht spreekt van "eene hoffstede genaamt Oostermeer met deszelfs heerenhuysinge, stallinge en tuynmanswooninge, met deszelfs bepooting, beplanting en verdere getimmerte daaropstaande, mitsgaders eene boerewoning en annexe landerijen, ...". Voor 26.000 gulden werd Nicolaas Freher de nieuwe eigenaar. Uit de separaat geveilde boedel kocht Freher alleen een beeldengroepje van drie cupido's met visornamenten in de karperkom, gehakt uit één stuk Bentheimersteen, 'voor f 600,- dat wel drie maal so veel waart was'. De overige beelden en tuinsieraden nam hij niet over. In Freher's tijd (1757-1807) zou de nog bestaande theekoepel zijn opgetrokken en kwam er een aanlegsteiger met botenhuis aan de Amstel. Toen Freher in 1785 overleed kocht zijn tweede echtgenote Susanna Catharina van Castricum de buitenplaats (1785-1799). In de koopakte werd de volgende uitgebreide omschrijving opgenomen: 'Een hoffsteede genaamt Oostermeer met deszelfs heerenhuyzinge, stallingen, thuynmanswooningen en annexis [...] met deszelfs bepoting en beplanting, coupel en verdere getimmertens daaropstaande; voorts al hetgeen daarop aard en nagelvast is, als ook de steiger en schuytenhuis aan den Amstel; mitsgaders twee kampen weiland, geleegen agter de plaats en nog een strook weiland ter zijde benoorden de plaats; weiders alle de vaste krebben broeijleszenaars en glazen raamen, zo tot de leszenaars als tot de vaste kasten behoorende, alle de tuyncieraden, thuyn- en thuynmans gereedschappen, alle de hoenders, eenden, duyven en pauwen.' De vermelding van koepel, steiger en schuitenhuis in deze omschrijving heeft er mogelijk toe geleid dat de bouw ervan door Freher zou zijn geïnitieerd. In het veilingbericht uit 1757 komen ze niet voor. Na Van Castricum was haar stiefzoon Matheus nog enkele jaren eigenaar (1799-1807).
In 1807 werd Oostermeer door de erfgenamen van Matheus Freher publiek geveild. Eigenaar werd de Amsterdamse wijnhandelaar Jan Gerard Kruimel. Kruimel gaf de buitenplaats meteen een grondige opknapbeurt, zo blijkt uit rekeningen van timmerman, loodgieter, leidekker, schilder, metselaar en glazenmaker gedateerd in 1808 en 1809. Een vermoedelijk later gedateerde rekening voor "verfraaiing en aanleg van 't plantsoen" bedroeg zelfs 1490 gulden (de gehele buitenplaats had 9800 gulden gekost). Na Kruimels overlijden in 1827 luidt de omschrijving in het taxatierapport als volgt: "eene zeer aangenaame en welgelegen hofstede met extra kapitaale en extra weldoortimmerde heerenhuisinge, en extra hegte, sterke en weldoortimmerde tuinmanswoninge, koetshuis, paardestallen, koepel, menagerie, schuuren, broeyery en verdere getimmerten; met boomgaarden, Engelsche plantsoenen, vischvijvers, moestuinen, laanen met hoog opgaand geboomte en houtgewas." De buitenplaats kwam in handen van vijf van de elf kinderen van Kruimel, vier dochters en een zoon. Vanaf 1860 tot haar dood in 1867 was Adriana Cornelia Kruimel de enige (overgebleven) eigenaresse. Van haar hand zijn twee aquarellen van Oostermeer uit 1812 overgeleverd. Ze liet bij haar dood Oostermeer na aan de zoon van haar broer, Joan Gerard Kruimel, die sinds 1861 burgemeester was van de gemeente Ouder-Amstel.
Joan Gerard Kruimel woonde tot zijn dood in 1900 op Oostermeer. Na zijn overlijden werd de buitenplaats publiek geveild. Jan Hendrik Marlof was gedurende heel korte tijd de nieuwe eigenaar. Al in 1901 deed deze Oostermeer over aan de Amsterdamse ingenieur Adriaan Cornelis Maria van Etten. Van Etten zou de buitenplaats in eigendom hebben tot 1918. Hij schakelde in 1902 Leonard Springer in voor vernieuwing van het park.
Van 1918 tot 1930 was assuradeur Gerrit van der Aa eigenaar van Oostermeer. Hij gaf, kort nadat hij de buitenplaats had verworven, opdracht aan D.F. Tersteeg om de tuin- en parkaanleg te renoveren. Uitgangspunt van Tersteeg was de destijds aanwezige situatie van een formele tuin omsloten door meer landschappelijk ingerichte tuindelen. Zijn ontwerp voorzag in een uitbreiding van de 18de eeuwse structuur van formele lanen en waterpartijen met nieuwe lengte- en dwarsassen en in de toevoeging van elementen uit de destijds modieuze nieuwe architectonische tuinstijl. Sindsdien hebben, behoudens enkele veranderingen in de uithoeken van de buitenplaats, geen grote wijzigingen meer plaats gevonden, zodat het aanzien van tuin en park in de huidige vorm voor een groot deel in de periode Tersteeg tot stand is gekomen.
In 1930 kwam de buitenplaats in handen van de kunsthandelaar Jacques Goudstikker. Hij woonde er tot aan zijn vlucht naar het buitenland in 1940. Als joods bezit werd Oostermeer geconfisqueerd door de Duitse bezetter. Er werd een hoofdkwartier voor generaals van de Luftwaffe in gehuisvest (1940-1945).
Vanaf 1945 was de buitenplaats enkele jaren onbewoond, tot er zich in 1951 een koper aandiende in de vorm van het Pensioenfonds Nationale Handelsbank. Dit fonds gaf C.P. Broerse in 1951 opdracht tot restauratie en uitbreiding van de tuin- en parkaanleg. Zo werd het gebied ten noorden van het oorspronkelijke park, dat tot op dat moment in gebruik was als weidegebied, omgevormd tot parkbos, waarin drie tennisbanen en een speelweide werden aangelegd voor het personeel en hun kinderen. De toegang tot dit deel van de aanleg verloopt via een ophaalbrug ten noorden van het terrein. Ook links van het huis werd een tennisbaan gerealiseerd.
In 1962 kwam Oostermeer in handen van Koen E. J. Oberman. Sinds zijn overlijden in 2000 wordt Oostermeer bewoond door zijn echtgenote. In de zuidoosthoek van het buitenplaatsterrein is een nieuw huis gebouwd. Dit deel valt buiten de beschermde buitenplaats.
Op de bij de omschrijving behorende kaart is de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de onderdelen aangegeven.
Waardering
De HISTORISCHE BUITENPLAATS OOSTERMEER is van algemeen cultuur-, architectuur-, en tuinhistorisch belang:
- vanwege de ouderdom;
- vanwege de gaaf bewaarde architectonische vormgeving van het hoofdgebouw, die van hoge kwaliteit is en wordt toegeschreven aan Ignatius en Jan van Logteren;
- vanwege de gaaf bewaarde interieurafwerking van het hoofdgebouw, in hoofdzaak daterend uit de bouwtijd, die van hoge kwaliteit is en wordt toegeschreven aan Ignatius en Jan van Logteren;
- vanwege de gaaf bewaarde 18de eeuwse aanleg van het voorplein met formele lindebeplanting, bouwhuizen, toegangsbrug met kade- en keermuren en monumentaal inrijhek;
- vanwege de ontwikkelingsgeschiedenis van de tuin- en parkaanleg, waarin naast de barokke 18de eeuwse structuur, onder meer de inbreng van de bekende tuinarchitecten Leonard Springer, D.F. Tersteeg en C.P. Broerse te herkennen is;
- vanwege de bewaard gebleven, deels ommuurde moestuin met koude bakken en een kas, die teruggaat op de oorspronkelijke 18de eeuwse aanleg en in latere fasen steeds werd gemoderniseerd;
- vanwege de gaaf bewaarde koepel als kenmerkend onderdeel van de buitenplaats;
- vanwege de samenhang en architectonische kwaliteit van de verschillende onderdelen.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Landhuis | Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Amsteldijk Noord | 37 | – | 1184 TD | Amstelveen | – | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | W | 1062 | – | Amstelveen |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1728 | 1728 | – | vervaardiging |