Inleiding

STATIONSGEBOUW van de Dedemsvaartse Stoomtram Maatschappij gebouwd rond 1897, het jaar van de openstelling van het baanvak Lutten-Coevorden (als vervolg op het traject Hardenberg-Lutten uit 1886). Hiermee was de eerste spoorwegverbinding naar Coevorden een feit geworden. Het aantal spoorwegverbindingen zou nog toenemen met de spoorwegverbinding Zwolle-Coevorden-Stadskanaal van de NOLS, de NV Noord-Ooster Lokaal Spoorweg (1905), de verbinding met Duitsland via de Bentheimer Eisenbahn (1910) en de tramlijn Coevorden-Assen van de Eerste Drentsche Stoomtram Mij (1918). Coevorden werd zodoende een knooppunt van spoorwegen. Van alle spoorwegen resteren alleen nog de verbindingen naar Zwolle-Emmen en de verbinding naar Bentheim. Het ambachtelijk-functioneel vormgegeven stationsgebouw van de D.S.M. kan gezien worden als representant van deze ontwikkelingen. De dakkapel van de woning van de stationschef dateert van 1936. Na het wegvallen van de oorspronkelijke functie, werd het gebouw in 1966 nog aangepast aan de functie van gemeentelijke werkplaats. Inmiddels is ook die functie weer verleden tijd.

Omschrijving.

Stationsgebouw bestaande uit een langgerekt bouwlichaam met in het midden een vooruitspringend gedeelte. Het in baksteen opgetrokken station heeft een bouwlaag en wordt gedekt door een zadeldak met dwarskap; dakkapel; schoorsteen (oorspronkelijk vier); eenvoudig geprofileerde windveren en goten met overstek, de laatste ondervangen door opengewerkte houten klossen. De gevels worden geleed door een gepleisterde plint, speklagen, vensters (met name door zes-ruits schuiframen) en enkele deuren met twee-ruits bovenlicht; boven de vensters en deuren een ontlastingsboog met in het boogveld eenvoudig siermetselwerk. De westelijke topgevel heeft een bepleistering (vermoedelijk van latere datum).

Waardering

Het stationsgebouw is van cultuurhistorisch belang vanwege de specifieke infrastructurele ontwikkeling die Coevorden heeft doorgemaakt. Het is van architectuurhistorisch belang vanwege de specifieke vormgeving, van stedebouwkundig belang vanwege de beeldbepalende ligging.