531977, Werkendam
Cluster 82.
Inleiding
FORTAANLEG BESTAANDE UIT FORTEILAND MET (RESTEN VAN) AARDWERKEN, NATTE GRACHT MET BUITENOEVERS WAAROP RESTEN ONDERHOUDSPAD EN TOEGANGSWEG EN DOOR GRENSPALEN AANGEDUIDE ZONE VAN DE MILITAIRE LANDSGROND als basale onderdelen van het Complex Fort bij het Steurgat. Forten werden gewoonlijk geconstrueerd op basis van vooraf aangebrachte aardlichamen die als een fundering fungeerden en wegzakken in (een natte en slappe) bodem moesten voorkomen. Bij de bouw van de forten is, behalve dit gewoonlijk al tactisch 'voorgevormde' aardlichaam - dat op zichzelf reeds een weerbare rol kon vervullen - ook nog een specifieke aanleg gerealiseerd die bedoeld was om de defensieve kracht te vergroten, de veiligheid van de bezetting te waarborgen en intern en extern transport en verkeer te vergemakkelijken. Zo ontstonden er onder meer aarden dekkingen voor verschillende bouwwerken, om ze minder kwetsbaar te maken voor inslagen van vijandelijk vuur, aarden wallen die de bebouwing en open terreinen dekten en de contouren bepaalden en bestrate paden en appelplaatsen. Forten werden gewoonlijk omgeven door een of meer natte of droge grachten om eventuele nadering van de omwalling of het fortterrein tot het laatst toe te belemmeren. Forten waren meestal slechts te bereiken via een of meerdere bruggen of via een smalle landengte. Waar om waterstaatkundige of andere redenen een permanente directe verbinding tussen binnen- en buitengebied bestond, was deze zodanig uitgevoerd dat hij niet of slechts met de grootste moeite te passeren was. Langs de buitenzijde van de grachten lag vaak een weg of pad, dat zowel in de vorm van een gedekte weg kon zijn aangelegd, maar ook wel gelijk met, of zelfs boven maaiveldniveau. Deze wegen of paden konden verschillende functies hebben, uiteenlopend van openbare weg tot onderhoudspad, en ook van militaire gedekte weg tot exclusieve toegangsweg naar het fort. Buiten de natte gracht bevindt zich bovendien vaak een (van oudsher en nog ten dele) met grenspalen als zodanig aangemerkte zone waarover het Ministerie van Oorlog zeggenschap had, de Militaire Landsgrond. Het Fort bij het Steurgat vormde geen uitzondering op dit algemene beeld, maar het was een fort dat in solitaire positie lag en bovendien in niet inundeerbaar gebied en dat daardoor toch relatief kwetsbaar was. Het Fort bij het Steurgat was toegankelijk aan de noordwestzijde via een deels uitneembare, ijzeren brug over de gracht, maar deze is later vervangen door een dam. Rond het jaar 2000 is in hout een globale replica van de brug gebouwd, die niet onder de bescherming valt
De wallen zijn - vermoedelijk al voor de oorlog - ten dele geëffend, maar vooral in het noordelijk deel - in meer recente tijd en in vereenvoudigde vorm - hersteld en in het westelijk deel gereconstrueerd. In het zuidelijk deel heeft op basis van een vereenvoudigde vorm herinrichting plaatsgevonden via enkele door aarde gedekte wooneenheden (zgn. walwoningen; niet beschermd) en via in stijl van de bestaande fortbebouwing aan het complex toegevoegde, eveneens met aarde gedekte garageboxen (niet beschermd). Alle herstelde, gereconstrueerde en nieuw aangebrachte aardwerken en de situering en vorm van de appartementen doen herinneren aan de vroegere omsluiting van het fortterrein. Hiernaast is het voormalige terreplein deels ingericht met enige nieuw functies, waaronder (met aarde gedekte) parkeerruimten. De aarddekking van de twee grote bouwwerken is ten dele verwijderd om meer inhoud aan de gebouwen te geven. In het geval van de kazerne betekende dit de toevoeging van een extra bouwlaag ter plaatse van de oorspronkelijk meters dikke aardlaag, terwijl aan de frontzijde de oorspronkelijke aarddekking werd ingevuld door glazen gevels die de vorm van de dekking 'weerspiegelen'. De gevels aan de keelzijden zijn gehandhaafd, Bovenop de kazerne is geen aarden, maar een functionele (betonnen) dekking toegepast. Bij de remise is een - deels uit ander materiaal samengestelde - 'quasi-aarden' dekking aangebracht. Dit laatste geldt eveneens voor enige appartementen die in de taluds van de zuidelijke buitenwal zijn gebouwd. De appartementen en een aantal garageboxen in dit bouwwerk zijn aan de binnenzijde in de stijl van het fort opgetrokken door ze van een gevel met getoogde bogen te voorzien. De op diverse locaties binnen de walstructuur liggende aardwerken behoren niet tot de oorspronkelijke aanleg. Aan de zuidzijde hebben de appartementen in hoofdzaak glazen gevels en zijn bakstenen keermuren opgetrokken. Een betonnen coupure met schotbalksponningen in de wal (nabij de huidige toegangsbrug) behoort niet tot de oorspronkelijke aanleg, maar is mogelijk een verplaatst element uit de vooroorlogse jaren. De nieuwe toevoegingen aan het werk - in het bijzonder de gebouwde elementen in de zuidelijke vestingwal (de walwoningen en garageboxen e.d.) - vallen niet onder de bescherming.
Omschrijving
FORTAANLEG BESTAANDE UIT FORTEILAND MET (RESTEN VAN) AARDWERKEN, NATTE GRACHT MET BUITENOEVERS WAAROP RESTEN ONDERHOUDSPAD EN TOEGANGSWEG EN DOOR GRENSPALEN AANGEDUIDE ZONE VAN DE MILITAIRE LANDSGROND van het Complex Fort bij het Steurgat. De aanleg van het fort dateert uit de periode 1881-1882. Het forteiland is vijfzijdig en iets asymmetrisch. Van de voorheen rondgaande wallen zijn de beide noordelijke flanken in hoofdzaak bewaard in de toestand van het fort omstreeks 1945 en in het westelijk deel hersteld.
Centraal ligt een groot bomvrij bouwwerk dat als onderkomen voor manschappen en materieel diende, de kazerne. Een tweede bomvrij gebouw ligt aan de zuidwestzijde of frontzijde van de kazerne met de gevel aan de keelzijde - richting kazerne. De vijfzijdige gracht van het Fort bij het Steurgat is compleet aanwezig en vormt een ruime omkadering van de aanleg van het werk. Gedeeltelijk langs en rond de gracht liggen respectievelijk de toegangsweg en een nog enigszins herkenbaar onderhoudspad, dat zich iets boven het maaiveldniveau bevindt, alsmede een boomsingel. De oorspronkelijk met grenspalen (vermoedelijk niet bewaard) als zodanig aangemerkte zone waarover het Ministerie van Oorlog zeggenschap had, de Militaire Landsgrond, is op de bij dit besluit behorende kaart aangeduid.
Waardering
De FORTAANLEG BESTAANDE UIT FORTEILAND MET (RESTEN VAN) AARDWERKEN, NATTE GRACHT MET BUITENOEVERS EN HIEROP RESTEN ONDERHOUDSPAD EN DOOR GRENSPALEN AANGEDUIDE ZONE VAN DE MILITAIRE LANDSGROND van het Fort bij het Steurgat zijn van algemeen belang vanwege:
* Cultuurhistorische waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zoals deze is ontworpen door C.R.T. Kraijenhoff en in eerste aanleg vanaf 1815 door hem, Jan Blanken en majoor-ingenieur Willem Offerhaus is gerealiseerd en daarna door anderen gedurende meer dan 125 jaar is versterkt en verbeterd.
* Architectuurhistorische waarden in het bijzonder als uiting van de militair-strategische bouwkunde, die gebaseerd is op: a. het systeem van inundatie en accesverdediging (19de eeuw), b. de wedloop met de zich versterkende offensieve middelen (19de eeuw).
Het onderdeel is een voorbeeld van een aarden aanleg uit de periode 1881-1882, met resten van wallen, omgrachting, toegangs- en omleidingswegen en een van oudsher door middel van grenspalen aangeduide militaire zone; het bevat relicten van aarden dekkingen van bouwwerken met verschillende functies.
* Ensemblewaarde en situationele waarden door de ligging binnen het systeem van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in het algemeen, door de uitzonderlijke, solitaire en niet door inundeerbare gronden beveiligde positie en door de herkenbare relatie met het schootsveld.
* Het onderdeel is representatief omdat het een schaars voorbeeld is van een solitair gelegen fort dat diende als accesverdediging aan de (westelijke) toegang van de (Nieuwe) Merwede en aan het Steurgat en dat tevens deel uitmaakte van de voorverdediging van Gorinchem.
* Het onderdeel is matig bewaard omdat het grondplan, de gracht, de toegangsweg en het onderhoudspad grotendeels bewaard zijn gebleven, maar de dekkingen zijn verwijderd en de wallen en de aanaardingen deels zijn geëffend.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Cluster 82. Complexomschrijving.
Inleiding
De Nieuwe Hollandse Waterlinie vormde van 1815 tot februari 1940 de hoofddefensielinie van het Koninkrijk der Nederlanden. De 85 kilometer lange verdedigingslinie die is gebaseerd op een uitgestrekte waterbarrière gesteund door militaire versterkingen, strekte zich uit van de Zuiderzee bij Muiden tot aan de Biesbosch bij Werkendam. De breedte varieerde van slechts enkele honderden meters ten oosten van Utrecht, tot 7,5 km en zelfs meer dan 10 km in de Vijfheerenlanden. Het typisch Hollandse defensiesysteem van inundaties was de verbeterde voortzetting van de eens zo succesvolle (oude) Hollandse Waterlinie uit 1672. Het concept voor een waterlinie dateert al uit 1589, toen prins Maurits opdracht kreeg van de Staten van Utrecht en Holland om te onderzoeken hoe de jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op een zo efficiënt mogelijke manier kon worden verdedigd. Door een optimaal gebruik van de geografische omstandigheden kon een bijzondere verdedigingslinie worden aangelegd. Daar waar hoog Nederland overgaat in het laag gelegen poldergebied is het tamelijk eenvoudig om land onder water te zetten met behulp van sluizen of het doorsteken van dijken. Aan de tastbare onderdelen van deze voornamelijk 'papieren tijger' werd eeuwenlang gesleuteld. Na WOII speelde de Nieuwe Hollandse Waterlinie geen rol van betekenis meer in de hoofddefensie. En in 1951 werden veel onderdelen van de Linie gedeclassificeerd, waarmee de opheffing van de Linie als zodanig een feit was.
Een verbeterde Waterlinie
De grond- en waterslag voor een verbeterde nieuwe Hollandse Waterlinie werd gelegd in de Franse tijd in 1796/97 door de directeur der Hollandse Fortificatiën C.R.T. Kraijenhoff. In zijn Memorie betreffende de eerste of capitale Waterlinie beschrijft Kraijenhoff gedetailleerd hoe de (oude) Hollandse Waterlinie er toen voorstond en geeft hij aan hoe deze Linie verbeterd zou moeten worden. Tevens bepleit hij een oostwaartse verlegging van de Linie om de stad Utrecht binnen de Linie te brengen, beschermd door een aaneenschakeling van voorposten. Niet alleen omdat Utrecht een belangrijke garnizoensstad was, maar vooral om te voorkomen dat de vijand de waterhindernis zou kunnen aftappen. De aanbevelingen die hij deed vormden het concept voor wat later de Nieuwe Hollandse Waterlinie gaat worden. In 1811 werden de plannen zelfs door Keizer Napoleon goedgekeurd: La ligne de Naarden à Gorcum doit donc être considérée comme la vraie ligne de l'Empire. Mede vanwege militaire en politieke ontwikkelingen werd het plan echter niet verder uitgewerkt. Na het vertrek van de Fransen, bij de aanloop tot het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden in het najaar van 1814, diende Kraijenhoff opnieuw een nota in, waarin zijn voorstellen uit 1796 en 1811 waren geactualiseerd. Daarop besloot Koning Willem I in het voorjaar van 1815 tot de aanleg van een nieuwe Waterlinie, toen nog 'Utrechtse Linie' genoemd. De militaire en waterstaatkundige werken voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie zouden het grootste en duurste infrastructurele project worden dat ooit in Nederland is uitgevoerd.
Bouwen aan een perfect systeem
Evenals de 'Oude' Hollandse Waterlinie steunde de 'Nieuwe' op uitgebreide - maar nu beter beheersbare - inundaties, waarbij forten en batterijen de inlaatpunten (sluizen) beschermden en de niet te inunderen terreinstroken en andere accessen afsloten. Samen met de waterbouwkundige Jan Blanken, inspecteur-generaal van Waterstaat, ontwikkelde Kraijenhoff als inspecteur-generaal der Fortificaties (1814-1826) de 'natte' plannen voor de Nieuwe Waterlinie en werd opdracht gegeven aan majoor-ingenieur Willem Offerhaus voor de bouw van een fortenkring om Utrecht. Tot aan Nieuwersluis werd het tracé van de (oude) Hollandse Waterlinie langs de Vecht aangehouden. Vanaf Nieuwersluis volgde de nieuwe linie de Vecht, tot enkele kilometers ten noorden van Utrecht. Daar moest de linie oostelijk om de stad heen buigen, om vervolgens langs de Vaartse Rijn verder te gaan tot aan de sluizen van Vreeswijk aan de Lek. Voorts sloot de nieuwe Waterlinie aan op het zuidelijke tracé dat in 1787 was verplaatst naar de Diefdijk en de Linge. Er dienden vijf zogenaamde 'inundatiekommen' te komen met op de accessen permanente verdedigingswerken. Op een zestal cruciale plekken werden door Blanken ontworpen waaiersluizen gebouwd. Deze sluizen, die zelfs tegen hoog water in geopend konden worden, waren ideaal voor militaire inundaties. De inrichting van een optimaal inundatiestelsel en de aanleg van de onmisbare permanente verdedigingswerken duurden, met onderbrekingen, van 1815 tot 1886. Dat de realisatie van de nieuwe Waterlinie zoveel tijd kostte, had alles te maken met de (internationale) politieke en militair-technische ontwikkelingen en de ingrijpende infrastructurele en waterstaatkundige veranderingen gedurende de negentiende eeuw. We kunnen in die eeuw een viertal bouwperioden onderscheiden. In de eerste fase van 1815-1826 werden de versterkingen rondom Utrecht gerealiseerd. Vervolgens bouwde de Dienst der Fortificatiën van 1841 tot 1864 de torenforten bij de rivieraccessen en tussen 1867-1872 vonden overal in de Linie verbeteringen plaats. Ten slotte werden tussen 1871 en 1886 de laatste forten van de Linie gebouwd. In de twintigste eeuw veranderden de militaire tactieken drastisch en werden veldversterkingen tussen de forten aangelegd met diverse werken van gewapend beton.
Bouwfasen in de negentiende eeuw
Gedurende de eerste bouwfase werd tussen 1816 en 1826 op de kwetsbare accessen rondom Utrecht een vijftal forten gebouwd. De eenvoudige werken bestonden uit aarden omwallingen, die precies in het hart van de te beveiligen weg of kade waren gelegen. De forten werden omgeven door een gracht en op de hoofdwal was de opstelplaats voor het geschut. De vorm en de omvang van de forten werden bepaald door de breedte van het acces en de ligging van de inundatiemiddelen. Op de hoog gelegen - en dus niet te inunderen - Houtense Vlakte werden vier lunetten gebouwd. Deze V-vormige versterkingen werden voorzien van zware bakstenen bekledingsmuren. Ten zuiden van Utrecht bouwde men ter bescherming van de inundatiesluizen forten bij Jutphaas, Vreeswijk en Culemborg. De volgende bouwfase diende zich aan nadat Nederland in 1839 België als onafhankelijke staat had erkend. Reorganisatie en vernieuwing van het verdedigingsstelsel waren nodig. Koning Willem II besloot tot een geconcentreerde verdediging, met de Nieuwe Hollandse Waterlinie als hoofddefensielinie. De vestingen en linies aan de landsgrenzen dienden om een eventuele vijandelijke opmars te vertragen, zodat de inundaties van Waterlinie tijdig konden worden gerealiseerd. De tweede actieve bouwperiode van de waterlinie duurde van 1841 tot 1864 en vond plaats, ondanks ingrijpende bezuinigingen op defensie (de omvang van het leger werd gehalveerd). Onder leiding van genieofficier Merkes van Gendt werden op de dijkaccessen langs de rivieren torenforten gebouwd. Bij de rivieraccessen van de Vecht, Lek, Linge en Waal verrezen ronde bakstenen torenforten. In diezelfde periode kregen veel kleinere werken van de linie 'bomvrije' gebouwen o.a. in de vorm van vierkante wachthuizen binnen de redoutes. Met de Napoleontische term 'bomvrij' (à l'epreuve de bombe) bedoelde men dat ze bestand waren tegen contemporain geschut. Het waren veelal wachthuizen met zware, gemetselde muren. Enige versterkingen op de dijkaccessen in het Vechtplassengebied, die nog uit de Franse tijd dateerden, werden vervangen door eenvoudige forten of redoutes. In 1853 werd de Kringenwet ingevoerd die bepaalde dat er binnen cirkel van 1000 meter van de forten beperkte bouw- en beplantingsvoorschriften golden i.v.m. een vrij schootsveld. Binnen deze kringen vinden we dan ook soms houten bebouwing. In 1951 werd de Kringenwet opgeschort en in 1963 ingetrokken. Omstreeks 1864 leek de Nieuwe Hollandse Waterlinie min of meer voltooid. Maar ontwikkelingen voor en tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870 brachten talloze tekortkomingen aan het licht, zowel op bouwkundig en wapentechnisch, als op tactisch gebied. Kolonel Kromhout kreeg de taak om de organisatie van de Waterlinie beter te structureren. Er waren veel te weinig bomvrije onderkomens voor manschappen en bomvrije magazijnen voor munitie. Bovendien bleken de zware muren van de hoge torenforten lang niet zo 'bomvrij' als ze heetten te zijn. Maar ook de nieuwe en de verbeterde 'bomvrije' forten bleken kort na oplevering alweer verouderd. In de daaropvolgende jaren werden de kwetsbare torens daarom beveiligd. Om de torens tegen directe treffers te beschermen, werd een zogenaamde 'contrescarp' aangebracht, een halfrondgaande aanaarding van een dik kleipakket of een gemetselde en aangeaarde galerij die los stond van de toren en daar in een ruime halve cirkelvorm omheen lag. Ook veel andere bomvrije wachthuizen kregen een stevige aarden dekking. De derde bouwperiode (1867- ca. 1872) volgde o.a. na de uitvindingen van geschut met een getrokken loop (ca. 1860). Dit ver dragende en nauwkeuriger geschut maakte duidelijk dat de werken in de Waterlinie toch zeer kwetsbaar waren. De forten misten dekkingsmogelijkheden voor manschappen en materieel. Er was behoefte aan bomvrije remises voor geschut en bomvrije kazernes voor de manschappen. Bovendien dienden de wallen te worden verzwaard. Door de toegenomen reikwijdte van de projectielen moesten de steden Naarden en Utrecht, die in de frontlinie kwamen te liggen, op grotere afstand worden verdedigd. Daarom werden vooruitgeschoven posten aangelegd. Het centraal gelegen Utrecht was al een kruispunt van wegen, maar werd sinds de jaren '60 ook een knooppunt van een nieuwe vorm van infrastructuur: de spoorwegen. De ring van zes oudere forten die Utrecht beschermde, lag ten opzichte van de mogelijke posities van vijandelijk geschut te dicht bij de stad. Daarom werd nog verder oostwaarts van de Domstad een tweede, vooruitgeschoven fortenkring aangelegd. Verder vonden langs de Lek verbeteringen plaats voor mogelijke onderwaterzettingen rond Utrecht: er kwam een nieuwe inlaatsluis bij Wijk bij Duurstede en er vonden verbeteringen plaats bij Honswijk. Begin jaren '70 realiseerde de regering zich dat het Nederlandse defensieapparaat de afgelopen dertig jaar sterk onder de bezuinigingen had geleden. Daarom diende de Minister van Oorlog de Vestingwet van 1874 in. Deze kende o.a. prioriteit toe aan de verbetering en vernieuwing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als hoeksteen van de Nederlandse verdediging. Binnen acht jaar moesten nieuwe werkzaamheden voor de hoofdverdedigingslinie worden verwezenlijkt (ruim 10 miljoen gulden). Daarmee ging men de vierde bouwperiode (ca. 1871-1886) in, die in feite een voortzetting was van de derde, maar op andere gronden. De Waterlinie was nog maar amper ingericht volgens de laatste eisen van een grote defensieve kracht, of in 1885 werd de brisantgranaat ingevoerd. Tegen dit explosieve projectiel was geen fort bestand. L'histoire se repète: op slag waren de forten van de gemoderniseerde Waterlinie weer verouderd en dus onbruikbaar. De geschiedenis van de vestingbouw leert dat de ontwikkelingen van de verdedigingsmethoden voortdurend achterlopen op die van de aanvalswapens. De forten bleken niet meer geschikt als opstellingsplaats voor vestinggeschut. Om trefkans te voorkomen, moesten manschappen en geschut worden gespreid in het linielandschap. De forten vervulden nog wel een rol als stormvrij infanteriesteunpunt. Sindsdien speelde 'maskering'(camouflage) door beplantingen op en bij de forten een rol. In deze periode werden op veel forten, behalve fortwachterswoningen, ook houten genie- en artillerieloodsen gebouwd om het materieel in vredestijd vochtvrij te stallen. Ondertussen vond toch op grote schaal nieuwbouw plaats in de Waterlinie. Van noord tot zuid verrezen nieuwe forten en batterijen in de Linie om een aaneengesloten 'snoer' van steunpunten op bepaalde afstand van elkaar te realiseren. Daarna kwam de fortenbouw tot stilstand. Het nut en de kracht van de kostenverslindende en snel verouderende forten van de Waterlinie stonden aan het eind van de negentiende eeuw ter discussie. Het accent werd van de zogenaamde 'dode weermiddelen' verlegd naar de levende, mobiele strijdkrachten die verspreid in veldversterkingen in de Linie zouden moeten opereren om een stormaanval met de nieuwste wapens te weerstaan.
WOI en WOII
Tijdens de mobilisaties van WOI en WOII werd een groot aantal veldversterkingen voor artillerie, infanterie en munitieopslag aangelegd. Loopgravenstelsels, groepsnesten, prikkeldraadversperringen, gevechtswagenversperringen en tankgrachten bepaalden het gezicht van de jongste Waterlinie. Ook bouwde men honderden betonnen groepsschuilplaatsen en vele mitrailleurkazematten tussen de forten in het linielandschap. Op en bij de forten verschenen de moderne golfplaten Nissen-hutten en Romney-loodsen voor diverse doeleinden.
Inleiding complex
Het FORT BIJ HET STEURGAT werd gebouwd in de jaren 1881-1882 en het dankt zijn naam aan de ligging in de nabijheid van de monding van het Steurgat in de Merwede. Het Steurgat is een getijdenkreek aan de oostzijde van de Biesbosch. Bij de eerste aanleg van het Fort bij het Steurgat is een omgracht, niet geheel symmetrisch, vijfhoekig aardwerk ontstaan, dat vervolgens is aangevuld met enige bomvrije bouwwerken, waaronder een de nog bestaande grote kazerne en een middelgrote remise. (Of andere, veel kleinere, op oude kaarten voorkomende bouwwerken zijn uitgevoerd, is niet onderzocht). Het fort werd aangelegd in een solitaire positie in een niet inundeerbaar terrein en het was het meest westelijke fort binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het fort maakte deel uit van de voorverdediging van de belangrijke vesting- en garnizoensstad Gorinchem en het sloot, naast de (westelijke) toegang tot de (Nieuwe) Merwede en het Steurgat, ook het landacces via de Bandijk af. De frontzijde is daarom naar het zuidwesten gericht, terwijl de keelzijde en de toegang tot het fort aan de noord(oost)zijde liggen. Nadat het fort werd afgestaan door het Ministerie van Defensie, werd het eigendom van Rijkswaterstaat. In meer recente tijd is het in particuliere handen geraakt, waarna het omstreeks het jaar 2000 ten dele is heringericht en er een privaat terrein met 11 wooneenheden tot stand is gebracht. Hierbij zijn de oorspronkelijk zichtbare gevels en de annexe gewelfde ruimten van de bomvrije bouwwerken gehandhaafd, maar zijn met name aan de frontzijden betonnen en glazen constructies in plaats van en bovenop metsel- en aardwerken aangebracht. Concreet betekent dit dat aan de oorspronkelijk met aarde gedekte frontzijden van beide grote gebouwen doorbraken hebben plaatsgevonden en dat er aan beide zijden ervan (symmetrische) uitbouwen tot stand zijn gebracht. Voor wat betreft het kazernegebouw geldt bovendien dat bovenop het bestaande metselwerk een moderne bouwlaag/woonlaag is gerealiseerd. Deze blijft aan de keelzijde buiten zicht en voegt zich ook overigens in hoofdzaak in het oorspronkelijk profiel van de aarddekking. Hiernaast zijn in de aarden wallen rond het fort gebouwde constructies opgenomen: woningen en garageboxen, die werden uitgevoerd in een aan de grote bouwwerken aangepaste trant. De wallen als zodanig zijn globale reconstructies van die welke voorkomen op de ontwerptekeningen van de jaren '80 van de 19de eeuw, maar die mogelijk al in een latere gebruiksfase van het fort meer of minder ingrijpend zijn gewijzigd. Aan de keelzijde tegenover de garageboxen in de wal zijn nog enkele andere aardgedekte boxen gebouwd. De eerder door een dam vervangen brug is op een andere locatie vervangen door een globale, houten replica van de oorspronkelijke. Een fortwachterswoning nabij de oorspronkelijke brug aan de noordzijde van het fort is gesloopt; in relatief recente tijd is ter plaatste een moderne woning opgetrokken. Een iets noordwestelijk hiervan gelegen, vermoedelijk vroeg-20ste eeuwse bakstenen loods is rond 2010 gerestaureerd. Driekwart van het schootsveld en de inundatiezone van het fort zijn nog tamelijk goed herkenbaar; omstreeks 2013 heeft echter een omlegging van de zuidelijke winterdijk van de Nieuwe Merwede plaatsgevonden die de visuele relatie met het vrije schootsveld aan de zuidzijde beperkt. In 2000 is het fort heringericht met woningen in zowel de kazerne en de remise als op de locatie van de aardwerken.
Ligging en relatie met andere complexen
Het Fort bij het Steurgat is aangelegd op een strategische plaats op de landtong tussen Nieuwe Merwede (noordwest) en het Steurgat (oost), waardoor beide potentiële natte accessen werden gedekt. Verder is het fort zodanig gesitueerd dat het een aantal (dijk)wegen beheerste, waaronder vooral het acces van de Bandijk (langs de Nieuwe Merwede). Het fort lag binnen niet inundeerbaar gebied en op geruime afstand van de andere forten in het Land van Altena en het werd van daaruit dan ook amper gedekt. In de aanloop tot de Tweede Wereldoorlog zijn in de nabijheid van het fort enige groepsschuilplaatsen en andere kleine betonnen werken gebouwd, die thans echter niet alle meer aanwezig zijn.
Omschrijving complex
Het ongeveer 1,5 ha beslaande fortcomplex FORT BIJ HET STEURGAT bestaat ruwweg uit restanten van een vijfhoekig aardlichaam, dat totaal is omgeven door een ruime, natte gracht en waarop onder meer enige bomvrije bouwwerken voorkomen. De grootste breedte (oost-west) is circa 160 m; de grootste diepte (noord-zuid) bedraagt circa 125 m. Direct buiten de natte gracht bevinden zich de buitenoevers, met hierop delen van een onderhoudspad. De ontsluiting van het fort geschiedt via een korte weg aan de noordwestzijde (de keelzijde), die uitkomt op de Bandijk. Het complex Fort bij het Steurgat omvat naast de aanleg, waarin de resten van de aardwerken, de natte gracht met buitenoevers en dergelijke, een stenen loods en belangrijke, gerestaureerde onderdelen van verschillende bomvrije gebouwen.
De bescherming van het complex Fort bij het Steurgat betreft de volgende complexonderdelen:
- FORTAANLEG BESTAANDE UIT FORTEILAND MET (RESTEN VAN) AARDWERKEN, NATTE GRACHT MET BUITENOEVERS WAAROP RESTEN ONDERHOUDSPAD EN TOEGANGSWEG EN DOOR GRENSPALEN AANGEDUIDE ZONE VAN DE MILITAIRE LANDSGROND
- BOMVRIJ GEBOUW / KAZERNE met POTERNE
- BOMVRIJ GEBOUW / REMISE / MUNITIEMAGAZIJN
- BAKSTENEN ARTILLERIELOODS
Waardering complex
Het complex FORT BIJ HET STEURGAT is van algemeen belang vanwege:
* Cultuurhistorische waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zoals deze is ontworpen door C.R.T. Kraijenhoff en in eerste aanleg vanaf 1815 door hem, Jan Blanken en majoor-ingenieur Willem Offerhaus is gerealiseerd en daarna door anderen gedurende meer dan 125 jaar is versterkt en verbeterd.
* Architectuurhistorische waarden, in het bijzonder als uiting van de militair-strategische bouwkunde, die gebaseerd is op: a. het systeem van inundatie en accesverdediging (19de eeuw), b. de wedloop met de zich versterkende offensieve middelen (19de eeuw).
Het betreft hier een complex dat in eerste aanleg een voorbeeld is van fort bestaande uit aardgedekte, uit metselwerk samengestelde bomvrije bouwwerken met aardwerken, gracht en militaire landsgrond, gesitueerd bij enkele accessen van water- en landwegen en daterend uit de periode 1881-1882.
* Krijgshistorische en systeemwaarden als onderdeel van een aaneengesloten militaire verdedigingslinie tussen de voormalige Zuiderzee en de Biesbosch. Deze bestond hoofdzakelijk uit een samenhangend systeem van inundatievelden en bijbehorende inundatiemiddelen en van schootsvelden. Dit systeem werd aangevuld met diverse, uit verschillende perioden daterende typen gebouwde of aangelegde (verdedigings)werken die dienden tot of bijdroegen aan afsluiting en verdediging van niet te inunderen terreinen of andere accessen.
* Ensemblewaarde en situationele waarden door de ligging binnen het systeem van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in het algemeen en in het bijzonder in de directe relatie tot de vestingstad Gorinchem en het acces van de (Nieuwe) Merwede. Tevens is er sprake van een goed herkenbare relatie met het schootsveld.
* Het complex is nog in redelijke mate representatief (karakteristiek) omdat, ondanks toegevoegde elementen, herinrichting en hergebruik, het fort nog verschillende fysieke onderdelen en kenmerken en omgevingsfactoren vertoont die destijds tot de bouw aanleiding gaven.
* Het complex is in redelijke mate bewaard omdat - ondanks toegevoegde elementen en gedeeltelijke herinrichting - qua structuur en fysiek voorkomen hoofdzaken van de toestand in de jaren '80 van de 19e eeuw aanwezig of herkenbaar zijn gebleven.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
– | Verdedigingswerken en militaire gebouwen | Fort, vesting en -onderdelen | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
– | – | – | – | Werkendam | Fort bij het Steurgat | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Verdedigingswerken en militaire gebouwen | Fort, vesting en -onderdelen | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
806 | AB | 817 | A1 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A10 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A11 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A2 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A3 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A4 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A5 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A6 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A7 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A8 | Werkendam |
806 | AB | 817 | A9 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A1 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A10 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A11 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A2 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A3 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A4 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A5 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A6 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A7 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A8 | Werkendam |
807 | AB | 817 | A9 | Werkendam |
– | AB | 807 | – | Werkendam |
– | AB | 1277 | – | Werkendam |
– | AB | 598 | – | Werkendam |
– | AB | 806 | – | Werkendam |
– | AB | 1279 | – | Werkendam |
– | AB | 599 | – | Werkendam |