Ned. Herv. kerk. Van oorsprong middeleeuwse zaalkerk van vijf traveeën met rondboogvensters, die in 1833 voor een groot deel werd vernieuwd, met een vroeg 16e-eeuwse westtoren en aan de oostzijde aangebouwde consistorie tegen puntgevel, het voormalige koor. Het huidige kerkgebouw kwam waarschijnlijk in het begin van de 16e eeuw tot stand en bestond toen uit een zaalkerk met smaller, rechtgesloten koor. Van dit gebouw resteren de schipkap, de (in 1833 beklampte) zuid- en noordmuur, alsmede de noord- en oostgevel van het koor met een ezelsrugboognis. In 1833 vond een ingrijpende vernieuwing plaats waarbij muren van schip en consistorie beklampt, respectievelijk vernieuwd zijn, de vensters in rondboogvensters werden gewijzigd en de kap van de consistorie is vervangen. De zuidkant van het schip is met gele baksteen beklampt, bij de noordkant gebruikte men secundair toegepaste, oude baksteen. In het interieur werd in 1833 een nieuw houten tongewelf gehangen aan de spanten en de sporen van de oude kap. Tegen de oostkant staat de preekstoel met dooptuin, tegen een schot aan de westkant van de kerk bevindt zich het orgel. Tot de inventaris behoren een zeshoekige, gebeeldhouwde preekstoel met klankbord uit 1686 (gedateerd in het ruggeschot), een koperen preekstoellezenaar zonder kader, bestaande uit bladwerk gerangschikt rond een middenmotief aan een draaibare arm met voluutranken (XVIId), een doophek met paneelwerk en gedraaide balusters en een ijzeren doopboog met koperen knoppen (XVIIB). Gesneden orgelkas met vleugelstukken in Lodewijk XIV-trant. Hierin een instrument van L. van Dam en Zonen uit 1896. Avondmaalszilver: een ovale schotel, twee ronde schotels en twee bekers uit 1800, een kan en twee offerbussen uit 1874. Doopbekken uit 1852. Kerk met inventaris van belang uit een oogpunt van architectuur- en cultuurhistorie.